Bryce NP: een landschap van schaakstukken en wachters

Het veelkleurige waanzinnige wonderlandschap in het zuiden van Utah is een van de meest bizarre parken in de Verenigde Staten. En een van de meest indrukwekkende. Bryce maakt een overweldigende indruk op de bezoeker.

Frans Verhagen

Op een dag in 1876 stond T.C. Bailey, een landmeter in dienst van de Amerikaanse overheid, op de rand van Bryce Canyon. In die tijd waren de hoge vlakten van het zuiden van Utah alleen bekend bij de Paiute Indianen en een handjevol stropers, geografen en geharde Mormoonse boeren. Bailey was de eerste ‘officiële’ bezoeker en zijn gemoed schoot vol bij het zien van wat hij omschreef als ‘het wildste en meest schitterende uitzicht dat iemand ooit had’.
Waar mijnheer Bailey precies stond, weet ik niet, maar het zou heel goed Inspiration Point hebben kunnen zijn. Hij stelde vast dat de aarde ineens een paar honderd meter steil de afgrond in dook, alsof de bodem eruit gevallen was, maar dat er duizenden rotsen waren blijven staan ‘in alle vormen en gedaantes, als eenzame wachters over een grotesk en pittoresk landschap’. Mijn uitzicht is niet veel anders dan dat van Bailey ruim 120 jaar geleden. Ik zie wat lijkt op kastelen en kathedralen, monniken en priesters, schaakstukken die wachten op de volgende zet en hele miniatuursteden – een fantasie van rotsformaties in de kleuren rood, wit, paars en vermiljoen. In het hele systeem van de nationale parken heb ik nog nooit een landschap gezien dat zo delicaat is gebeeldhouwd en zo levendig is gekleurd.

Mormoons pionierswerk
Het was Major John Wesley Powell, de eenarmige ontdekker van de Grand Canyon, die in 1871 begon met het wetenschappelijk onderzoeken van de valleien en plateaus in zuidelijk en centraal Utah. Zijn route begon in Kanab, hij ging Johnson Canyon in en stak daarna de stromen over die bruisten door de diep uitgesleten kerven in de hoge wanden van het plateau in wat nu het nationaal park is. Vervolgens kwam in 1874 een groep Mormonen uit Salt Lake City om zich te vestigen in de vallei ten oosten van Bryce Canyon. Hun pionierswerk was deel van het Mormoonse beleid om het zuidelijk deel van Utah te koloniseren. In die tijd hoopten de nieuwe bewoners van Utah nog dat ze in dit gebied, dat zij ‘Dixie Land’ noemden, grootschalige katoenplantages zouden kunnen opzetten. Een van hen, Ebenezer Bryce, ging vanuit Canonville nog verder stroomopwaarts en probeerde er een ranch op te zetten voor zijn kuddes vee. Hoewel hij het uiteindelijk opgaf en vertrok, liet deze Bryce als erfenis voor latere generaties zijn naam achter voor de vallei en de onsterfelijke samenvatting van wat Bryce Canyon betekende: ‘Een vreselijke plek om een koe kwijt te raken’.
Het einde van de Mormoonse kolonisatie – zij het niet van hun invloed – schiep rust in dit letterlijk fantastische landschap. Anders dan in andere mooie natuurgebieden in het Zuidwesten was de dreiging van potentiële natuurvernielers gering – er viel simpelweg niets te halen. Lovende verhalen in de landelijke pers en enthousiasme bij het bezoekend publiek leidden in 1923 tot de vestiging van Bryce Canyon Nationonal Monument. Een jaar later werd het Utah National Park. Het park kreeg zijn huidige naam in 1928, waarna de omvang ervan een aantal malen werd uitgebreid.

Sfeer en stemming
Komend vanuit het noorden, over de enige weg die het park rijk is, volg ik op mijn gemak de rand van de canyon, de ‘rim’. Aangezien de rim niet langer is dan een kilometer of dertig, kan ik als ik wil de hele afstand in twee a drie uur afleggen, zelfs als ik op een paar mooie uitzichtpunten halt houdt, en dan weer vertrekken, zoals helaas veel bezoekers doen. Dat is onverstandig, want zo ben je nooit in staat de krachten die deze speciale plek hebben gevormd te begrijpen of te waarderen. Ik wil per sé langer blijven, de uitzichten vanaf de rim laten bezinken en de paden die eronder liggen bewandelen. In elk geval een paar ervan.
Als ik stop bij de diverse uitzichtpunten, voel ik een koele bries over de rand van de canyon waaien. Het maakt me acuut bewust van de hoogte waarop de weg ligt, van zo’n 2400 meter bij Fairyland View tot 2800 meter bij Bryce Point en meer dan drieduizend meter bij Rainbow Point, waar de weg eindigt.
Het is een plezierige zomerdag, maar ik hoor dat de eerste vorst al in augustus komt, dat sneeuw meestal blijft liggen tot in mei en dat je eigenlijk altijd een bui met sneeuwvlokken kunt verwachten. Het drukt me nog eens op de realisering hoe groot de variaties in het terrein en het klimaat in de bergen van Zuid Utah zijn en hoe dat klimaat bijdraagt aan de sfeer en de stemming die de regio uitstraalt.

Grote binnenzee
Elk observatiepunt ziet uit over een klein amfitheater van verschillende soorten koepels, tempels en pilaren. Hoe ze tot stand kwamen is een van de wonderen van de natuur. Eens was dit hele gebied een grote binnenzee, gevoed door rivieren en stromen van de omliggende hoogtes. Zand, zilt en kalk spoelden de zee in, zoveel dat ze in de loop van een heel lange periode samengedrukt werden in compacte lagen rots. In de volgende fase begonnen grote blokken van de aardkost te schuiven. Het land werd opgetild van wat toen zeeniveau was tot de hoogte van bergen.
Als gigantische platforms werden sommige stukken van de Zuid-Utah hoger opgedrukt dan andere, terwijl tegelijkertijd andere krachten het opgetilde land bogen en braken, zodat de verschillende lagen schots en scheef kwamen te liggen. Daarna oefenden zon, wind, sneeuw, ijs, vorst en regen hun invloed uit. Kliffen begonnen te verkruimelen en erodeerden tot spitsen en torentjes, in een proces waarbij de zachtere kleischalie en zandsteen het eerst verdwenen maar zelfs het meer weerstand biedende kalksteen en ziltgesteente uiteindelijk de krachten niet kon weerstaan, zeker niet als de zwakkere lagen aan de basis al waren verdwenen.
Het zo ontstane tableau van vormen en kleuren ziet er met elke wolkenschaduw weer helemaal nieuw en anders uit. Met elke zomerstorm, iedere lentedooi, eigenlijk iedere nieuwe dag, verandert het landschap. Zelfs de rim waarop ik nu sta erodeert langzaam maar zeker, afbrokkelend naar het westen, zoals een zeestrand wordt opgepeuzeld door de krachten van de oceaan.

Feestelijke sfeer
Chipmunks maken hun schril geluid en goudkleurige grondeekhoorns komen in grote aantallen bijeen bij de observatiepunten en de picnictafels, bedelend om eten. Ze zouden beter af zijn zonder, maar helaas, dat het brengen van de beschaving naar de wildernis heeft zijn slechte gevolgen. Zwaluwen met witte kelen en andere, in violet-groene kleuren, zweven langs de rim, hun bijdrage leverend aan het gevoel van harmonie of samenspel van levende en niet levende zaken.
De vegetatie langs de rim verandert naarmate je hoger komt. Rond de North Campground en het Visitor Center staan veel pondorosa dennen. Met hun rijke, met hars verzadigde aroma en hun geschubde bruinoranje bast, brengen de robuuste pondorosa’s een feestelijke sfeer in de kale bergen van het westen. In het bos nabij de camping hoor ik het klepperende pit-tik van de westerse tanager en als ik omhoog kijk zie ik het kleurrijke mannetje zitten op een hoge tak van de pondorosa. De grond is bezaaid met veldjes manzanita (Californische beredruif), zijn heldere groene bladeren en mahonierode bast glinsterend onder stralen gereflecteerd zonlicht. Chipmunks, eekhoorns en vogels, allemaal zijn ze dol op de rode bessen.
Op hogere niveaus is de Douglas spar de meest voorkomende boom, al zie je ze bepaald niet in de hoeveelheden die in de Cascades en de Pacific Northwest gebruikelijk zijn. Er is ook de witte spar, een massieve boom, die ik herken aan zijn dicht opeengepakte, zwaar gebladerde kroon, de relatief gladde grijze bast van jonge bomen en de dikke, gerimpelde bast van de oudere exemplaren. En dan is er de blauwe spar, een van de mooiste bomen van de grote hoogten, met zijn symmetrische, piramideachtige kroon en gekrulde blauwgroene bladeren. Amerikanen gebruiken hem vaak als versiering maar er het is iets heel speciaals om de boom in zijn natuurlijke omgeving te zien.
Vanuit Rainbow Point, het hoogste uitkijkpunt op de rim, ontvouwt zich een wijds uitzicht. De rim zelf is de gerafelde oostzijde van het Paunsaugunt Plateau, een van de zeven hoge ‘tables’ die Zuid-Utah domineren. Ik kan vrijwel de hele Bryce Canyon zien, gevormd uit de formatie die de Pink Cliffs is wordt genoemd. Verder weg naar het oosten liggen de meer dan 3000 meter hoge pieken van het Table Cliff Plateau en in de verte zie ik zelfs vaag de Henry Mountains, op 150 kilometer afstand. In het zuidoosten, over de White Cliffs en de Vermillion Cliffs heen, reikt de horizon aan de rode tafelbergen, kliffen en mesa’s van Arizona. Geen wonder dat milieubeschermers dit open land proberen te beschermen als een uniek gebied met schone lucht.

Labyrint van spiralen
De avonden in de camping zijn koel. Dat geldt ook voor de ochtenden maar het is zaak om vroeg op te staan om goed de gele avondsleutelbloem te kunnen zien, de ’s nachts bloeiende trots van Bryce Canyon. Onder de hitte van de dag zal de bloem verflauwen en vervagen, maar ik ben op tijd om de citroengele bloesem te bekijken, ter grootte van een theekop, bespikkeld met druppeltjes ochtenddauw. De sleutelbloem komt zelden meer dan tien centimeter boven de grond. Het is één van die kwetsbare wilde bloemen die met een noodgang door een zomerse cyclus groeien, beginnend met de sterlelie die zich opent in delicate witte bloesems, nog in de sneeuw van in mei.
Het labyrint van spiralen verbergt plekken die ik alleen goed kan zien als ik gebruik maak van de wandelpaden van de Canyon. Vanwege de hoogte van het terrein en de geringere hoeveelheid zuurstof in de lucht, is het verstandig met een wat lagere snelheid te opereren dan gewoonlijk. En zoals altijd als ik een pad volg dat omlaag de canyon in gaat, houd ik er rekening mee dat het moeilijkste stuk de weg terug is.
Queen’s Garden Trail, dat begint bij Sunset Point, is het gemakkelijkste pad onder de rim, maar fascinerend in alle opzichten. Ik volg het in haarspeldbochten tot een rotsformatie die Queen Victoria heet. De koningin houdt hof met ladies-in-waiting en hofnotabelen in een tuin van steen. Vervolgens wandel ik door een tunnel naar Queen’s Castle en Gulliver’s Castle – moderne namen voor rotsen die door de Paiute simpelweg werden beschreven als ‘rode rotsen die staan als mensen in een komvormige canyon’. Die naam sluit ook beter aan bij de Paiute legende dat de mensen die ooit in deze vallei woonden versteend zijn vanwege hun slechte gedrag. In elk geval prikkelt het landschap blijkbaar de fantasie.

Mineralen
Aan de bodem in Bryce Canyon is geen stukje vlak: hij helt in alle richtingen. Dit is een bijzonder onvriendelijke omgeving voor bomen en planten. De snelle erosie die de fantastische formaties schept, ondermijnt ook de wortels. Hij bedekt ook bomen en planten met modder en rots, zodat menige soort moeite heeft te overleven en zich voort te planten. Desalniettemin staan her en der, verspreid over de dunnen, rotsachtige bodem bristlecone dennen – dwergachtig, misvormd en door het weer getekend. Een tekenend beeld voor dit terrein, want ik weet dat bristelcones meestal worden aangetroffen op windgeteisterde hellingen boven de 3000 meter, terwijl ze in Bryce Canyon al op de laagste hellingen te vinden zijn.
Het gecombineerde Navajo- en Peek-a-Boo-pad, dat ook begint bij Sunset Point, is zwaarder, maar zeker de moeite waard om van dichtbij de rijk gekleurde formaties te zien, zoals Thor’s Hammer, de Camel en Wiseman, de smalle canyon die Wall Street wordt genoemd, Bryce Temple en Hindu Temples. Aan de basis van de Wall of Windows, pauzeer ik om me te concentreren op de kleuren in de rots. Ze danken hun ontstaan aan mineralen: rood en geel van ijzeroxide en paars van manganese, terwijl de witte rotsen relatief mineraalvrij zijn. Maar er is ook kunstmatige kleur. Opgelost in regen of smeltwater, loopt sediment naar beneden vanaf de bovenliggende lagen dat van de rode rots en de eronderliggende lagen witte kalksteen en ziltgesteente kleurt. De rode zilt in de druip blijft hangen aan het nieuwe oppervlak als een dunne laag van natuurlijk pleisterwerk, zo het effect gevend dat we zien op de muren van grotstalactieten en warme bronformaties in Bryce Canyon.
Het is een landschap dat voortdurend verandert. Oude formaties verkruimelen, zoals Oastler Castle, een populaire boog aan de Fairyland Loop, die in de jaren zestig onder zijn eigen gewicht ineen stortte. Maar er ontwikkelen zich ook steeds nieuwe formaties in dit waanzinnige, wilde wonderland.
Wat het geheel nog imponerender maakt is dat Bryce Canyon eigenlijk gezien moet worden als de hoogste trap in de Grand Staircase die ten noorden van de Grand Canyon ligt. De Staircase is een serie kliffen die geleidelijk aan naar het noorden opschuiven naarmate de erosie de randen wegbijt. De top van de Grand Staircase zijn de Pink Cliffs, eens bezinksel in een oud meer. De laag was ooit 600 meter dik, nu nog maar tussen de 250 en 400 meter. Van Yovimpa Point kunt u de hele Grand Staircase zien liggen, vanaf de bovenste van de vijf stappen die ieder een andere beeld geven van de onderliggende aarde, de geschiedenis ervan en de erosie en verwering. Pas Bryce Canyon in het plaatje van de parken van het zuidwesten en het park wordt nog indrukwekkender dan het op zich al is.