Herinnering aan Jan van Wieringen.

Leuk in om de Volkskrant een verhaal te lezen over Jan van Wieringen, begin jaren tachtig correspondent van de Volkskrant in de VS. Het raakt me zijdelings, ik heb Jan nog net meegemaakt als collega.

Hij woonde aanvankelijk in O Street in Washington, voordat hij in 1982 naar Greenwich Village verhuisde. Zelf woonde ik sinds begin 1983 op datzelfde O Street. Mijn buren kenden hem wel. Ik hoorde dat Jan uit DC was vertrokken omdat hij het te tam vond. Na de homo bevrijding was Greenwich Village veel spannender. Dit was de tijd van leren jackjes, leren petten, alles zwart natuurlijk, en veel metaal. En eindeloze seks in dark rooms.

In DC was dit de spannendste buurt. Aan het einde van onze straat die doodliep op een grasveld dat glooide naar het riviertje dat door Rock Creek Park liep. Het grasveld heette, en zie ik op Google, heet nog steeds, P Street beach, genoemd naar de naastliggende straat die groter en drukker is. In mijn tijd daar was P Street beach een plek waar homo’s elkaar ontmoetten. Er was een duistere disco bar aan de dwarsstraat, 23rd Street, waaraan het veldje lag.

Ik kwam Jan in levende lijve tegen bij de conventie van de Democraten, in San Francisco, in 1984. Niet dat we heel veel van hem zagen; we wisten dat Jan het druk had met dark rooms in wat toen het walhalla van de homo gemeenschap was, San Francisco. Oh ja, er was ook nog een conventie. Hij leek te genieten maar druk was het wel. Ik probeer me te herinneren wat wij over Aids wisten in die tijd. Weinig, maar genoeg om te weten dat het dodelijk was voor mensen om ons heen. Het zou dodelijk blijken voor Jan, ik geloof dat hij de twijfelachtige eer geniet de eerste Nederlandse dode aan Aids te zijn.

President Reagan weigerde de ziekte te onderkennen, zelfs toen zijn vriend Rock Hudson eraan doodging. Zelf had ik er zijdelings mee te maken. Een kennis ging dood, we hoorden andere verhalen. En in mijn hetero gemeenschap in Washington was er wel zorg over promiscue vrienden en vriendinnen die gemengde contacten onderhielden. Genoeg zorgen om naast de toen in DC verplichte syfilis test voor een huwelijk, onszelf te laten testen op aids voordat we trouwden.

Ik had als Washingtonse correspondent verder geen contact met hem. New York was niet onze wereld. De correspondenten in DC, onder wie Sytze van der Zee en Haye Thomas, klonterden wel samen – vooral als je moest doen wat geen correspondent wil doen, het bezoek van een Hollandse notabele coveren – vaker wel dan niet met een glas whiskey. Toen en nu vond ik dat correspondenten hun basis moesten hebben in DC, niet in New York, maar dat terzijde.

Jan kwam weer op mijn pad toen hij al ziek was; hij was naar Nederland vertrokken, begreep ik toen Bert Vuijsje me belde. Bert was toen adjunct bij de VK en vroeg me of ik voor Jan wilde invallen totdat er een nieuwe correspondent zou worden benoemd. Niet veel later hoorde ik dat Jan was overleden. Ik had daar wel oren naar, al kreeg ik weinig reactie op mijn verzoek om mee te mogen solliciteren. Was ook niet de bedoeling, het was al dichtgetimmerd, hoorde ik later. Ik mocht Jans computer, toen een begeerd artikel, bewaren voor de opvolger.

In januari 1986 begon ik voor de Volkskrant, met gemengde gevoelens. Jan was een aardige vent, voor zover ik hem kende. Het was lullig om zo in een correspondentschap te rollen.

Zijn verdienste als boodschapper van een gemeenschap en een ziekte die in de VS al veel duidelijker was dan blijkbaar in Nederland, is me uiteraard ontgaan. Mooi dat hij in dit stuk daar krediet voor krijgt.