De zogenaamde globale markt voor grootverdieners.

In de Financial Times vandaag de bespreking van een interessant boek over de excessieve inkomens van bestuurders van grote bedrijven: Are Chief Executives Overpaid? door Deborah Hargreaves.

De bespreekster vertelt dat ze niet wist dat Jeffery Fairbarin, hoofd van het constructiebedrijf Persimmon, die volgens de Guardian in 2017 een bonus kreeg van 110 miljoen pond, dat jaar genoeg verdiende ‘om een huis te bouwen voor elke dakloze in York, waar het bedrijf zijn hoofdkwartier heeft’. Volgens Hargreaves zal de gemiddelde UK executive in de FTSE 100 (de grootste publiek genoteerde bedrijven) 159 keer zoveel verdienen als de gemiddelde werknemer. In de VS kan die verhouding oplopen tot 347 maal zoveel.

Hargreaves beargumenteert ook dat de kosten van overbetaling hoger zijn dan enkel weggegooid geld. Nog afgezien van het zoeken naar beleid dat hun inkomen maximaliseert, worden ‘zowel economische groei als democratische instellingen ondermijnd in perioden van gigantische ongelijkheid’.

Het leidt tot een pleidooi voor een ’terugkeer naar de basis’: een eenvoudig salaris.

Hargreaves maakt ook korte metten met het argument dat dit een wereldwijde markt waar de topbestuurders, als ze niet zakken geld krijgen, onmiddellijk naar het buitenland vertrekken – het argument dat ook werd gehoord toen de Nederlandse banken in hun incompetentie de salarissen en bonussen van hun directeuren verhoogden. Het simpelste antwoord is: laat ze maar eens kijken of ze elders aan de bak komen. En Hargreaves laat zien dat van de 489 benoemingen in een Fortune Global 500 onderneming er maar 4 waren die daarvoor naar een ander land gingen.

Die markt voor hoge inkomens wordt vooral gemaakt omdat deze baasjes (veelal mannen) naar elkaar kijken en dat als argument gebruiken om weer een rondje hoger te gaan. Ook het hele idee dat één persoon, een held op zijn terrein, het verschil zou kunnen maken bij een groot bedrijf, lijkt vooral napraterij in de raden van bestuur die deze zakken geld uitdelen.

De vraag in de titel van het boek is een retorische. Ik ga het lezen om te zien wat Hargreaves voorstelt eraan te doen.