Het nieuwe normaal: Amerika is een failed state. De lange versie van mijn artikel in de NRC vandaag.

Vergeet de verkiezingen. Vergeet de kandidaten. Biden noch Trump kunnen Amerika redden. Amerika is a failed state. Niet in de klassieke zin, een staat die alleen bestaat als een omhulsel van anarchie en chaos, maar in de zin dat Amerika faalt in het nakomen van zijn eigen belofte, faalt in het bieden van elementaire voorzieningen en diensten. Het is een land zonder samenhang, een samenleving zonder samen, los zand. Ik geef toe, het is een boude stelling, misschien wat te boud, Trumpiaans zelfs, maar een goed begin van een discussie over de toekomst van de Verenigde Staten.

Het mag een cliché zijn geworden maar de observatie van de Amerikaanse investeerder Warren Buffett blijft waardevol: pas als het eb wordt, zie je wie er naakt gezwommen heeft. Wat dat betreft was de coronacrisis genadeloos. Amerika is ontmaskerd als een land dat als collectiviteit zijn zaken niet op orde heeft, niet in staat is om te reageren op een crisis. Erger, het laat zien dat Amerika geen sociaal contract heeft, geen onderlinge solidariteit, geen compassie. Vervelend wat er gebeurt, maar het gaat mij niet aan. Of erger, wat gebeurt gebeurt niet werkelijk, het is een samenzwering, een politieke stunt, een verzinsel van de media of de president, en, wat het ook is, het gaat vanzelf weer voorbij.

Als grote rijken en leidende landen een levenscyclus hebben, en de geschiedenis lijkt daarop te wijzen, zien we dan nu het definitieve bewijs dat de Verenigde Staten over zijn hoogtepunt is? Het is niet de uitdaging van een andere grootmacht die deze vraag oproept ook al port China de zaak graag op, maar het schouwspel van zelfdestructie. We zien de uitholling van een natie. Het is geen proces van vandaag of gisteren. Trump heeft het verval niet veroorzaakt. Hij is er het symptoom van en in zijn incompetentie ook het bewijs.

De trends lopen al veel langer maar beide crises, corona en Trump, maken duidelijk dat we over het point of no return heen zijn. Ik weet niet wat ‘het nieuwe normaal’ gaat worden maar Amerika is al heel lang niet normaal meer. Amerika vertoont vele kenmerken van een derde wereld land, inclusief het beschamend lage niveau van de leiders ervan.

In het rijkste land van de wereld is de ongelijkheid groter dan ooit sinds de depressie. De laagste lonen stagneren al sinds jaren tachtig. Als het federale minimumloon op gelijk niveau was gehouden met waar het stond in 1968 dan zou het nu 22 dollar zijn. In werkelijkheid is het 7,25 dollar. Veel Amerikanen hebben part time banen, kunnen onregelmatig opgeroepen worden, genieten geen benefits, leven van paycheck naar paycheck.

Het percentage Amerikanen met een inkomen onder de armoedegrens ligt nog altijd ruim boven de tien procent. Kinderen zijn afhankelijk van schoolmaaltijden om behoorlijk te eten te krijgen. Zelfs in de beste tijden loste Amerika zijn armoedeprobleem niet op, en deze tijden zijn niet goed. In de crisis van 2008 raakten zeven miljoen Amerikanen hun huis kwijt, de aantallen die het slachtoffer worden van de huidige crisis zijn niet te overzien. De rijen voor voedselbanken, de wanhoop van mensen die hun baan kwijt zijn door de coronacrisis, hun huur of hypotheekrente niet kunnen betalen, het gekeuvel in Washington over mogelijke steun voor burgers: een beschaafd land zou zich schamen.

Ondanks de vooruitgang die Obamacare betekende, hebben nog steeds zo’n dertig miljoen Amerikanen geen ziektekostenverzekering. Wie wel een verzekering heeft kan hem morgen verliezen als hij zijn baan kwijtraakt, talloze mensen overkwam dat in 2008, en nu weer. Tegelijkertijd is het Amerikaanse gezondheidssysteem het duurste ter wereld – twee maal zo duur als Europese systemen – terwijl de zorg middelmatig is. Het is niet dat het probleem niet wordt onderkend, er gebeurt gewoon niets aan.

De ongelijkheid van vermogen is stuitend. De drie rijkste Amerikanen bezitten meer dan de armste 160 miljoen landgenoten. Een vijfde deel van gezinshuishoudens heeft nul of een negatief vermogen. Voor zwarte gezinnen is dat 37 procent. De mediaan van het vermogen van zwarte huishoudens is een tiende van die van blanken.

Wat doorgaat voor vrije markt is verkeerd in een soort roofkapitalisme waarvan zelfs de robber barons van de laat negentiende eeuw het schaamrood op de kaken zouden krijgen. Bazen van bedrijven steken per jaar enige tientallen miljoenen in hun zak, strijken bonussen op zonder dat de werknemers van hun ondernemingen ervan meeprofiteren. In 1965 verdiende de CEO van een gemiddeld groot bedrijf ongeveer twintig keer zoveel als een arbeider in dat bedrijf. Anno 2020 is dat 278 maal zoveel. In deze kringen is de aandelenmarkt de maat van alle dingen geworden, terwijl de helft van alle genoteerde aandelen in bezit is van 1 procent van de Amerikanen en de onderste helft van de bevolking slechts 0,7 procent van die markt bezit.

Sinds de jaren zeventig heeft het Amerikaanse bedrijfsleven vrijwel permanent banen geëxporteerd naar streken (eerst het Amerikaanse zuiden) en landen met lagere lonen en slechtere arbeidsomstandigheden. Vakbonden werden ondermijnd en buitenspel gezet. Lonen werden laag gehouden, investeringen nagelaten om korte termijnwinst te boeken voor aandeelhouders. Mede daardoor zijn de laagste groepen van de Amerikaanse werkende klasse niet erg productief en dat ondermijnt de productiviteit van het land.

Er valt een progressief betoog op te zetten voor de goede kanten van globalisering, maar niemand doet het en dus is een soort neanderthaler-protectionisme de norm geworden voor alle Amerikanen. Het is een teken van zwakte. Wie had gedacht dat autarkie anno 2020 een doelstelling zou worden voor de aanjager van wereldhandel en vrije markt?

In onderzoeken die welzijn meten daalt de VS in vergelijking met andere landen. Noorwegen, Denemarken en Finland staan bovenaan in de Social Progress Index, de VS duikelde van 19 in 2011 naar plaats 28 nu. Amerikaanse topuniversiteiten zijn de beste in de wereld maar de rest is middelmatig en op lagere niveaus ondermaats. Wat kwaliteit van lager onderwijs betreft staat Amerika op plaats 91. De toegang tot de gezondheidszorg plaatst het land op 97.

Het is allemaal niets nieuws maar de dooretterende werking ervan is destructief. Er is iets corroderends in de wetenschap dat jouw kinderen ander onderwijs krijgen dan mijn kinderen, dat jouw inkomen nauwelijks ruimte geeft om te overleven, dat als mijn kinderen ziek worden ze andere zorg krijgen dan jouw kinderen. De mensen aan de goede kant van de streep spannen zich niet in om iedereen daar te krijgen. Solidariteit is een vies woord, beginnend met de ‘s’ van socialisme.

Racisme is structureel, politiegeweld aan de orde van de dag. Voor zover die bestaat wordt bescherming tegen discriminatie ondermijnd. Het land heeft een onbeschaamde racist als president, een man die de slechtste sentimenten van zijn burgers gebruikt om ze tegen elkaar op te zetten. Black Lives Matter wordt breed gesteund maar dat kost niets en de praktijk van het Amerikaanse dagelijks leven verandert nauwelijks. Wie denkt dat racisme in Amerika op afzienbare termijn zal verdwijnen leeft in dromenland.

Anno 2020 is Amerika behalve een armoedig land ook een gesegregeerd land en dan heb ik niet over ras. Nee, Amerika is terminaal gesegregeerd in de zin dat de mensen die het goed vergaat nauwelijks contact hebben en meestal ook geen compassie met de vele Amerikanen die nauwelijks het hoofd boven water kunnen houden. Ze wonen in verschillende wijken, gaan naar verschillende winkels, ervaren een verschillend dagelijks leven. Erger, ze interesseren zich niet voor elkaar. De hulpvaardigheid van Amerikanen voor mensen in hun directe omgeving heb ik altijd gewaardeerd als tegengif voor de al te Nederlandse instelling dat de overheid wel voor hen zorgt. Inmiddels bouwen rijke Amerikanen een muur om hun landhuis of hun wijk met landhuizen. Ze zullen elkaar vast nog wel helpen maar het lijkt erop dat een eroderend egoïsme nu de overhand heeft.

Nog erger, ze zijn bang voor elkaar, zoals het zielloze rijke echtpaar in St. Louis demonstreerde door met oorlogswapens hun kapitale huis te beschermen tegen een ingebeelde dreiging. In een tot de tanden gewapend land is de kans op ongelukken sterk toegenomen, zeker als de president geweld goedpraat en neonazi’s in bescherming neemt. Het is niet dat de staat zijn geweldsmonopolie verlies, de staat geeft het weg. Als je progressieve vrienden in Noord Californië denken over het aanschaffen van wapens omdat corona-ellende wel eens de pan uit kan rijzen, als je zwager in New Jersey een pistool wil omdat, wie weet, zwarte demonstranten in zijn suburb zouden kunnen opduiken, dan weet je dat het flinterdunne laagje beschaving bijna weg is en iedereen kan worden meegesleept.

Het beeld van de Amerikaanse droom, altijd al een hersenschim die werd gepropageerd door mensen die succes hadden, kan niemand meer voor de gek houden. De sociale mobiliteit in de Verenigde Staten is minimaal. Zeker, de groep met hogere inkomens groeit, maar nog sterker groeit het deel met de laagste inkomens. De middenklasse slinkt, de kans dat je omlaag valt is aanzienlijk groter dan dat je omhoog klimt. De conservatieve mantra dat je zelf verantwoordelijk bent voor succes of falen ontslaat de samenleving van bemoeienis en deprimeert degenen die niet slagen.

Geen wonder dat het een samenleving is met veel ongelukkige mensen. Het aantal doden ‘uit wanhoop’, dat wil zeggen door alcohol, drugs en zelfmoord, is sterk gestegen. De levensverwachting van de gemiddelde Amerikaan is gedaald. De coronacrisis verhult de opioid-crisis: in 2019 overleden 68.000 mensen aan een overdosis. Lange tijd werd de pathologie van de onderklasse toegeschoven naar de zwarte gemeenschap, pas toen hij ook witten betrof, vooral na de crisis van 2008, kreeg hij aandacht. De aandacht die Trump in het Witte Huis bracht. Niet dat iemand daar beter van is geworden.

Niets van dit alles was onvermijdelijk, een ongeluk of een onbedoeld resultaat. Het was bewust beleid. Er was een tijd dat de Amerikaanse overheid grote projecten opzette, al moet je meteen erbij zeggen dat daarvoor een of andere vorm van crisis noodzakelijk was. De New Deal natuurlijk, maar ook de GI-Bill die na de oorlog miljoenen veteranen onderwijs gaf en leningen om huizen te kopen of een bedrijf te beginnen. Het systeem van highways, door president Eisenhower verkocht als nationale veiligheid. Dat gold ook voor onderwijsvernieuwing toen de Sovjets als eersten een satelliet lanceerden. De landing op maan, de ontwikkeling van technologie en internet door het Pentagon, het zijn allemaal voorbeelden van verstandige investeringen in de publieke sector die enorme spin off hadden voor de rest van de samenleving. De fundamenten van Silicon Valley zijn overheidsprogramma’s.

Vanaf 1980 werd de knop bewust omgezet, werd de overheid de kwaaie pier. Met het aantreden van Ronald Reagan begon een georkestreerde aanval op de publieke zaak. Zoals Thomas Piketty heeft aangetoond zijn de inkomensverschillen in de VS enorm toegenomen sinds het aantreden van de regering Reagan en de enorme verlaging van de inkomstenbelasting. Daarmee werd het geld voor collectieve uitgaven danig beperkt, wat nog werd versterkt door de overheidstekorten die er het gevolg van waren.

Onder dit alles lag een ideologie van anti-overheid die bewust en zeer doordacht werd gepusht door de leiders van de Republikeinse Partij. Het heette conservatisme maar had een sterk libertarische inslag. Ze verkochten de leugen dat economische groei de tekorten vanzelf zou wegwerken. Sociale uitgaven werden noodzakelijkerwijs gekort, de subsidies voor ondernemingen niet, defensieuitgaven gingen omhoog. Het leidde niet eens tot een kleinere overheid, wel tot een armere overheid. Welfare voor burgers werd vervangen door welfare voor ondernemingen. Het aantal lobbyisten in Washington is sinds 1980 verveelvoudigd. Ze schrijven de wetgeving voor luie en door campagnefinanciering gecompromitteerde politici.

We hoeven hier ons niet het hoofd te breken over de schuldvraag. De Democraten bewogen soepel mee. Onder president Clinton ‘hervormden’ ze het sociale stelsel, stemden ze in met verregaande deregulering van het financiële systeem, en turbo chargden misdaadbestrijding die leidde tot overvolle, geprivatiseerde gevangenissen vol zwarte Amerikanen. Clinton verkocht het onder de vlag van triangulering of derde weg. Ondertussen hielp Hillary Clinton de kans op serieuze ziektekostenverzekering om de zeep. De pijn in het hartland van Amerika werd genegeerd.

Zelfs op een terrein waar iedereen van vindt dat er hoognodig geïnvesteerd moet worden, in de krakkemikkige bruggen en slechte wegen van Amerika, de infrastructuur, staat al decennia alles stil. Openbare voorzieningen als vliegvelden, treinstations, metro’s en snel internet liggen er slecht bij. Amerika heeft geen enkele hoge snelheidstrein, nauwelijks trage snelheidslijnen. Niet omdat er geen behoefte aan zou zijn maar omdat men de investering niet wil maken. De reden dat klimaatverandering geen prioriteit heeft, is dat het een overheidsinvestering vergt. Alleen de defensieuitgaven zijn onaantastbaar maar voor de Amerikaanse burger leveren ze weinig tot niets op.

Een structureel probleem is dat de Amerikaanse grondwet, het Amerikaanse politieke systeem, niet meer voldoet in de huidige tijd. Het electorale systeem met de kiesmannen is, in deze vorm, niet alleen ondemocratisch maar ronduit vijandig aan de democratie. Het leidt tot desinteresse en afzien van kiezen in staten waar een stem toch niets verandert. Maar ook de veelbezongen scheiding der machten werkt niet meer. De uitvoerende macht wordt niet gecontroleerd door de wetgevende macht, de wetgevende macht brengt niets tot stand als niet beide huizen in dezelfde hand zijn. Het Supreme Court is sinds de jaren zeventig sterker gepolitiseerd dan ooit.

Het tweepartijensysteem, gevolg van het bestaande politieke stelsel, is disfunctioneel geworden. Polarisatie op zich is niets nieuws, maar gebrek aan samenwerking wel. Misschien was het gemakkelijker om compromissen te sluiten toen alles lekker liep, in elk geval is de afgelopen tien jaar bijzonder weinig wetgeving tot stand gekomen. Een van partijen heeft zichzelf politiek gecastreerd. De samenleving levert geen politiek talent op dat door die impasse heen kan breken.

Beide partijen verspilden hun energie in destructieve culture wars of identiteitscompetities terwijl sociaal-economisch beleid werd verwaarloosd of verdacht gemaakt als Europees socialisme. De politieke en economische elite was vooral bezig met zichzelf, met zelfverrijking en schaamteloos misbruik van het systeem. Leiders proberen niet eens een gezamenlijkheid te formuleren.

In Amerika heb je geen staatsgreep nodig om richting autoritair regime te gaan. Je kunt in kleine stappen de democratie ondermijnen, de rechtsstaat corrumperen en de burger wennen aan gedrag dat ooit onacceptabel was. Het kan door de instellingen die de staat overeind houden te politiseren. Dan worden rechters, openbare aanklagers, toezicht houdende wetgevers en het recht handhavende bureaus niet meer neutraal maar een middel in handen van would be autoritaire leiders. We zien het gebeuren.

Tekenen van een corrupte staat: een president die wetgeving erdoor jast die zijn familie bevoordeelt en zijn ambt gebruikt voor politiek voordeel, die veroordeelde trouwe onderknuppels gratie verleent, het ministerie van justitie politiseert en misbruikt. Senatoren die de kennis van een geheime briefing gebruiken om hun vermogen veilig te stellen, grootscheeps misbruik door ondernemingen van coronasteun, vervanging van professionals in de bureaucratie door politiek trouwe lobbyisten. Beschimping van de vrije pers en onafhankelijke wetenschap.

Het geeft weinig vertrouwen dat de minister van Justitie het vuile werk doet voor een corrupte president en zijn kliek. En nooit tevoren heeft het Amerikaanse leger expliciet hoeven te verklaren dat het zich niet zou laten gebruiken voor politieke doeleinden. Niets spreekt meer vanzelf in een bananenrepubliek.

Het is niet enkel een crisis van democratie, althans niet in de instrumentele zin. Was dat maar het enige probleem, dan zou het met verkiezingen opgelost kunnen worden. Maar ook met perfecte democratie, met beschaafde leiders die zich aan de regels houden, het beste voorhebben met het land – laten we zeggen, iemand als Barack Obama – gaat het niet goed met Amerika. Die democratie is wel degelijk in een crisis, maar dat is een bijkomend probleem.

Over buitenlandse politiek kunnen we kort zijn. Een land dat geen interne samenhang heeft kan onmogelijk de wereld leiden. De bevolking van een land zonder eenheid kan niet eensgezind naar buiten optreden. Voor zover het land militair actief is, in de eindeloze oorlogen, heeft de gemiddelde burger daar geen boodschap aan. Sinds de zege in WO II gingen de troepen nimmer naar huis en kenden de VS geen jaar zonder oorlog – en de meeste oorlogen werden niet gewonnen. De moeheid is voelbaar. Als er nog wat over was van Amerika’s reputatie, Amerika’s voorbeeldrol, dan is dat nu verdwenen. Het enige waar Amerika nu uitzonderlijk in is, is de totale incompetentie in de coronacrisis. Waar vroeger bewondering, jaloersheid of zelfs afkeer een rol speelden, is nu meewarigheid het dominante gevoel.

Het is niet verwonderlijk dat een land in verval een president opdoet als Donald Trump. Of beter gezegd, het is geen toeval dat er een keuze voorlag tussen Donald Trump en Hillary Clinton. Zonder in detail te gaan over beide personen, kunnen we vaststellen dat ze bijna perfect hoorden bij dit vervallen Amerika, elk op haar eigen wijze. En tegelijkertijd maakte het niet uit.

Het is verleidelijk te denken dat een andere president met meer fatsoen en meer communautaire idealen Amerika kan redden. Ik heb er een hard hoofd in. Joe Biden zal het niet doen. Misschien kan zijn vicepresident het wel, misschien weet iemand het moment te grijpen en het land weer aan elkaar te knopen. Franklin Roosevelt voerde in 1932 campagne op een fantasieloze, traditionele agenda, maar toonde zich als president creatief en krachtdadig. Theodore Roosevelt, Harry Truman en Lyndon Johnson, omhooggevallen vicepresidenten, verrasten. Het is nooit te laat voor optimisme maar het heeft veel van het reiken naar strohalmen.

Een failed state? Nee, je krijgt geen gevoel van verval als je in Washington rondloopt of woont in een aangeharkte suburb van Los Angeles. Maar dat is niet het punt. Dit land is een land van eilanden geworden die onderling weinig gemeen hebben. Grote groepen die het goed hebben, over het geheel genomen. Grote groepen die het slecht hebben. Geen verbanden tussen deze groepen. Geen gevoel van algemeen belang, van gezamenlijk leven, van een samenleving die primaire voorzieningen verzorgt en banden legt en in stand houdt.

Okay dan, misschien niet een failed state maar een falende staat, een etterende wond van niet nagekomen beloften. De roetsj is bezig, is al heel lang bezig, en de vraag is of hij gestopt kan worden. De uitslag van deze verkiezingen is daarin maar een beperkte factor.