Deze week veranderde het debat van racisme naar politiegeweld in brede zin.

De afgelopen week vond een interessante switch plaats. Ging het aan het begin van de week over racisme bij de politie, aan het einde ervan was politiegeweld in brede zin het onderwerp.

Politiemensen droegen hun steentje bij door nodeloos geweld te gebruiken, overal en altijd, in de wetenschap dat ze er mee weg kunnen komen. De uitspraken van de psycho die het land leidt, in 2017, voor een groep politiemensen kregen nieuwe aandacht. Een man in Buffalo werd ruw tegen het trottoir gesmeten – dat was al onthutsend, dat geen van de agenten zich zorgen leek te maken over iemand die bloedend aan hun voeten lag …

De auto in Atlanta die nodeloos werd vernield, de twee inzittenden gebrutaliseerd door zes man die nooit duidelijk maakten waarom dat nodig was. De techniek van het omsingelen van demonstranten waarover de NYT vandaag schrijft, waardoor ze zelfs als ze weg willen, zoals de politie wil, ze nergens heen kunnen.

De aanvallen, bewust en opzettelijk, op journalisten lijken deel van hun optreden. Ongetwijfeld voelen ze zich gesteund door Trump die echte journalisten de vijand van eht volk noemt.

En dan die vakbondsbons in Minneapolis met zijn agressieve uitspraken. Ook niet van vandaag of gisteren. Je ziet waarom hervormingen niet werken.

De militarisering van de politie werd al na Ferguson aan de kaak gesteld – het inkopen van oud materieel uit Irak. Obama legde het aan banden, Trump gooide weer alle remmen los.

In Amerika is iedereen bang om in een confrontatie met de politie terecht te komen, ook de kinderen van de blanke Trump stemmers die denken dat ze met dit soort ‘order’ veilig zijn.

Het is een ander debat dan dat over structureel racisme, het is niet minder belangrijk.