De parken van het zuidwesten, reizend vanuit San Francisco

Door Frans Verhagen

‘Kijkend naar de grandeur van het landschap leek me een hevige sensatie te bevangen die me helemaal vervulde, en ik kreeg tranen in mijn ogen van emotie.’ Zo beschreef een van de eerste blanken die Yosemite Valley bezochten zijn ervaringen in 1851. Het kan u ook overkomen. En niet alleen in Yosemite. Het hele zuidwesten van de Verenigde Staten biedt een pracht die niet in woorden is te vangen.
Veel is bekend: Monument Valley, de Grand Canyon, de watervallen van Yosemite, Zion, Bryce en de gigantische bomen van Sequoia. Maar er is meer dan deze op het netwerk gebrande beelden. Deze landschappen zijn wijds en groots, en tegelijk vaak klein en intiem. Ieder park heeft zijn hoekjes en zijn gaatjes, zijn eigen parkjes, de ontdekkingen voor de bezoeker. Alleen wie uit zijn auto komt en echt de confrontatie aangaat met de natuur, kan meepraten over de schoonheid van het Zuidwesten.

Vanuit San Francisco is Yosemite National Park maar een paar uur rijden. Zo bent u in een wip van een van de plezierigste steden van de wereld in ongeëvenaarde natuur. Als u dan door de voetheuvels Yosemite binnenrijdt, dan zou u verwachten dat de werkelijkheid het nooit haalt bij die mooie woorden en prachtige beelden. Maar dit park maakt zijn reputatie meer dan waar.

Als de vallei opdoemt, als u hem vanaf de hoogte ziet, dan schieten woorden tekort. Yosemite Valley ís spectaculair. En dat is nog maar een klein deel van het park. Want Yosemite (uit te spreken als Jossimiettie en vooral niet als Jossemijt) is een groot park. Het grootste deel ligt boven de canyon, over de rand. Daar is de eenzaamheid te vinden die een nationaal park zijn charme geeft en daar kunt u zich voorstellen waarom de Amerikaanse natuurvorser John Muir, die op zijn eentje het hele Westen door kuierde en er prachtige boeken over schreef die veel bijdroegen aan de Amerikaanse natuurbescherming, er zo lyrisch over was.

De nabijheid met San Francisco heeft zijn nadelen. In de zomermaanden is het druk in Yosemite, althans in de vallei. Zo druk dat op weekenden of feestdagen de auto’s stapvoets de lus rijden. Maar komt u buiten die tijd, dan valt hier natuur te genieten die door Muir als een `natuurlijke kathedraal’ werd omschreven. Als u niet opziet tegen een wandeling dan zijn echte zwarte beren en ander wild te zien.

Rijdt naar Glacier Point, vanwaaruit u het mooiste uitzicht hebt op de vallei. Vanaf zo’n duizend meter hoogte ziet u de valleivloer en de omringende steile wanden. Prominent in uw blikveld ligt de beroemde Half Domme, bekend van de prachtige zwartwit foto’s van Aanschel Adams. In de vallei ziet u de Merkend Rivier, een samenloop van de riviertjes die rechts en links van de Half Domme in de vallei samenkomen. Van hieruit ziet u ook de hoogvlaktes, het panorama van meren, valleien, watervallen en in de verte de pieken van de High Sierra.

In die pieken, een paar uur verderop, ligt Sequoia National Park, of beter, Sequoia/Kings Canyon, want het zijn twee parken in één. Een paar uur is in termen van het zuidwesten niet ver, maar het is een heel andere wereld. Dit is het gebied van de enorme sequoiabomen, de grootste levende massa ter wereld. U denkt aan redwoods, maar dat zijn deze dikke bomen niet. Redwoods zijn ranker en hoger, en ook mooi. Maar hier staan bomen met wat je noemt volume. De grootste van allemaal is genoemd naar generaal Sherman, bekend van de Burgeroorlog, en heeft een stam die breder is dan een driebaans autoweg, is hoger dan een gebouw van 27 verdiepingen en zo’n 2500 jaar oud.

Hij staat in Giant Forest, een bos van negen vierkante kilometer dat het hart vormt van Sequoia National Park. Raar genoeg zijn Sequoia en het ernaast gelegen Kings Canyon niet zo vreselijk bekend. Toch werd Sequoia al in 1890 het tweede nationale park, na Yellowstone maar nog voor Yosemite.

Dit zijn bergparken, onderdeel van de Sierra’s, de lange bergrug die van noord naar zuid door Californië loopt, met daarin de hoogste top in de continentale VS, Mount Whitney.

Gelukkig voeren er geen wegen door deze woestenij en dat maakt de parken bij uitstek geschikt voor wandeltochten. Bijvoorbeeld naar Crescent Meadow, de `parel van de Sierra’s’, een weide van bijna een kilometer lengte begroeid met moerasplanten en wilde bloemen. Hoe belangrijk de bescherming van het nationale park is, realiseert u zich hier. Voor 1890 graasden geiten en koeien alles kapot. Nu is het een lust voor het oog.

Kings Canyon draagt zijn naam niet voor niets. Net als zijn bekendere buren in Utah en Arizona, heeft het park een prachtige canyon, met een rivier die in de lente door het park raast. Dit park is van latere datum en werd nog jaren lang, tot 1965, bedreigd door dammen en stuwmeren om Los Angeles van drinkwater te voorzien. Gelukkig is die milieuramp voorkomen.

De canyonparken in Zuid Utah, Zion en Bryce National Park, hebben minder water te bieden, al zijn er in de lente woeste watervallen en razende rivieren. Een deel van hun spectaculaire aantrekkingskracht danken deze parken aan hun uitstraling van droge roodheid, hun woestijn-aanblik, hoe misleidend die ook is als u hem nader gaat beschouwen. Dat komt door het zandsteen waarin de canyons hier zijn geslepen (in Yosemite is het graniet). Miljoenen jaren geleden lag hier een ondiepe zee over de zandduinen, en de laag Navajo zandsteen is daar de resultante van.

De kleuren in Zion zijn te danken aan ijzer of ijzeroxide in het gesteente of in het grondwater. Het is roest. Maar ijzer maakt niet alleen rode kleuren, ook zwarte, bruine en gele tinten. Vaak ook zijn de rotswanden gekleurd door bacteriën die erop leven en die produceren wat hier `woestijnvernis’ wordt genoemd.

Mensen die Zion National Park en de Grand Canyon bezoeken zijn altijd enthousiast op de manier waarop ze elkaar aanvullen. Terwijl je bij de Grand Canyon vooral van boven af naar dat enorme `gat in de grond’ kijkt, sta je in Zion Canyon juist op de bodem van een mooi geproportioneerde vallei. Helaas staat u er niet alleen: Zion is populair.

Gelukkig voor de wandelaar komen veel mensen nauwelijks hun auto uit. Een wandeling, een kleine klim, of een tochtje naar minder bezochte delen maken het mogelijk om in alle eenzaamheid van het park te genieten. Het is ook de manier om de andere kant van Zion te zien: de vele nauwe canyons, of het uitzicht vanaf de West Rim Trail en de East Rim Trail. Voor mensen zonder hoogtevrees is er Angels Landing, een wandelpad over een smalle kam. Niet mijn voorkeur, maar het uitzicht is fabuleus.

Bryce is ook een canyonpark, maar met een extraatje. Hier wordt uw verbeelding extra geprikkeld door duizenden `hoodoos’. Dat is de naam voor de vreemd gevormde rotspilaren die hier de canyonwanden vormen. De Indianen noemden deze plek `Rode-rotsen-die-staan-als-mannen-in-een-als-een-kom-geschapen-canyon’, zoals altijd een treffende beschrijving. De eerste blanke die er woonde, een Mormoonse boer Ebenezer Bryce genaamd, had andere dingen aan zijn hoofd en riep uit, mischien even treffend, `A helluva a place to lose a cow!’

Waar een koe verloren kan lopen, daar kunt u het ook en dat is een van de charmes van Bryce, een relatief klein park. De bizarre vormen zijn het gevolg van erosie, van miljoenen jaren wind, regen, ijs en sneeuw die het veelkleurige zandsteen van dit amfitheater hebben bewerkt. De fantastische vormen (letterlijk werkend op uw fantasie) vullen een halve kom van ongeveer 25 kilometer doorsnede.

U kunt Bryce natuurlijk vanuit de auto zien. Er is een rit die voert langs de westelijke bovenrand, eindigend bij Rainbow Point. Zo ziet u van een afstandje een stuk of tien kleinere halfronde canyons, heeft u een heerlijk uitzicht en de natuur oogt glorieus. Maar wilt u de natuur ook voelen dan zijn wandelschoenen nodig.

En dan is er die canyon van alle canyons: de Grand Canyon. Wie de parken in Utah bezoekt, doet er goed aan de Grand Canyon vanuit het noorden te benaderen. Het hele landschap aan die kant ligt ongeveer driehonderd meter hoger, waardoor het een heel ander perspectief biedt. Bovendien is het klimaat er anders, zodat u door bossen erheen rijdt in plaats van door woestijn.

De zuidelijke kant is droger maar heeft de bekende uitzichtpunten die, het moet gezegd, onvergetelijk zijn. Ik heb het genoegen gehad de Canyon diverse malen te zien, met sneeuw, met een heldere blauwe lucht, met storm, met snel bewegende wolken die het licht steeds anders deden schijnen en gewoon, in de wolken. Met enig geluk heeft u tijdens uw bezoek minstens twee van deze varianten. Het is fascinerend te zien wat licht doet met dit landschap. Wat zeg ik: het landschap is fascinerend onder alle omstandigheden.

Wie gaat wandelen – let wel: omhoog kost twee keer zoveel tijd als omlaag – ziet al snel de enorme variatie is in de flora en fauna die het gevolg is van de hoogteverschillen. Een wandelaar loopt in feite door een reeks klimaatlagen. Wandelen is, opnieuw, de enige echte manier om de Grand Canyon te ervaren. Natuurlijk is de Grand Canyon ongeëvenaard spectaculair vanaf de randen – inderdaad een wereldwonder zoals vaak wordt gezegd. Maar een wandeling naar de bodem, daar overnachten, dat is het wel. Nou ja, voor mensen met een goede conditie en een redelijk organisatievermogen, want u moet wel maanden van tevoren een plekje organiseren. Ik vrees dat de echte exploratie, zoals een bevriende journalist, Scott Thybony, dat doet, alleen is weggelegd voor de mensen die in het zuidwesten wonen en hebben gekozen voor een leven in deze spectaculaire natuur. Gelukkig heeft hij er een paar mooie boeken over geschreven.

Grand Canyon is een enorm park. De rivier is een kilometer of vierhonderd lang, de canyon is bijna tweeduizend meter diep en het breedste punt is vijftien kilometer. Zelfs het weer is daarvan onder de indruk: wie van verre komt aanrijden ziet dat het boven de Canyon vaak anders is. Die grootte is een deel van de charme van de Grand Canyon. Dit landschap is zo groots en zo imposant dat de bezoeker zich realiseert dat deze natuur nooit veroverd zal worden. U kunt er een stukje van meenemen: een onvergetelijk beeld.

Want dat is het verhaal van deze landschappen van het zuidwesten, deze tot de verbeelding sprekende parken: ze zijn zo immens dat iedereen, ja iedereen, ervan onder de indruk raakt. Het is natuur op Amerikaanse schaal.