Kanttekeningen bij John McCain (1936-2018).

Het overlijden van senator John McCain zal heel wat artikelen opleveren, de meeste lovend. Zelfs deze hork van een president, die tijdens zijn campagne McCain tot op het bot beledigde en hem ook later met minachting behandelde, zal een positieve tweet loslaten – als zoiets in zijn repertoire is te vinden. De Republikeinen in het Congres zullen luid jammeren, ondertussen tevreden hun knopen tellend want McCain was geen gewone ruggegraatloze Republikein die keurig meestemde met de club – ook al deed hij dat veel te vaak.

Over de doden niets dan goeds, maar voordat John McCain in de dood heilig wordt verklaard, is het gepast om wat kanttekeningen te zetten bij zijn leven. Niet bij zijn militaire carrière. Als kleinzoon en zoon van admiralen was het voor McCain niet gemakkelijk zijn eigen positie te vinden maar hij toonde zich moedig toen hij als piloot in Noordvietnamese krijgsgevangenschap belandde. Hij weigerde vroeger te worden vrijgelaten dan minder lang gevangen zittende collega’s omdat hij niet wilde dat de Noordvietnamezen daar een nummertje van zouden maken. Hij bleef zijn hele leven last houden van de fysieke problemen die zijn landing na het verlies van zijn vliegtuig had opgeleverd – hij kon zijn armen niet boven zijn schouders optellen. Naar de psychische problemen kunnen we enkel raden. Allemaal bewonderenswaardig, behalve voor de huidige bewoner van het Witte Huis die dienstplicht in Vietnam ontweek.

Nee, het is de politieke carrière van McCain die iets meer aandacht vraagt dan hij meestal krijgt. McCain won zijn zetel in het Huis van Afgevaardigden in 1982 en zijn senaatszetel voor Arizona in 1986. Zijn eerste politieke blunder beging hij door wetgeving te steunen ten gunste van de oplichters die de Savings and Loans Crisis van het midden van de jaren tachtig hielp – een vergeten hoofdstuk waarin de federale overheid (onder Ronald Reagan als profeet van de vrije markt) miljarden besteedde om lokale rotte banken te redden. McCain was een van de Keating Five (vijf senatoren van wie er overigens vier Democratisch waren, McCain was Republikein) die in 1989 wetgeving opstelden om Charles Keating te helpen, wiens Lincoln Savings and Loan, gevestigd in Irvine, Californië, in 1989 ineenstortte. De kosten voor de belastingbetaler waren 3,4 miljard dollar. Hoe kreeg Keating dat gedaan? Hij stortte in totaal 1,3 miljoen dollar in de kassen van deze vijf senatoren. Wat je noemt een goede investering. De vijf werden onderzocht door een ethisch committee dat niet verder ging (voor McCain) dan ‘poor judgement’. McCain was een persoonlijk vriend geworden van Keating, die in Arizona woonde. Familieleden van McCain hadden in projecten van Keating geïnvesteerd. Hij kwam ermee weg omdat het gebeurde toen McCain nog afgevaardigde was – de Senaat had daar geen oordeel over.

In het voordeel van McCain moet gezegd dat ervan leerde, want hervorming van de financiering van de politiek in de VS werd McCains item. De McCain-Feingold Act van 2002 deed dat. Het conservatieve Supreme Court hielp de wetgeving echter om de zeep in de inmiddels beruchte uitspraak Citizens United die onbeperkte financiering, ook door bedrijven, mogelijk maakte. De tweepartijenwetgeving van McCain-Feingold zou met de huidige polarisatie en verkettering niet meer mogelijk zijn.

McCain voerde al in 2000 campagne voor het presidentschap. Het is misschien moeilijk voor te stellen maar hij was toen de ‘maverick’, iemand die recht voor zijn raap en eerlijk met de kiezers omging. McCain reisde met een bus genaamd de ‘Straight Talk Express’, hield overal bijeenkomsten en won in februari 2000 de voorverkiezingen in New Hampshire. Wij, outsiders, dachten dat er misschien iets zou veranderen in de politiek. Dit was een interessante vent, iemand die durfde, ook al was hij zo conservatief dat we hem beleidsmatig niet vertrouwden. Maar het Republikeinse establishment schrok net op tijd wakker en schaarde zich achter hun trekpop, George W. Bush die ze beter konden controleren. In South Carolina verloor McCain vervolgens de voorverkiezingen na een ondermaatse campagne van Bush – wiens handlangers onder meer claimden dat McCains geadopteerde dochter (uit Bangla Desh) zwart was, zijn vrouw drugsverslaafd en hij zelf een homo. Bush wist de evangelische (en racistische) kiezers te mobiliseren en versloeg McCain, pretenderend dat hij met die campagne niets van doen had. Het maakte de senator behoorlijk bitter, een trek die hij nooit meer helemaal kwijtraakte. In 2004 had hij weinig coulance voor John Kerry, de Democratische kandidaat die in Vietnam zijn plicht had gedaan en, anders dan veel collega politici, zijn tijd diende. Kerry werd door de Bush campagne zwartgemaakt.

Natuurlijk steunde McCain de oorlog in Irak en Afghanistan, waarvan hij in zijn meest recente boek zegt dat het een fout was. Hij steunde natuurlijk ook de belastingverlagingen voor de rijken die Bush doorvoerde. Later in het decennium kreeg hij spijt van de blanco cheque die hij de Bush-Cheney-bende in de buitenlandse politiek had gegeven omdat die werd gebruikt om te martelen, volgens McCain Amerika onwaardig. McCain was een van de weinigen die vicepresident Dick Cheney, een fan van waterboarding, van repliek diende. Maar hij was een groot fan van de surge in 2007, de extra militairen die werden gestuurd in een laatste, op de korte termijn gelukte, poging om in Irak het tij te keren.

Wat McCain tijdens de Bush-jaren had geleerd was dat een Republikein de evangelische kiezers naar de mond moet praten. Niks geen straight talk, gewoon Republikeinse onzin. Hoewel hij in de aanloop naar de voorverkiezingen in 2008 bijna struikelde, haalde hij de nominatie dankzij het Republikeinse systeem van winner takes all. Daarmee kon McCain Mitt Romney de loef afsteken die door steeds net te verliezen al snel op een onmogelijke afstand stond.

McCain beging de grootste blunder van zijn leven door de gouverneur van Alaska, Sarah Palin, de domme gans versie van Trump, als running mate te vragen. De schande was dat hij een totaal ongeschikt persoon als mogelijk president voorstelde (dat doen Republikeinen wel vaker, zie Dan Quayle bij oude Bush en de protodictator Dick Cheney bij kleine Bush) maar het lage niveau van Palin was wel erg schandalig. De campagnestrategen die hem ompraatten hadden echter een fijne neus voor de ontwikkeling van het Republikeinse electoraat: het enthousiasme voor Palin was een vroege variant van de Trump waanzin. Waarom deed McCain het terwijl hij beter had moeten weten? Hij dreigde te verliezen van Barack Obama en wilde de campagne een elektrische schok geven. Tijdens de debatten met Obama toonde McCain zich geïrriteerd dat zo’n jonge upstart hem het leven moeilijk maakte. In deze fase van zijn politieke carrière was principieel niet een woord dat vanzelf opkwam bij McCain. Palin werd een doodsklap. Het toonde ook dat hij blind was voor de radicalisering die zich in de Republikeinse Partij voltrok.

McCain verloor dan ook volkomen terecht, nadat hij zichzelf tijdens de economische crisis in najaar 2008 nog tamelijk belachelijk had gemaakt met onzinvoorstellen en een onthutsend gebrek aan economische kennis. Wel legde hij, en dat was weer wel karakteristiek voor zijn persoon, eer in met een opmerking tegen een van zijn dommere kiezers dat, nee, Obama geen Arabier was (lees moslim) maar een degelijk man met wie hij van mening verschilde. Het was een van McCains weinige principiële hoogtepunten in deze campagne.

In 2009 was McCain een tegenstander van Obama’s economische plannen om de crisis aan te pakken omdat het te duur was – helaas had hij van dat soort voorbehoud nooit last als zijn Republikeinen de tekorten opjoegen door belastingen te verlagen. Uiteraard was McCain tegen Obamacare, al pleit het voor hem (een beetje) dat hij in 2017 de poging van Trump om die wetgeving de nek om te draaien frustreerde. Als onversneden havik was hij in 2008 voor Amerikaanse interventie in Georgië (dat ook NAVO lid moest worden volgens McCain) en later ook in de Oekraïne. Was McCain president geweest dan zou hij zeker Amerikaanse troepen naar Syrië hebben gestuurd.

Maar het meest teleurstellend moet toch wel zijn dat McCain met zijn geloofwaardigheid en gezag als oorlogsheld en serieus politicus niets deed om de treurigheid van de Trump kandidatuur aan de kaak te stellen. Hij liet zich beledigen door Trump die pruttelde dat hij weinig respect had voor militairen die zich gevangen lieten nemen. McCain gebruikte nooit zijn politieke gezag om de ondermijning van civic society door Trump aan de kaak te stellen. Hij stond toe dat de Republikeinen een zetel in het Supreme Court stalen.

McCain stribbelde wel (een beetje) tegen Trump in de voorverkiezingen maar schaarde zich, trouw en fantasieloos Republikein, achter de kandidaat, ‘omdat de kiezers hadden gesproken’. Dat was voldoende reden om zijn gezond verstand op nul te zetten. In zijn eigen campagne in Arizona schoof hij dat jaar naar uiterst rechts om een opstand van de Tea Party extremisten te onderdrukken.

De diagnose van een hersentumor heeft geleid tot vele open doekjes voor McCain. Jammer genoeg gebruikte hij de gelegenheid niet om eens flink af te rekenen met de Republikeinse Partij in zijn 2018-hoedanigheid, maar schreef een tamelijk onopmerkelijk boek. Bij al die overlijdensartikelen die McCain neerzetten als een van de weinige Republikeinen die Trump de maat durfden te nemen is het goed zich te realiseren dat de senator aanzienlijk kritischer was over Barack Obama dan over Donald Trump.

Er is reden genoeg voor bewondering voor McCain maar zijn overlijden is niet voldoende reden om niet kritisch te blijven. Niet alles wat McCain heeft bijgedragen aan de Amerikaanse politiek was positief – sterker, met Palin en zijn keer naar de evangelische nutcases, en zijn weigering Trump echt kritisch te benaderen, leverde hij een bijdrage aan de negatieve richting die de Amerikaanse samenleving is ingegaan.

Hij had meer bewondering verdiend en meer effect gehad als hij gewoon zichzelf was gebleven, een ‘maverick’, een dwarsligger die het zei zoals het was. Dat is precies waar Amerika behoefte aan heeft.