Een nieuwe kijk op Amerikaans exceptionalisme. Inderdaad, een buitengewoon land.

Buitengewoon, exceptioneel, is een woord dat Amerikanen in de mond bestorven ligt. Zo zien ze hun land. ‘Exceptionalisme’ was de vlag waaronder Amerika de wereld leidde, de idee dat het land een speciale natie was met een hogere opdracht om de wereld met zijn voorbeeld te dienen, zelfs als de wereld daar niet op zat te wachten.

Trek daar maar een kruis over. Amerika is nog steeds buitengewoon maar de combinatie van Donald Trump en de corona-crisis geeft een nieuwe betekenis aan dat woord. De chaos die de regering-Trump kenmerkt, schept dagelijks buitengewone verwarring. Amerika leidt, zij het nu in het aantal corona-besmettingen: hoger dan waar dan ook. Hoger dan in China, dat ruim vier maal zoveel inwoners heeft.

Dat is het gevolg buitengewone omstandigheden. Zo heeft geen ontwikkeld land een slechter functionerende overheid dan Amerika, een direct gevolg van veertig jaar anti-overheidsactivisme. Geen westers land is structureel meer kwetsbaar voor dit virus. Een gemankeerd zorgsysteem met tientallen miljoenen niet- en onderverzekerden, met elf miljoen illegalen, met centra van armoede, dakloosheid en verslaving die het indammen van verspreiding van het virus moeilijk maken. Een samenleving die kraakt in al zijn voegen. Het corona-virus, in de VS nog in zijn eerste stadia van besmetting, zal laten zien dat Amerika niets beter is dan de rest van de wereld, mogelijk een heel stuk slechter.

Buitengewoon interessant is de aard van Amerika’s federale structuur. De president mag de machtigste man in de wereld zijn, op dit moment zijn het gouverneurs die dagelijks beleid maken. We zijn allemaal bekend met het concept van de trias politica, de scheiding der machten in uitvoerende, wetgevende en rechtelijke macht. Maar dat is enkel de horizontale scheiding der machten, als je dat zo mag noemen. Er is ook een verticale scheiding der machten waarbij besluiten worden genomen op het niveau waar dat het meest effectief is. Dat kunnen de staten zijn, maar vaak ook burgemeesters of, bij onderwijszaken, een lokaal gekozen school board.

De opstellers van de Amerikaanse grondwet wilden dat beleid zo dicht mogelijk stond bij de mensen die het aanging. Zo konden burgers zowel de agenda bepalen als de uitvoering van beleid controleren. In geen enkel ander land worden voor zoveel functies verkiezingen georganiseerd.

Een andere doelstelling was fragmentatie van de macht zodat machtsmisbruik minder goed mogelijk was. Het beperkt de macht van de federale overheid, van de president. Toen president Trump aankondigde dat hij tegen Pasen de economische beperkingen wilde opheffen werd meteen opgemerkt dat het de gouverneurs waren die beslisten over welke zaken al of niet gesloten blijven. Toen hij zaterdag, zonder enige raadpleging aankondigde te overwegen om drie staten in quarantaine te zetten, lieten de gouverneurs van die staten weten dat een buitengewoon slecht idee te vinden. Trump krabbelde snel terug.

Natuurlijk is er een rol voor die federale overheid. Leiding, coördinatie, richtlijnen, voorlichting, bepaalde dwangmiddelen die enkel op dat niveau kunnen worden uitgeoefend, en vooral gebruik van de federale bureaus om op dit soort crises voorbereid te zijn. We weten inmiddels dat Trump zes weken verspilde aan ontkenning en bagatalisering, terwijl de gouverneurs wanhopig probeerden zich voor te bereiden op de crisis.

Inmiddels probeert Trump zich te presenteren als een oorlogspresident, inclusief praten over ‘oorlog’ en ‘overwinning’. Die pose zal weinig mensen overtuigen en hij ondermijnt hem door kleinzielig en ronduit wreed gedrag. Hij kan gewoon niet anders, het is zijn aard. Zo was Trump zijn gewone zelf toen hij in een conference call tegen de gouverneurs zei: ‘Beademingsapparatuur, ventilatoren, en al die apparaten – probeer ze zelf maar te krijgen’. De markt zou het wel oplossen. In een ander geval zei hij tegen gouverneur Cuomo van New York dat naar zijn gevoel de gevraagde 30.000 beademingsapparaten niet nodig waren. Hij is zeker ook de enige leider in de wereld die van lagere overheden eist dat ze ‘hun dankbaarheid’ tonen (en hem prijzen), op straffe van uitgesloten worden van hulp. Terwijl hij de oorlogspresident uithangt en partijdigheid afkeurt, valt hij gouverneurs aan die hem niet bevallen, waarbij zijn afkeer (angst?) voor sterke vrouwen zichtbaar wordt. Meer dan dat, hij geeft vicepresident Pence, de aanvoerder van de corona-taskforce opdracht niet met hen te praten en geeft ondernemingen opdracht geen zaken te doen met Michigan. Uitzonderlijk, dat is wel het minste wat je ervan kunt zeggen.

Je zou kunnen zeggen dat staten die Republikeinen als gouverneur hebben gekozen daarvoor een prijs gaan betalen. Afgezien van Maryland hebben Republikeinen tot nog toe weinig leiderschapskwaliteit laten zien. Texas en Florida zullen hot spots worden, net als New York, maar ze zullen iemand als Andrew Cuomo missen.

Buitengewoon is ook de idioterie ter rechterzijde, ondersteund door en ter ondersteuning van Trump. In geen enkel ander land is er zo’n kluster van ontkenners van de ernst van het virus. Dr. Fauci, de enige die breed vertrouwd wordt, krijgt bakken drek over zich heen als hij een gebaar maakt dat door Trump-fanaten wordt uitgelegd als kritiek op hun grote man. En volstrekt uniek is het dat in de VS een grote groep bereid is tienduizenden, misschien honderdduizenden medeburgers ter dood te veroordelen om de economie, dat wil zeggen de beurs, Trumps maatstaf voor zijn eigen succes, omhoog te jagen. Het laat zich raden de voorstanders van deze methode niet de armsten en meest kwetsbaren zijn.

Dat Trumps waarderingscijfers (licht) zijn gestegen is minder een uiting van lof voor zijn beleid, of gebrek daaraan, dan een klassiek verschijnsel in tijden van crisis: steun voor de leider. George W. Bush scoorde hoog in de tachtig procent na 9/11. Zoals bij Bush staat het bij Trump nog te bezien of dit beklijft en effect heeft op de verkiezingen (de organisatie daarvan en de uitdaging om ze eerlijk te houden is nog heel ander chapiter).

Het buitengewone van de Verenigde Staten, zoals hierboven deels beschreven, ondermijnt wat er nog over was van Amerika’s positie als buitengewone natie, als vanzelfsprekende leider van de wereld. Wie nu nog komt met Amerikaanse exceptionalisme zal met besmuikt hoongelach worden ontvangen. Dat werd pijnlijk aangetoond toen minister van Buitenlandse Zaken Mike Pompeo tijdens de G-7 ontmoeting van ministers erop stond om over het ‘Wuhan-virus’ te praten. De andere zes weigerden daarin mee te gaan, het resultaat was een slappe eindverklaring. Buitengewoon kinderachtig.

Alle geklungel van president Trump moet niet verhelen dat de grote ontwikkeling, het einde van Amerika als leidende natie in de wereld, al veel langer bezig is. De oorlog in Irak, de crisis van 2008, Obama’s min of meer mislukte ‘pivot to Asia’ en het niet in staat zijn van de VS om zich los te maken van het Midden Oosten zijn allemaal markeringspunten op de ontwikkeling die in Donald Trumps ‘America First’ hun voorlopige eindpunt vonden. De coronacrisis onderstreept de uniek Amerikaanse binnenlandse zwakheden die hun weerslag hebben op de buitenlandse politiek. Amerika is en blijft buitengewoon maar niet meer op een manier die ons vertrouwen in kan boezemen.