De populariteit van Donald Trump raakt historische dieptepunten, onderstreept door de uitslagen van de verkiezingen deze dinsdag. Ondertussen laten opiniepeilingen ook iets veel interessanters zien, iets onverwachts: Amerikanen zijn het ergens over eens!
Goed nieuws, zou je zeggen. Minder goed is waar ze het over eens zijn, namelijk dat ze tot op het bot verdeeld zijn en dat dit geen goede zaak is. Liefst 64 procent van alle burgers vindt dat het Amerikaanse politieke systeem te verdeeld is om de problemen van de natie op te kunnen lossen. Slechts een derde deel gelooft daar nog in, en in die context is het verontrustend dat niet economie de grootste zorg is, maar vooral de polarisatie en de staat van de democratie.
President Trump is de grootste reden voor verdeeldheid. Gezien Trumps dominantie van zijn partij mag je dat vertalen naar fundamentele verdeeldheid van Republikeinen en Democraten. Als u denkt: niets nieuws toch, is dat al niet sinds Clinton het geval? Zeker, maar het is in zoverre misleidend omdat er wel degelijk een groot midden is van kiezers die in 2024 liever niet op Trump had gestemd, of met tegenzin op Harris stemden. Anders gezegd: de verdeeldheid was minder groot dan Trumps verkiezing doet vermoeden.
Er is polarisatie, daarover geen misverstand. Maar die irriteert de kiezer. Een Democraat kan deze polarisatie gebruiken om vanuit de andere kant erin te komen, zoals gouverneur Gavin Newsom van Californië doet met zijn agressieve, Trumpiaanse lonken naar de media. Het geeft hem de aandacht waar hij op uit is in een omgeving waar niemand eruit springt. Ik denk dat het een zwaktebod is om je te verlagen tot het niveau van je tegenstander.
Trumps unieke botte en polariserende stijl biedt echter ook een andere opening: een buitengewone kans voor iemand die een boodschap van eenheid over het voetlicht weet te brengen op een authentieke en geloofwaardige manier. Een persoon die niet polariseert, goed van tongriem is gesneden en een brede kennis heeft van wat nodig is om een overheidsapparaat te laten werken voor de burgers. Een verbinder. Iemand die, in het klassieke jargon, ‘over zijn schaduw heen kan springen’.
Het is eerder vertoond. In 2007 stond de onbekende junior senator van Illinois op de trappen van de oude state capital in Springfield, zich nadrukkelijk hullend in de mantel van Abraham Lincoln, de eenheidsbrenger tijdens de Burgeroorlog. Barack Obama sprak onmiddellijk aan in het klimaat waarin George W. Bush diep onpopulair was en de omstreden verkiezingsuitslag van 2000 een vervelende smaak had nagelaten. Vergeet voor het moment de demonisering van Obama toen hij eenmaal president was, zijn Yes we can-boodschap resoneerde.
Hoe zou zo’n eenheid brengende nieuwkomer er nu uitzien? Hij of zij hoeft niet per se heel nieuw te zijn maar moet zich wel als nieuw weten te profileren. Zo iemand moet beginnen met een state of the union-analyse: hoe staat de VS erbij anno 2025? Waar maken mensen zich druk over? We hebben het over bread and butter-onderwerpen: inflatie, lonen (minimumloon), gezondheidszorg, wapengeweld, basale voorzieningen zoals een functionerende overheid. De uitdaging is die te weven in een boodschap die overbrugt.
Hier helpen die opiniepeilingen: mensen maken zich druk over de verdeeldheid op zich, en over de democratie, anders gezegd, de manier waarop Amerikanen met elkaar omgaan, hoe ze hun samenleving organiseren. Hoe ze met elkaar praten. Enkel Trump bashen is dus niet genoeg. Sterker, het voedt het ongemak. Er is nood aan een verhaal van wat Amerikanen ‘belonging’ noemen, erbij horen, een inclusief project. Een verhaal van een gezamenlijk project, een opdracht samengebald in een – sorry voor het cliché – mission statement.
De Trump-destructie heeft het voordeel dat je sommige dingen opnieuw kunt opbouwen zonder de ballast van tientallen jaren opeengestapeld beleid. Neem buitenlandse hulp. Neem onderwijs. Neem infrastructuur. Door in de verdedigingsmodus te springen zijn progressieven de afgelopen decennia conservatief geworden. Ze wilden alles wat is opgebouwd behouden. En sommige dingen moet je verdedigen: het recht op abortus, homohuwelijk, pensioenen en gezondheidszorg voor ouderen en armen, en ja, bescherming tegen destructieve ondernemingen, of ze nu high tech, olieboeren of financiële schuinsmarcheerders zijn. Verdedig die.
Praat over fairness. De samenleving moet fair zijn tegenover alle Amerikanen. Dat kan door achterstanden of achterstellingen goed te maken en dat geldt niet alleen voor groepen van kleur of etnische achtergrond, maar ook voor plattelanders zonder wegen, openbaar vervoer en snel internet. De Trumpies breken alleen maar af. Dat nodigt uit tot wat ze in management een zero base analysenoemen: hoe zou je willen dat een overheid, of een beleidsprogramma, eruit zag als je het opnieuw in elkaar zou mogen zetten?
Om de diepe verdeeldheid te overbruggen moet je van goeden huize komen. Niet meteen de andere partij afschrikken, niet meteen het evangelie preken van je eigen partij. Een eenheidskandidaat kan onder de huidige omstandigheden niet uit de Republikeinse Partij komen. Mooi, denkt u, maar waar is die persoon dan?
Ik kan me ervan afmaken door te zeggen dat het gaat om de beschrijving van een fenomeen, meer dan om een concrete persoon. Dat zou flauw zijn. Er is namelijk een Democraat die zo’n beetje belichaamt waar ik het hierboven over had. Dat is Pete Buttigieg, voormalig minister van Transport in de regering-Biden. Hij is jong (47), gay, getrouwd, vader van twee kinderen, geboren en getogen in het Midden Westen. Hij heeft het over een verhaal van bij elkaar horen, een gezamenlijk nationaal project. Hij praat over hoop, niet als aansporing tot actie maar juist als resultaat ervan. Geef hoop. Bouw hoop op.
Er ligt een boodschap te wachten voor een politicus met verbeelding, met lef en met de gelijkmoedigheid om overweg te kunnen met de extremen van het politieke klimaat. Of Buttigieg degene is die zich die rol aanmeet, of dat het een ander is, de contouren van wat Amerika nodig heeft om weer te helen beginnen zich af te tekenen. Misschien is iedereen het er dan straks ook over eens dat er meer nodig is dan eensgezindheid over de verdeeldheid.