Brexit bites back, again.

Ik betrapte mezelf op medelijden met Lizz Truss. Om zo genadeloos onderuit te gaan, zo beschamend te moeten vertrekken, zo je wereld in duigen zien vallen. Pijnlijk. Hoe moet je daarmee verder? 

Het radicalisme van Trusse en haar minister van Financiën was even welgemeend als ondoordacht. Ze was (en is, denk ik) een gelovige. Het evangelie van de supply side zeloten die in de jaren tachtig Amerika in de greep kregen, had ze in zijn geheel tot zich genomen. Ontketen de animal spirits van de burgers die het meest verdienen (impliciet: omdat ze de meeste meerwaarde leveren) en het gaat vanzelf goed met de economie van het land. Jacob Rees-Mogg, de krijtstreep extremist in haar regering, stelde meteen al voor zowat alle regulering van de arbeidsplekken af te schaffen. 

Met Truss is de laatste illusie van Brexit verdwenen. Zij was juist degene die de krachten van Engeland los wilde maken nu het niet door de EU wordt ingesnoerd. De meerderheid die Brexit kreeg kwam van burgers die kortzichtig zich wilden afzetten, de ideologische kracht achter Brexit kwam van libertarians, verzameld in een paar denk tanks in Londen. Nu heeft Groot-Brittanië de worst of all worlds: Brexit zonder de ideologie die erachter zat. 

Het kan nog erger worden als Johnson zich er weer mee bemoeit. Het idee van sommige parlementariërs dat hij volgende verkiezingen kan winnen miskent dat hij in 2019 alleen maar won omdat Jeremy Corbyn als leider van Labour zijn partij naar de afgrond leidde. 

Het is een genoegen de conservatieven te zien spartelen.

Wat er echt aan de hand is, is dat na twaalf jaar regeren, inclusief het Brexit drama, de conservatieve partij niets te bieden heeft. Geen ideeën, geen beleid, geen personeel. Weg ermee.