Bij de dood van Colin Powell vallen veel observaties te maken. Dat hij in het geïntegreerde Amerikaanse leger (het duurde lang, Harry Truman probeerde al een doorbraak) de kans kreeg om een serieuze carrière te maken. Dat hij de eerste zwarte was op veel van de posities die hij bekleedde. En, zonder twijfel, dat hij een voorbeeld was voor veel Amerikanen, zwart en anders gekleurd.
Helaas zal zijn reputatie altijd bezoedeld blijven omdat hij zich liet gebruiken door de Cheney-bende om een vals verhaal over Irak de wereld in te helpen, een rechtvaardiging gevend voor een oorlog die de neocons sowieso wilden en op een allerbelabberste manier uitvoerden. Powell getuigde voor de VN en leverde vals bewijsmateriaal over wapens in Irak. Paradoxaal genoeg was dat hij überhaupt daar zat, voor een eerste ronde van VN steun voor de meest stupide oorlog in de Amerikaanse geschiedenis, deel van zijn succes. Als minister van Buitenlandse Zaken haalde hij kleine Bush en zijn neoconservatieve pushers over om in elk geval die weg te bewandelen. Tot een volledige VN toestemming kwam het niet.
Powell had er altijd spijt van en had in 2008 geen moeite de Republikeinen te laten voor wat ze waren. Hij werd gebruikt en slaagde er niet in om zich niet te laten gebruiken. Hoe krachtig was het gebaar geweest als hij was afgetreden.
Belangrijker dan deze negatieve erfenis was de stelling van Powell dat Amerika nooit een open ended war moest ingaan. De eerste Golf Oorlog, waar hij baas van de militairen was, werd door de oude Bush voorbeeldig gevoerd. Powell was daarbij onmisbaar. Hij wist dat de erfenis van Vietnam moest zijn dat Amerika zijn doelstellingen nauwkeurig bepaalde, wist waar het aan begon en de zaak kon afmaken. Kleine Bush leerde die les nooit van papa. In 2002 Powell kwam met het krachtige beeld van de bordjes de Pottery Barn, een winkel met keramiek: if you break it, you own it. De neocons waren doof.
Bij Powells dood werd ook veel geluchtfietst over de vraag, of beter, de stelling, dat hij in 1996 presidentskandidaat had kunnen zijn en had kunnen winnen. Daarvoor is maar een woord: onzin. Powell was realistisch genoeg om in te zien dat hij niet geschikt was voor electorale politiek en evenzeer dat hij geen kans had. Want dat is de luchtfietserij.
De Republikeinse Partij was onder Gingrich al op zijn obstructie pad verzeild. De proto-populist Buchanan haalde veel stemmen in de Republikeinse voorverkiezingen, ook al ging de nominatie, zoals bijna altijd, naar degene die ‘aan de beurt’ was, de bejaarde Bob Dole. Had Powell de Republikeinse nominatie kunnen winnen? Ik geloof er niets van. Toen en nu zou een zwarte kandidaat bij de partij van de racisten op teveel weerstand stuiten.
Had hij van Clinton kunnen winnen in 1996? Nee. Presidenten op voor herverkiezing verliezen niet vaak, zeker niet als de economie draait als een tierelier en er geen grote oorlogen zijn. Clinton was zo goed als onverslaanbaar in 1996. (Overigens was Powell niet in staat om Clinton in 1993 te weerhouden om te hard te lopen met homo’s in het leger – en niet in staat om de backlash in toom te houden).
De conservatieve columnist Bret Stephens fantaseert er lustig op los in de NYT wat een Powell presidentschap betekent zou hebben. Het is niet meer dan dat. Zo kun je eindeloos een goede uitkomst voor Amerika bedenken. Wat als Ford was herkozen in 1976? Dan zouden we de destructieve Reagan niet gehad hebben.
Wat als Gore in 2000 niet door het Supreme Court was kaltgestellt? Geen 9/11? Ik speculeer maar. Wat als niet de vreselijke Hillary Clinton in 2016 haar zombiecampagne voerde maar een frisse jonge Democrate?
Juist ja, luchtfietserij. Powell was veel te verstandig om zich in dat wespennest te steken. In 2003 deed hij zijn best om een oorlog te voorkomen en toen dat onmogelijk bleek, hem onder de beste voorwaarden te voeren. Dat lukte niet. De Cheney-bende was te sterk, kleine Bush te zwak. Hij had moeten aftreden.
Ook zonder presidentschap, juist zonder presidentschap, was Powell een uitzonderlijk Amerikaans staatsman. De luchtfietserij doet daar afbreuk aan.