Catfight. Trump en Erdogan, autoritaire types verdienen elkaar.

Wat een genoegen om twee van de meest onplezierige autocraten van de westerse wereld (ik beperk me) elkaar de kop te zien inslaan.

Psycho Trump tegen proto-dictator Erdogan. Leuk. Erdogans schoonzoon stuntelde door een poging om de financiële wereld ervan te verzekeren dat ze de zaak onder controle hadden. Niemand geloofde hem. Erdogans aanhang begint de pijn te voelen maar net als bij de Trump fans is het blijkbaar moeilijk te erkennen dat je een foute, hele foute man op de machtigste positie hebt gezet en de grondregels van democratie de nek hebt omgedraaid.

Trump wil zijn dominee terug, maar maakt zich niet druk over de tienduizenden politieke gevangenen in Turkije, Erdogan gebruikte de coup in 2016 om zijn regiem te vestigen, nu doet hij net of de wereld tegen hem samenspant. Ze verdienen elkaar.

Als de arme Turken het slachtoffer worden is het misschien goed ze eraan te herinneren dat ze Erdogan democratisch dictator hebben gemaakt. Wie verbaast is over zijn optreden heeft niet goed opgelet. Nederlandse Erdogan fans hebben er weinig last van, misschien moeten ze toch eens nadenken over wat ze met hun nationalistische domheid in Turkije zelf mede hebben aangericht.

Als het conflict door-ettert, en waarom zou het niet tussen twee mannetjes die van geen opgeven weten, dan weten we wie het verliest: Erdogan en Turkije. Het zou mooi zijn om hem van zijn hoge toren te zien dalen en toe te geven aan Trump. Kan nog wel even duren. De schade is nog niet groot genoeg.

Triest geval.

Die zelfmoord van mevrouw Dille van de PVV lijkt me een triest geval. Dat ze het slachtoffer werd van een groepsverkrachting door moslims vooralsnog een hersenspinsel. Als niet duidelijk wordt dat dit inderdaad een spinsel was, hebben we een gevaarlijk nieuw niveau bereikt in moslimbashing, waar hopelijk dezelfde autoriteiten die nu allemaal hun medeleven uitspreken tzt ook nog wat over zeggen.

Wat me verbaast is dat Rutte het nodig vond om officieel te reageren.

Vanwaar die Holleeder fascinatie? Nu weer in de New Yorker.

Ik heb inmiddels het artikel in de New Yorker gelezen over onze eigen troetelcriminelen, de familie Holleeder. Er werd met enige trots over geschreven, ik meen in de wakkere krant, dat een Amerikaans blad zoveel aandacht besteedde aan ons Hollands product. Waar een klein land trots op kan zijn.

Het verhaal past in de manier van artikelen schrijven die de New Yorker hanteert. Uitgebreid, langdurig onderzoek, praten met zoveel mogelijk betrokkenen en het dan welluidend, of ik moet zeggen, wellezend, opschrijven. Het gaf me een vreemd, onaangenaam gevoel over dit land, zo beschreven door een buitenstaander die nog geïnteresseerd was in het onderwerp op de manier die Twan Huys ertoe verleidde een ontvoerder en moordenaar te ondervragen alsof de man een interessant specimen was. Voor Nederlanders was Holleeder dat zeker, in de zin van de Nederlandse verslaving aan Bekende Nederlanders die onze kranten en televisieprogramma’s bevolken. Interessant, zo’n moordenaar. Ik weet niet of Huys er ooit spijt over heeft betuigd dat hij de man zo’n platform gaf (zoals hij spijtig zijn eigen domme reactie op de aanslag op de Telegraaf terug probeerde te draaien). Misschien kan hij de moordenaar van Pim Fortuyn boeken.

Het verhaal in de New Yorker draait geheel om Astrid Holleeder, de zus die een bestseller schreef over haar ‘verraad’ van haar broer. Het heeft een vreemde, vervreemdende kwaliteit, dat verhaal. Naarmate het vordert, krijg je het gevoel dat de schrijver (en de lezer) ertussen wordt genomen. Dat hij de speelbal is van een manipulatieve dame en haar omgeving. De details zijn Godfather-achtig, over de prijs van een kogelbestendige auto op Marktplaats, over geheimzinnige ontmoetingen en tenslotte een familielunch op een weinig geheimzinnige plek.

Als lezer vraag je je af wat het doel van dit verhaal was. Waarom moest ik dit lezen? De romantiek van de zware misdaad is wel erg doorzichtig en oppervlakkig. De conclusie dat niet alleen Willem Holleeder maar zijn hele familie begenadigde oplichters zijn is te triviaal om de leestijd te rechtvaardigen. Dat een alcoholische vader met losse handjes disfunctionele kinderen oplevert? So what else is new? Is het dan het verhaal dat een criminele familie erin slaagt BN’er uit te hangen en bestsellers te schrijven over hun verraad – enkel om erop uit te komen dat familie toch de enige band is die telt. Verraad, geweld, bedreiging, maar het is hetzelfde bloed. Ze houden van elkaar.

Zou ik op dezelfde manier gereageerd hebben als het een klassiek New Yorker verhaal was geweest maar dan geplaatst in de VS of god weet waar? Ik kan niet ontkennen dat een zekere vermoeidheid optreedt over dit soort verhalen als je de New Yorker al decennia leest, zoals ik doe. Dit keer stond de herkenbaarheid, de nabijheid en de rare opgefokte Nederlandse fascinatie met het proces (rijen wachtenden, blijkbaar), me tegen.

De Holleeders zijn inmiddels in moorddadigheid overtroffen door Marokkaanse bendes en Balkan criminelen en Nederland is blijkbaar een vrijhaven voor alle soorten drugs (Noord Brabant wordt in het verhaal opgevoerd als productiecentrum). Endstra werd vermoord in Oud Zuid – ik herinner me een verontwaardigde moeder die op hoge toon klaagde dat het toch geen pas gaf dat te doen terwijl de kinderen voor Halloween of iets dergelijks over straat liepen. Vorige week werd een Kroaat overhoop geschoten in de Beethovenstraat. Zo gezien klopt het verhaal in de New Yorker. Het is dichtbij, het is deel van ons dagelijks leven. Wat tegenstaat is de mystificering van iemand als zus Holleeder en daardoor impliciet haar moorddadige broertje.

De oorlog die Trump voert tegen Iran is niet de onze. Laat dat weten.

If you’re not with us, you’re against us. Amerikaanse (Republikeinse) presidenten hebben de neiging om te bullebakken. Trump doet het als vanzelfsprekendheid.

Trump is een economische oorlog begonnen met Iran. Die kan heel goed succes hebben, dat wil zeggen, het leven onaangenaam maken in Iran, vooral voor mensen die hoopten op een opening naar het westen en minder last van de corrupte mullah’s of de militairen.

Volgens de bullebak, vroeger onze bondgenoot en voorbeeld, dreigen Europese bedrijven die gewoon zaken doen met Iran, zoals onder het akkoord was afgesproken, door Amerika geboycot te worden. Ik weet niet hoe dat internationaalrechtelijk zit, wel dat we daar niet mee akkoord mogen gaan.

Amerika heeft een treurige geschiedenis met Iran. In 1953 hielp Amerika de wankele democratie om de zeep en zette de Shah op de troon. In de jaren tachtig hielp Amerika Saddam Hoessein, Amerika’s bevriende dictator van Irak, om de oorlog tegen Iran (door Irak begonnen) vol te houden. Een miljoen doden, ongeveer. Geen wonder dat de retoriek van Iran tegen Amerika is gekeerd, al zijn de inwoners blijkbaar behoorlijk vriendelijk gezind.

Enfin, het is duidelijk waar Nederland moet staan – als Stef Blok even tijd kan vrijmaken van zijn onzinverhalen over integratie: tegenover Amerika. Dit beleid moet worden afgekeurd, wat mij betreft officieel.

De hete adem van Mueller in zijn nek

Vandaag in de Standaard (België)

Het is lastig te blijven ontkennen als je weet dat de waarheid je op de hielen zit. In die sfeer moeten we president Trumps erkenning zien dat zijn campagne in juni 2016 wel degelijk met de Russen sprak om bezwarend materiaal te ontvangen over Hillary Clinton. Niet illegaal, niets mis mee, gewoon campagnewerk – de ironie dat dit het soort ontkenningen is waar de Clintons het patent op hebben zal Trump ongetwijfeld ontgaan. Wat het aangeeft is dat de president geleidelijk aan de grond onder zich voelt schuiven. Het wachten is op zijn erkenning dat hij zelf wist van de ontmoeting, de volgende stap in het proces van het uitpakken van Trumps leugens.

Een ander voorbeeld van anticiperen op mogelijk slecht nieuws was het verhaal dat er weliswaar geen sprake was van ‘collusion’, van samenwerking met de Russen door zijn campagneteam, maar dat als het wél zo was dat geen strafbare feiten opleverde. Trumps buikspreekpop Rudy Giuliani zette deze redenering in de markt, waarna de president hem tweetend ondersteunde. Het is niet waar, maar als het waar is, is het niet illegaal.

Deze Echternach-processie van leugens, twee vooruit, een achteruit, lijkt plaats te vinden in reactie op Trumps permanente nachtmerrie: het onderzoek door onafhankelijk aanklager Mueller. Inmiddels ziet Trump zijn campagneleider voor de rechter, onthult zijn persoonlijke advocaat de onfrisse praktijken van de president en nu lijkt het onderzoek ook Donald Trump jr. te bereiken. En wellicht hemzelf, want kleine Donalds telefoongesprekken lijken erop te wijzen dat hij wel degelijk met papa heeft overlegd. Mueller komt in de buurt.

Het is een bijzonder moment in Trumps presidentschap. Na anderhalf jaar toont hij buitengewoon zelfvertrouwen en gaat Trump steeds vaker af op zijn onderbuik en intuïtie, vaak in afwijking van wat zijn staf of regering wil. Hij denkt het presidentschap in zijn greep te hebben. Tegelijkertijd is hij onrustig, ongedurig en gefrustreerd. De in zijn ogen geniale aspecten van zijn presidentschap: zijn revolutionaire relatie met Poetin, de confrontatie met China, de economische oorlog met Iran, de fabuleuze groei van de economie, om er maar een paar te noemen – de elite wil ze niet als zodanig benoemen. De ironie is dat Trump hunkert naar erkenning door de echte journalistiek, dezelfde media die hij dag na dag tot vijand van het volk verklaart.

Bij het ontbreken daarvan, creëert Trump zijn eigen nieuws. Het is een van de verklaringen voor zijn tweet-verslaving, een diepe behoefte om zichzelf te feliciteren, zelfs als hij zichzelf daarmee juridisch compromitteert. Deze man lijkt alleen echt in zijn element bij het opvoeren van zijn grootste campagnehits voor een opgefokt publiek. Hij glorieert als cheerleader voor zichzelf, zonder zich te realiseren dat zijn staf hem op pad stuurt om hem een uitlaatklep te geven, misschien om erger te voorkomen. Laat hem maar tekeer gaan tegen de media dan kan hij elders geen kwaad doen, lijkt de redenering. Je hoeft zijn staf niet te bewonderen om hen daarvoor dankbaar te zijn.

Voor een narcist met een onwrikbaar zelfvertrouwen oogt Trump verrassend labiel. Hoewel hij keer op keer roept dat Mueller niets heeft, dat het een ‘heksenjacht’ is, lijkt Trump zich enorme zorgen te maken. Het leidt af van wat hij ziet als zijn ongekende, ongeëvenaarde successen als president. Het voedt zijn frustratie: als ik zo vreselijk machtig ben waarom gebeurt dan niet wat ik wil? Dit is het klimaat waarin mensen als Trump de neiging hebben om alles of niets te spelen, om een situatie fundamenteel verkeerd in te schatten. De stilte in Washington is niet enkel zomermoeheid, het is ook de anticipatie op een onvermijdelijk ongeluk.

Hopeloos Zimbabwe

Ik heb nooit goed begrepen waarom mensen optimistisch konden zijn toen de assistent van de dictator Mugabe in Zimbabwe zijn baas aan de kant zette. Het was niet alsof Mnangagwa zich ooit verzet had tegen de kleptocratie van de baas en zijn vrouw. En nu steelt hij verkiezingen? I’m shocked, shocked.

Wat is en wat niet is.

Poetin is uitgenodigd in Washington tot hij dat niet meer is.

De EU is Amerika’s vijand tot ze dat niet meer is.

Er is geen sprake van ‘collusion’ en als dat wel zo zou zijn dan is het geen misdaad.

De pussygrabber ontkent een relatie met een Playboygirl tot blijkt dat ze zwijggeld kreeg.

Noord-Korea is geen vijand meer totdat blijkt dat ze gewoon nieuwe raketten bouwen?

En ondertussen doneert de psycho 12 miljard aan de boeren die hij door zijn handelsoorlog schade toebrengt en stelt hij voor om nog eens 100 miljard aan de rijken cadeau te doen na de 1500 miljard die ze in december al kregen. Begrotingstekort? Ach wat, daar praten we alleen over als Democraten regeren.

Holland dag, een dom idee

Ik werd gisteren door de Volkskrant geraadpleegd over de vraag of het Plakkaat van Verlatinghe waarmee de Republiek der Nederlanden afstand nam van Spanje een goed onderwerp was om een Hollanddag aan op te hangen – het gebeurde 26 juli 1581. De tweede vraag was of het waar was, zoals de historicus Stephen Lucas beweert dat het ‘een vergeten model’ zou zijn voor de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring.

De agenda van de Volkskrant (opiniepagina en Sommer) was vermoed ik dit klemmende onderwerp – hebben we als Holland iets te vieren, kunnen we net doen alsof we met zijn allen onze nationaliteit beleven; het Wilhelmus zingen zoals Buma voorstelt is blijkbaar niet voldoende.

Wat een onzin, wat een trivaal gekakel. Het is haast pathetisch, dat zoeken naar iets dat ons bindt. Een nationale geschiedenis, een museum, een dag om ons kaaskoppendom te vieren. Het Plakkaat is bij de meeste Nederlanders niet bekend en wat betekende het om ons af te scheiden? Drie eeuwen generaliteitslanden voor de katholieken? Vreemd dat conservatieven, die zo dol zijn op organisch gegroeide dingen, zo’n Fremdkörper willen lanceren.

Dat was mijn antwoord op de eerste vraag.

Als antwoord op de tweede vraag stuurde ik een artikeltje over dit onderwerp waarin ik Pauline Maier, de autoriteit op dit gebied, citeerde die met kracht van argumenten liet zien dat Jefferson nooit kennis heeft genomen van dat Plakkaat. Hij hield dwangmatig aantekeningen bij van wat hij las en waar hij mee bezig was, maar nee, geen kaasplakkaat. Op zijn best, suggereerde Maier, had Jefferson er indirect kennis van genomen doordat de Engelse Declaration of Rights van 1688/1689 dezelfde soort terminologie gebruikte.

Nu was het heel gebruikelijk om deze termen te gebruiken en er werd op alle niveaus driftig leentjebuur gespeeld. Dat termen van het Plakkaat in de  Onafhankelijkheidsverklaring opduiken, is dus weinig verrassend maar bewijst niet dat er een directe link is.

De Leidse historicus Geerten Waling, voor zover ik weet een van die conservatieve lawaaimakers, is het daar ‘faliekant mee oneens’, zegt de Volkskrant. Hij ziet sterke, ‘niet te onderschatten invloed’. Volgens Waling zouden Benjamin Franklin en John Adams de teksten van de Unie van Utrecht en het Plakkaat van Verlatinghe in huis. Ik weet niet waar hij zich op baseert – de bibliotheek van beide heren? Bovendien weten we dat Jefferson de verklaring schreef, dat Franklin en Adams erin korten en fijnslepen maar niet de basisscribenten waren.

Waling zou bezig zijn de missing link van het bewijs te vinden voor de directe invloed van onze Hollandse revolutiezin. Ik wens hem succes, ik denk dat er geen link is maar ik laat me graag overtuigen van onze invloed. De argumenten die hij vooralsnog aanvoert zijn niet erg sterk. In zijn zucht naar een Holland dag komt hij met Willem van Oranje op de proppen, op 24 april. ‘Niet in de zomervakantie’. Tja. Hadden we niet al gewoon Koningsdag zo rond die tijd?

Wat een kleutergedoe. Het negeert bovendien dat Nederland helemaal geen eenheid was die iets als eenheid had te vieren totdat de katholieken gelijkberechtigd werden. De grondwet van 1848 is een beter punt om iets van eenheid te suggereren, of, waarom niet, het aantreden van de eerste katholieke premier eind augustus 1918, toen de katholieke emancipatie voltooid was en Nederland iets van eenheid kon uitstralen.

Hier het Volkskrant stukje: Opinieblog – Plakkaat van Verlatinghe was heel belangrijk maar 26 juli is niet geschikt als Onafhankelijkheidsdag br _ De Volkskrant

Hieronder mijn stukje met de verwijzing naar Pauline Maier, zoals het is gepubliceerd in het Historisch Nieuwsblad bij een verhaal van mij over de Founding Fathers. Het boek waarin die Founding Fathers aan de orde komen, kan ik u zeer aanbevelen – misschien moet ik Waling maar een exemplaar sturen.

Plakkaat Van Verlatinghe

Er was een voorganger van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring: het Plakkaat Van Verlatinghe waarmee de Staten Generaal van de Nederlandse Provinciën in 1581 hun onafhankelijkheid van Spanje verklaarden. Ook hier was het argument dat Filips II een tiran was en de taal die gebruikt werd, toont overeenkomsten met die van Jefferson in zijn verklaring. De historicus Stephen Lucas noemde het ‘een vergeten model’ voor de Amerikaanse verklaring en dit is de basis voor de veel gehoorde stelling dat inderdaad de Nederlanden als voorbeeld dienden. Dit zou versterkt worden door de invloed van de Nederlandse nederzetting op Manhattan. (de stelling van Russell Shorto – ook overtrokken).

Pauline Maier, de historica die het meest diepgravende boek heeft geschreven over de bronnen voor de Onafhankelijkheidsverklaring, verklaart zich niet overtuigd door de argumenten van Lucas. Ze meent dat het Plakkaat hoogstens een indirecte bron was, via de Engelse Declaration of Rights van 1688/1689. Jefferson maakte eindeloos aantekeningen over alles wat hij las en Maier laat in haar boek zien dat een waaier aan bronnen gebruikte, het was in die tijd ook heel gebruikelijk om voorbeelden direct in te passen, geen klachten over plagiaat. Maier stelt dat Jefferson zich onderscheidde van die voorbeelden door een lange lijst te maken met redenen waarom George III zich gedroeg als een tiran.

De kwalificatie ‘tiran’ of ‘despoot’ kwam voor in veel lokale en staatsverklaringen over het Engelse beleid. Het werd een deel van het dagelijks taalgebruik in de Amerikaanse kolonies vanaf begin 1776 toen Thomas Paine in Common Sense ‘monarchie’ als ‘tirannie’ omschreef.

Pauline Maier, American Scripture. Making the Declaration of Independence. New York, 1997.