Al na honderd dagen heeft president Trump zijn adviseur voor Nationale Veiligheid Michael Waltz ontslagen. Waltz hield het maar net wat langer uit dan de veiligheidsadviseur in Trump 1.0, Michael Flynn, toentertijd ontslagen door ontoelaatbare contacten met de Russen. Volgens de New York Times zou Waltz te veel eigen meningen hebben, die ook nog eens niet strookten met wat Trump denkt of denkt te denken. Zo zou Waltz zich door Netanyahu hebben laten opjuinen om militaire actie tegen Iran te ondernemen en was Waltz geen fan van Poetin. Trump heeft nog steeds een Nobelprijs voor de vrede op zijn agenda staan en geen van beide stellingnames van Waltz helpen daarbij.
Achter de schermen speelde zich een machtsstrijd af, of een ideologische strijd over de richting van buitenlands/veiligheidsbeleid, tussen Waltz, die geldt als een neo-conservatief in de George W. Bush en Dick Cheney stijl, en neo-isolationisten zoals vicepresident Vance en de coterie rondom hem, die vinden dat de rest van de wereld maar voor zichzelf moet zorgen. Trumps Chief of Staff Susie Wiles zou hebben ervaren dat Waltz’ optreden steeds meer uit de pas liep met Trump en dat die zich daar meer en meer over opwond. De stupiditeit van Waltz en consorten om via Signal te communiceren was de druppel die de emmer deed overlopen, maar eerder een stok om de hond te slaan.
De rol van Waltz word nu overgenomen door minister van Buitenlandse Zaken Marco Rubio. Het idee zou nu zijn dat Rubio, die zich bereid heeft getoond elk eerder standpunt te verlaten en die Trump strijkt waar hij gestreken wil worden – de onderbuik –, beter in staat zou zijn Trumps ideeën, such as they are, in beleid om te zetten. Voor het gemak is de staf van de National Security Council (NSC) ook maar ontslagen – nadat Trump-onderbuikfluisteraar Laura Loomer al eerder een aantal mensen had laten verwijderen.
Dit gaat niet goed aflopen. Binnen niet al te lange tijd zal blijken dat a) deze regering niet inziet wat de werkelijke functie van veiligheidsadviseur inhoudt, b) dat het combineren van de functie van NSC adviseur en minister van Buitenlandse Zaken geen goed idee is en c) dat Rubio zo nog sneller uitgekauwd en uitgespuugd zal worden door Trump. Laten we eerst eens kijken naar de werkelijke aard van de functie van NSC-adviseur. Bij toeval heb ik in mijn studiejaren aan Columbia voor een seminar over bureaucratic politics (een aparte onderzoeksrichting, uitgewerkt door oud-Kissinger medewerker Mort Halperin) een paper geschreven over wat er gebeurde toen Kissinger de functie van veiligheidsadviseur en minister combineerd.
Beginnen bij het begin: voor de president is de National Security Council (NSC) het belangrijkste adviesorgaan op het terrein van de buitenlandse politiek. Het wordt geleid door de National Security Adviser. De NSC hoort bij de staf van het Witte Huis en kan dus naar believen door de president benoemd en ontslagen worden. De NSC werd in 1947 opgezet in de National Security Act, met als doelstelling tot een consistent buitenlands beleid te komen door een betere coördinatie tussen de verscheidene departementen en bureaus. De veiligheidsadviseur was de spin in het web. Hij moest ervoor zorgen dat iedereen zijn advies inbracht, maar vooral ook dat iedereen na een genomen besluit hetzelfde script hanteerde. Daartoe werden en worden meestal gespecialiseerde hoge ambtenaren in de NSC gedetacheerd van de ministeries die betrokken zijn bij buitenlands beleid. Een China expert, een Rusland expert, een nucleair expert, iemand van de CIA, de verschillende armen van het Pentagon en zo maar door. Ook de betrokken ministers zijn qualitate qua lid van de NSC, terwijl formeel de president de voorzitter is. Er zijn principal committees en subcommittees, de organisatie kan naar believen worden aangepast door de president. Maar het doel blijft hetzelfde: coördinatie en ontwikkeling van beleid.
Verschillende presidenten zijn heel verschillend met deze structuur omgegaan. Onder president Nixon diende Henry Kissinger, voordien professor aan Harvard, als veiligheidsadviseur. Kissinger zette allerlei onofficiële netwerken op, backchannels, die besluitvorming mogelijk maakten buiten de overlegorganen om. Nixons minister van Buitenlandse Zaken wist vaak niet wat er gaande was. Het werkte omdat Kissingers baas, president Nixon, een buitenlandse politiek-expert was die wist wat hij wilde en zelf ook dol was op privé kanalen. Kissinger was druk met de opening naar China en later met het Midden Oosten, waardoor zijn assistenten een belangrijke rol speelden – maar op de achtergrond. De paranoïde Kissinger en Nixon geloofden dat er gelekt werd uit de NSC toen de NYT belangrijke informatie opdook, waarna ze opdracht gaven om de telefoons van medewerkers af te luisteren (het schijnt dat medewerkers in Trumps omgeving leugendetector tests moeten afleggen). Onder president Carter nam Zbigniew Brzezinski de rol van Kissinger als adviseur over. Brzezinski was in de regering-Carter de havik die minister van Buitenlandse Zaken Cyrus Vance in de wielen reed – Vance nam ontslag voor de ondoordachte en uiteindelijk mislukte poging om de gijzelaars in Teheran te bevrijden en Brzezinski joeg Carter op tot nogal assertief optreden toen de Russen Afghanistan waren ingelokt.
De macht van de NSC is zo groot als de president toelaat. Onder president Reagan, die zes veiligheidsadviseurs versleet en zelf nauwelijks betrokken was, zeker niet in zijn tweede termijn, maakte een activistische NSC op eigen houtje beleid dat expliciet door het Congres was verboden. De adviseur en zijn naaste medewerker, Oliver North, verkochten wapens aan Iran en gebruikten het geld om de extreemrechtse militanten in de burgeroorlog in El Salvador te financieren.Het leverde het Iran-Contraschandaal op, dat, als het eerder in zijn presidentschap had plaatsgevonden, impeachmentwaardig was geweest.
De algemene opinie is dat Brent Scowcroft, die onder president Ford en later onder Bush-41 veiligheidsadviseur was, deze rol het best vervulde. Hij was tegelijk gezaghebbend genoeg om iedereen op één lijn te krijgen en dienend genoeg om zijn president loyaal van dienst te zijn. Een voorbeeld van het omgekeerde was Condoleezza Rice, die veiligheidsadviseur was onder Bush-43. Zij werd ondermijnd door vicepresident Cheney en minister van Defensie Rumsfeld, die een eigen agenda hadden en elke vorm van coördinatie dwarsboomden. De arme Rice kon er niet doorheen breken. Je mag wel stellen dat een veiligheidsadviseur zo sterk is als zijn vertrouwensband met de president is. Hij of zij moet geen prima donna zijn, weten we ondertussen. Over het geheel genomen is het een goed teken als we niet onmiddellijk kunnen bedenken wie ook maar weer de huidige adviseur is. Wat dat betreft zat Walsh al in de foute hoek door het Signal schandaal, waarbij hij per ongeluk een journalist aan een besluitgroep over militair optreden toevoegde (de clowneske minister van Defensie Pete Hegseth deed ook mee en heeft nog meer Signal schandelen – hij is de volgende die zal verdwijnen).
In 2017 benoemde Donald Trump Michael Flynn, een ideologisch gedreven gepensioneerde luitenant-generaal.Flynn was actief geweest in de Trump-campagne, onder meer door op de Republikeinse conventie lock her up-koren aan te voeren tegen Hillary Clinton. Voor de met Obama geobsedeerde Trump was Flynns grootste aanbeveling dat hij in 2014 door president Obama was ontslagen als hoofd van de militaire inlichtingendienst, onder meer wegens banden met een Russische dame. Binnen een maand moest Trump Flynn ontslaan vanwege contacten met de Russen voordat hij officieel in functie was, en vanwege niet opgegeven werkzaamheden voor buitenlandse regeringen.
Vervolgens benoemde Trump een rechtlijnige militair, luitenant-generaal H.R. McMaster (altijd aangeduid met zijn voorletters), waarmee de president, geheel voorspelbaar, slecht kon opschieten. Daarna dook de prominente neoconservatief John Bolton op als veiligheidsadviseur, een interessante keuze omdat Bolton als oorlogshitser inging tegen de instincten van Trump, die geen nieuwe militaire conflicten wilde. Bolton kreeg geen oorlog in Iran en zijn gebrek aan chemie met Trump maakte hem haast irrelevant. Hij werd na zeventien maanden ontslagen. Zelf schreef Bolton achteraf: ‘Trump is een Poetin-omarmende idioot, die dacht dat Finland deel was van Rusland.’ Dat is waar, maar Bolton was zelf een gevaarlijke opportunist die dacht dat hij de president kon sturen en een oorlog met Iran kon uitlokken.
Hoe belangrijk adviseurs zijn bleek tijdens Bush-43, toen de CIA-directeur de president misleidde over de mate van zekerheid dat Saddam massavernietigingswapens had ontwikkeld: ‘slam dunk’, zei de directeur met een basketbalterm voor een honderd procent zekere score. Hij haalde het hele veiligheidsapparaat over om Irak binnen te vallen omdat veiligheidsadviseur Condoleezza Rice geen tegenvuur kon geven. Minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell, een matigende kracht in de regering-Bush, werd met misleidende informatie naar de Verenigde Naties gestuurd om dat orgaan over te halen een aanval op Irak te steunen. Bush werd slecht bediend door zijn adviseurs, maar uiteindelijk is het natuurlijk de president die beslissingen neemt en verantwoordelijk is.
Dat deed Donald Trump ook in juni 2019 toen hij op het laatste moment een door zijn adviseurs opgezette aanval op Iran afblies. Trump voelde zich op dat moment opgejaagd, boxed in. Veel presidenten voor hem hadden dat ervaren. In 1961 had president Kennedy zich geërgerd aan de oorlogszucht van de militairen tijdens de Cubacrisis. Ze wilden meteen maar bombarderen. President Johnson kreeg enkel optimistische voorspellingen over de oorlog in Vietnam: nog maar 100.000 soldaten erbij en we hebben gewonnen! George W. Bush’s minister van Defensie, de neoconservatief Donald Rumsfeld, had de president wijsgemaakt dat na de ‘bevrijding’ van Irak alles vanzelf zou gaan, en Barack Obama kreeg in Afghanistan alleen maar opties voorgeschoteld die Amerika er nog langer hielden. De krukkig uitgevoerde terugtrekking van de Amerikanen uit Afghanistan in Bidens eerste jaar was mede het gevolg van slecht voorbereidend en organiserend werk van Bidens adviseurs. Over de mate waarin die adviseurs ook de mate waarin Biden nog kon leiden verhulden, worden nu boeken volgepend.
Kan Marco Rubio, door Trump treffend Little Marco genoemd in 2016, tegelijkertijd veiligheidsadviseur zijn en minister van Buitenlandse Zaken? Lessen uit het verleden doen vermoeden dat dit arrangement niet lang gaat duren. Het voorbeeld van Kissinger dateert van na Watergate, toen Kissinger als een stabiele betrouwbare kracht werd gezien die de in elkaar stortende president in toom kon houden. Toen Nixon aftrad, probeerde Ford de continuïteit te handhaven door Nixons minister van Buitenlandse Zaken, Henry Kissinger, over te nemen. Hij liet hem ook zitten als nationale veiligheidsadviseur.
Er waren een aantal problemen. Het belangrijkste was dat Kissinger alom werd gehaat binnen Fords eigen partij, de Republikeinen, deels om ideologische redenen, deels uit afkeer van zijn dominante persoonlijkheid en zijn arrogantie. Op de achtergrond wonnen toentertijd de neoconservatieven aan macht. Zij vonden de detente die Nixon tot stand had gebracht een vorm van uitverkoop aan de communisten. In november 1975 dwongen ze Ford om Kissinger te laten vallen als veiligheidsadviseur en benoemde hij Brent Scowcroft op die post, waardoor Kissinger zijn machtspositie kwijtraakte. Hij had echter zichzelf al ondermijnd door de functies te combineren omdat hij zoveel tijd kwijt was als minister dat de medewerkers van de NSC onevenredig veel macht kregen om hem te dwarsbomen. Twee petten op is geen goed idee.
Het valt te verwachten dat Little Rubio snel zal ontdekken dat het ook voor hem te veel is. Volgens de NYT denkt Trump dat hij geen veiligheidsadviseur nodig heeft omdat hij zelf precies zou weten wat hij wil. Het probleem is natuurlijk dat Trump helemaal niet weet wat hij wil, of beter gezegd, wel een paar ideeën heeft maar geen diplomatieke deskundigheid heeft om ze ook maar een begin van uitvoering te geven (herinner u de opening naar Kim, waar Trump gewoon over zijn adviseurs heenrolde). Meer dan ooit is Trump omringd door jaknikkers die vooral de president willen strelen en niet kritisch durven te zijn. Zo is voor Rubio de ironie dat hij zijn inderdaad belangrijke rol krijgt omdat hij Trump naar de mond praat maar tegelijkertijd daarmee zijn eigen rol als beleidsmaker ondermijnt.
Als Rubio deze tijdelijke rol weer neerlegt, komt er weer ruimte voor een deskundig iemand die inderdaad kan coördineren en geen bureaucratische of ideologische eigen belangen heeft. Er is gesproken over Trumps mede-onroerend goed boer Steve Witkoff maar dat lijkt me onwaarschijnlijk. De man weet niets van de bureaucratische organisaties die hij zou moeten coördineren en lijkt ook van diplomatie weinig kaas gegeten te hebben – hij is wel een patsie voor Poetin. Een andere naam die genoemd wordt is Sebastian Gorka, een gevaarlijke agressie neoconservatief – wat mij doet denken dat hij onterecht genoemd wordt, al is hij iemand die invloed heeft.
De meest waarschijnlijke volgende benoeming is gewoon iemand die deskundig is en geen ideologisch profiel heeft. Het probleem is dat deskundigen met de vaardigheid om complexe zaken te coördineren niet meer in Trumps entourage van acolieten en meepraters zitten. Generaal McMaster liet zien dat je je reputatie onder deze omstandigheden alleen maar schade kunt toebrengen. John Bolton raakte alleen maar gefrustreerd omdat hij een andere agenda had dan Trump, die, tot zijn krediet moeten we zeggen, geen oorlog wilde. De meest voor de hand liggende kandidaat is Robert O’Brien die vanaf september 2019 de rol van adviseur voor Trump vervulde. Hij zit nu in de President’s Intelligence Advisory Board maar zou, naar verluidt, graag minister van Buitenlandse Zaken of van Defensie willen worden. Als Hegseth eindelijk wordt afgedankt, kan hij naar het Pentagon en dan heeft Trump hem daarvoor nodig. Maar daarvoor zijn ook andere kandidaten. Misschien kan Little Marco veiligheidsadviseur blijven en kan O’Brien BZ overnemen. Het enige dat zeker is, is dat Marco Rubio niet beide functies zal blijven vervullen.