De kust boven San Francisco is bar en onherbergzaam en vaak gehuld in een kille mist. Maar dat maakt hem nu net zo interessant. Ga de brug over en u komt een in Californië dat inderdaad heel goed een andere staat zou kunnen zijn, zoals de separatisten zouden willen.
Tekst Frans Verhagen
Mijn eerste kennismaking met Noord-Californië dateert van 191. Met uitzondering van de omgeving van Washington DC, waar ik lang heb gewoond, is dit het gebied dat ik sindsdien met de grootste regelmaat heb bezocht. In dat eerste jaar van jeugdige overmoed liftte ik nog langs Route 1 in de richting van Canada. Tot San Francisco had ik dat niet echt aangedurfd: te veel mensen waarschuwden voor idioten op de weg. Maar eenmaal de Golden Gate Bridge over, was me verzekerd, bevond je je in een andere staat, een ander deel van Amerika. Misschien trof je wel mafketels op de weg aan, maar geen levensgevaarlijke lieden. Ik had nooit veel begrepen van het gepraat over het opsplitsen van Californië in drie verschillende staten, maar het werd al snel duidelijk dat deze wereld meer dan een brug van San Francisco verwijderd was.
Ik stond daar ergens langs de weg bij Fort Bragg, af en toe opzijspringend voor de vrachtauto’s met boomstammen, toen een fiatje me oppikte. Sowieso al een raar autootje, vreemd in Amerika, maar goed, in Californië reden ook toen al meer Japanners rond dan elders. Al snel bleek dat de bestuurder de beste introductie was die ik tot dit gebied had kunnen krijgen. Gordon was ooit als hippie naar San Francisco gekomen, had zich gevestigd als specialist in sensual massage (kan het Californischer?) en schreef in de jaren zeventig een bestseller over dat onderwerp – een boek dat ik zowaar wel eens in de catalogus van ECI was tegengekomen in de Nederlandse vertaling (hij voert nog steeds strijd om nooit uitbetaalde royalty’s, maar dat is een ander verhaal). Gordon was ook joods en als ik me goed herinner was het in die dagen dat Israël een paar nucleaire centrales in Irak had gebombardeerd, zomaar op eigen houtje en zonder directe aanleiding. Ik had daar een opinie over en Gordon ook. Voor we het wisten baggerden we door de wereldpolitiek, de VS onder Ronald Reagan (daar stemden onze meningen meer overeen). Enfin, vijf uur later, na een imponerende stop in Humboldt State Park, waar Gordon me de mooiste plukken redwood liet zien die aan de kust zijn te vinden, kwamen we tot de conclusie dat we nog lang niet uitgepraat waren. Gordon stelde voor me mee te nemen naar zijn huis in de bergen ten oosten van Miranda, in Humboldt County. In de vier dagen dat in dat onherbergzame gebied verbleef, raakten we niet uitgepraat, en twintig jaar later eigenlijk nog steeds niet.
De volgende dag hielp ik hem bij het aanleggen van de waterleiding bij zijn houten huis in de heuvels: een slang vanuit een bron hoger in de heuvels van Humboldt County. Dit gebied, zo werd me duidelijk, was zelfs binnen Noord-Californië een wereld op zich. In de heuvels daar gedijt namelijk een bepaalde variant van de marihuanaplant uitzonderlijk goed, de sintsilla. Het verleidde een hele horde hele en halve hippies ertoe om naar de regio te verhuizen en ergens, midden in de rimboe, een marihuanaboerderij te beginnen. Ook Vietnam-veteranen die de normale samenleving niet goed meer konden verdragen, kochten hier een stuk grond. Ze bouwden er huizen op die lokaal bekend stonden als plywood castles, kastelen van multiplex. Gordon moest er niets van hebben. Hij kwam om te schrijven.
Sociaal verantwoord narcisme
Dit gebied boven San Francisco heeft altijd anders in elkaar gezeten dan de rest van de staat. Het was onherbergzamer, de kust bood weinig gelegenheid om steden te bouwen en de mist die hier vaak hangt, dreef stadjes het binnenland in. Mensen hielden zich in leven met houthakken en vissen, veel meer was er niet te doen. Ondertussen is in de loop der jaren de county die direct aan de Golden Gate Bridge grenst behoorlijk verstedelijkt. Ook bewoners van San Francisco kwamen erachter dat het lekker wonen was in Marin County, in stadjes als Sausolito, Larkspur en Mill Valley. Hoewel de natuur er nog steeds imposant is, vooral in Muir Woods National Monument en Mount Tamalpais State Park (op die berg zou het mountain biken zijn uitgevonden), dringen de suburbs behoorlijk op.
Mijn vriend Eric, een computerwizard die animaties maakt voor digitaal gebruik, bijvoorbeeld voor de bewegende Doonesbury karakters in die strip, kwam er wonen toen hij genoeg had van Los Angeles. Voor mij heeft hij altijd iets van de typische Californiër: laid back, high tech, keihard werkend en ieder weekend dat hij de kans krijgt de bergen in om te wandelen. Een andere bezoeker drukte het minder vriendelijk uit: Noord-Californië wordt gekenmerkt door outdoors-gericht, sociaal verantwoord narcisme, gesymboliseerd in een sociaal klimmend yuppenstel dat in een energiezuinige, vierwiel gedreven urban truck over de freeway van de stad naar de natuur scheuren.
Eric en Rosanne wonen in Larkspur, een bijzonder aangenaam stadje met een ouderwets aandoende Main Street. Eerst woonden ze in Sausolito maar dat ook bij toeristen bekende stadje aan de brug is al lang uit zijn voegen gegroeid. Larkspur was lange tijd een slapend dorp, waar op zondagochtend de fietsers zich verzamelen om op de draaiende wegen in dit gebied kilometers te maken. Op twintig minuten rijden ligt het strand en op ongeveer even grote afstand Muir Woods State Park. Larkspur is nu ook belachelijk duur geworden, zegt Eric, maar zij waren er op tijd bij. Verder ontwikkeling wordt actief tegengehouden. Een vrijstaand huis aan de rand van de bossen, met Mount Tamalpais in de achtertuin: dat is niet gemakkelijk meer te vinden. Net als Eric en Rosanne gaan iedere dag tienduizenden forensen nu de brug over (of ze nemen de boot van Larkspur). De nieuwkomers die minder verdienen of te laat kwamen, zijn nu neergestreken op steden als San Rafael, Novato en zelfs Santa Rosa, zodat ook hier de suburbs eindeloos de heuvels op marcheren.
Andere prioriteiten
Hoewel deze regio al veel ademt van wat Noord-Californië voor mijn aantrekkelijk maakt heb ik de neiging om deze forensengemeenschappen, net als de wijnstreek van Sonoma en Napa Valley, eigenlijk te rekenen tot het middendeel van de staat, met San Francisco en Sacramento als stedelijke centra. Pas hogerop, waar Route 101 en Route One verder uit elkaar worden gedrongen door de Coastal Range, begint het echte noorden.
Hier duikt het beeld op van een rustiger, meer relaxed leven, met andere prioriteiten dan beleggen, computerontwerp en in het algemeen, veel geld verdienen. Ik heb wel andere enclaves bezocht waar de jaren zestig nog in de lucht leken te hangen, als een vleugje patsiouli, maar hier is dat opgenomen in het dagelijks leven. Yuppen consumeren vaak als ex-hippies en aan alternatieve gourmetwinkels, bakkers en coöperatieve supermarkten is hier geen gebrek. Er zijn er in elk genoeg om de Real Store, in Healdsburg, in stand te houden. Verscheidene mensen hadden ons aangeraden daar te stoppen. Het is een winkel met alternatief spul, variërend van totale onzin tot erg handige en ook nog milieuvriendelijke speeltjes, waar je overigens meer aan hebt in de heuvels van Mendocino County dan in Amsterdam of San Francisco.
Nu is het enigszins misleidend om alleen maar over drop outs en urban refugees te praten. Noord-Californië is een regio van pioniers, mensen die in hun individualisme hun liefde delen voor de lokale gemeenschap. Ze staan dicht bij de natuur, in meerdere opzichten. Voor vrijwel iedereen hier geldt dat ze leven van het land, als ze tegenwoordig tenminste niet telecommuten. Na de teloorgang van hout- en visindustrie, is er hier vrijwel geen industrie van betekenis te vinden. Toerisme is nu een belangrijke bron van inkomsten.
Goudzoekers waren de eersten die hier een beter leven zochten, later kwamen er olieboorders en houthakkers zijn er altijd geweest. De liefde tussen de relatieve nieuwkomers (je heet hier nog steeds een nieuwkomer na twintig jaar) en de echte autochtonen is niet altijd even groot. Dat blijkt bijvoorbeeld als de milieubewuste lui de houtkap aan banden willen leggen en de oorspronkelijke bewoners die bedreiging van hun levensonderhoud niet erg waarderen. Sinds 1990 zijn er tientallen houtkappen stopgezet en de loggers geven de ‘enviros’ de schuld van hun werkeloosheid.
Ik heb in de loop der jaren ook de strijd gevolgd tussen de marihuanatelers en de lokale bevolking. Hoewel die gemengde gevoelens hadden over dat hippe volk en hun manier van leven, waren ze niet te beroerd om te profiteren van de marihuana-economie. Na 1985 werd het echt hommeles hier, toen de federale overheid de marihuana aan banden ging leggen en ook tussen de telers schermutselingen uitbraken. Niet veel love and peace daar, en al helemaal geen gevoel voor de gevoeligheden in de gemeenschappen waar de nieuwkomers binnenstruinden. Die tegenstellingen lijken nu wat verzacht. In Garberville, waar ik begin jaren tachtig geregeld rondkeek, zijn de scherpe kantjes er wel vanaf. Maar het wordt nog steeds afgeraden al te ver te dwalen in de heuvels van Humboldt County: je kon bij het wandelen wel eens op verkeerd terrein komen en tegen booby traps of gewapende eigenaars aanlopen. ’t Is maar dat u het weet.
Artiesten en ander creatief volk
Garberville ligt vlak bij het punt waar Route 101 en One weer bij elkaar komen, net boven Leggett. Het stuk van Route One tussen San Francisco en Leggett is als kustweg minde minder bekend dan zijn zuidelijke zusje, maar minstens even mooi. De bergen storten hier wat minder spectaculair de zee in en door een klimaat met veel mist en wind vanuit de Pacific, hangt hier een heel andere sfeer dan ten zuiden van Carmel. Er wonen relatief weinig mensen en de rotspunten met vuurtorens en de permanent hoog opspattende Stille Oceaan maken duidelijk waarom. Het stikt er wel van de State Parks, net als aan de kust van Oregon. Stranden bij de vleet, maar niet van het soort waar je in je zwembroek rondhangt. Een jack is meer op zijn plaats.
Het bekendste stadje in dit deel van de Californische kustlijn is Mendocino, dat bekend is als vestigingsplaats voor artiesten en ander creatief volk. Architectonisch is het een vreemde eend in de bijt: de huizen doen denken aan Cape Cod en New England. Dat komt omdat Mendocino rond 1850 werd gesticht door mensen afkomstig uit dat deel van het land. Na de jaren dertig, toen de laatste papier- en houtfabrieken dichtgingen, leed Mendocino een kwijnend bestaan, tot het in de jaren vijftig door de bohémiens werd ontdekt. Toeristen volgden.
De hele stad is opgenomen in het National Register of Historic Places. Ik kom er altijd met tweeslachtige gevoelens. Enerzijds is het een heerlijk plaatsje om rond te hangen, een boek te lezen, uit te waaien. Anderzijds heeft het alternatieve hier een nadrukkelijk yuppenkantje: duur en ietwat dik aangezet en daardoor onecht. En de toeristen zijn moeilijk te ontlopen, zelfs als ze net zo ontoeristisch zijn als ik mezelf graag zie.
Fort Bragg en Willits, grotere plaatsen wat verderop (wat heet groot met 6000 inwoners?), ademen veel meer de ouderwetse sfeer van een houthakkersstadje. Willits ligt verder het binnenland in, aan Route 101, maar beide plaatsjes zijn verbonden door een stoomtrein die in zijn hoogtijdagen zoveel rook veroorzaakte dat hij de Skunk genoemd werd, het Stinkdier. Het ding loopt nog steeds en is een van de attracties van dit gebied. Het is een buitenkansje om zestig kilometer af te leggen dwars door een heuvellandschap van redwoods.
Grootste redwoods ter wereld
Een overdaad aan redwoods is ook te zien ten noorden van Leggett, in het Humboldt Redwoods State Park. Dit is één van die State Parks die de allure hebben van een National Park. Op 20.000 hectare staat hier veertig procent van alle redwoods die in de wereld zijn te vinden. Je kunt ze vanuit de auto bezichtigen door de Avenue of the Giants te rijden, een weg van 54 kilometer die parallel loopt aan Route 101. Beter is het om een paar dagen te kamperen en rond te wandelen in dit indrukwekkende landschap.
De hoogste boom, de Dyersville Giant van 112 meter, waaide in 1991 om. Hij is nu te zien bij Founder’s Grove, in het noorden van het park. Omdat hij nu plat ligt en je erlangs kunt lopen, realiseer je je ineens hoeveel dat is, 112 meter. Rockefeller Forest, aan de overkant van de rivier is de verzameling met de mooiste en hoogste bomen.
Redwood National Park ligt een stuk verder naar het noorden. Het is ongeveer even groot als Humboldt State Park en is een combinatie van een aantal state parks, die in 1968 door president Johnson werden samengevoegd tot een Nationaal Park om het toerisme in dit gebied te bevorderen. Volgens Gordon is Humboldt mooier. Ik was van beide onder de indruk. Gelukkig heeft de bescherming van deze laatste groeven redwoods een einde gemaakt aan de bedreiging van deze majestueuze boom. Het probleem is dat de houthakkers er nog steeds kwaad over zijn en dat de toeristen die waren beloofd, niet in voldoende mate zijn komen opdagen.
Verloren land
Het is echt waar: er zijn nog onontdekte stukken Californische kust. Sterker nog, er is een stuk dat de Lost Coast heet en door de meeste bezoekers overgeslagen wordt omdat het, ja waarom eigenlijk? Misschien omdat het inderdaad verloren ligt, op een stuk rauw land tussen Route 101 en de kust. Bij Leggett is de kust zo onherbergzaam geworden dat Route One naar de 101 toebuigt en de kust verlaat. De meeste mensen rijden gewoon door tot ze bij Eureka weer zee zien, daarmee de verst uitstekende punt van de continentale Verenigde Staten links laten liggend. De weggetjes die naar links voeren, naar geheimzinnig klinkende dorpen als Petrolia en Capetown, worden gemeden, net als de weggetjes trouwens naar rechts, die doodlopen in de heuvels en bossen van Humboldt County.
De mensen die hier aan de Lost Coast wonen, hebben geen verloren idee. Integendeel, ze vinden dat ze het gevonden hebben. ‘Het’ is dan rust, afgelegenheid, surfgolven. Bij Shelter Cove, aan het einde van de lange, smalle weg die bij Garberville naar het westen voert, noemen het liever een stukje vergeten kust en wat hen betreft blijft dat ook zo. Californië is de staat van de autowegen maar een bijeffect daarvan is dat je als je aan het netwerk kunt ontsnappen door bergen of ontoegankelijke kusten, je al gauw verloren kunt raken. Dat is een van de dingen die je hier in Noord-Californië leert: in de staat met de meeste inwoners zijn prachtige, rustige plekken te vinden.
Het is niet dat de wegen hier onbegaanbaar zijn: een expeditie is het niet, zelfs geen avontuur. Nee, hier naar de kust toe zijn de wegen weliswaar smal maar keurig geplaveid. Dat ligt anders voor de Sinkyone Wilderness, een behoorlijk rauw gebied net ten zuiden van Shelter Cove. Wel zijn de wegen steil. Want je zit behoorlijk hoog daar op de One-OO-One zoals Route 101 lokaal heet. Tegen de tijd dat je het bordje ziet ‘Cool your Brakes at the General Store’ is het tijd om dat te doen.
In de jaren zestig kocht een projectontwikkelaar hier een hoop land en legde een raster uit van 4700 eenheden om huizen te bouwen. Hij wilde een ‘fly in’ golfresort aanleggen. Zijn plan kwam nooit van de grond al dient de smalle landingsbaan die hij liet aanleggen nu voor de paar huizenbezitters die vanuit San Francisco komen. Als er geen mist hangt tenminste, want deze kust is in de winter vaak verloren in dagenlange regenbuien, en ’s zomers in de mist.
Vanuit Shelters Cove kunt u doorrijden naar Petrolia, over een inderdaad smalle en weinig bereden weg. De enige mensen die hier dan ook komen zijn bewoners en bezoekers die houden van een smalle en weinig bereden weg met fantastische uitzichten over heuvels en valleien, niet over de zee, want die verdwijnt hier ook tot achter Petrolia. Honeydew was, zegt men, het terrein waarover de schrijver Thomas Pynchon schreef in zijn roman Vineland. Honeydew is niet veel meer dan een general store aan een kruising, maar Pynchon zag de achterkant van het leven hier. Je hoeft ze er niet naar te vragen in de winkel, want scheutig met informatie zijn de mensen niet.
Ik rijd door naar Petrolia, langs de slingerende Mattole River. De naam vertelt wel degelijk iets. Dit was een boomtown die nooit boomde. Dit was de eerste plek in Californië waar boortorens opdoken en zwart goud opwelde. Maar al snel na die veelbelovende jaren zestig van de negentiende eeuw bleken de kosten van het pompen hoger dan de opbrengsten. So much voor Petrolia, waar je nu midden op de dag een kanon kunt afschieten zonder iemand te raken.
Voorbij Petrolia komt de zee weer tevoorschijn, op tamelijk dramatische wijze. Cape Mendocino is het meest westelijke stukje land van de continentale Verenigde Staten. Het mag windstil zijn net achter de heuvels, hier beukt altijd de koude noordelijke wind op de verlaten stranden. Er zijn goede redenen om in Noord-Californië niet dicht aan de kust te wonen. De Cape is alleen te voet begaanbaar, de weg buigt net ervoor af om met een steile weg omhoog te gaan. De Muur van Geraardsbergen is er niets bij – en veel wielrenners die hier trainingsritten maken van honderdvijftig kilometer of zo noemen het dan ook ’the wall’.
Ferndale, het laatste plaatsje voor de weg weer doodloopt op de 101, is voor regionale begrippen nogal fors uitgevallen. Er wonen wel 1400 mensen. Maar ook hier heerst al een sfeer van rustig aan, geen stress, de geur van houtvuur, veranda’s met banken waar bewoners rondhangen.
Sixties bij de sea
Mijn vriend Gordon woont inmiddels in Arcata. Toen zijn kind naar school moest, bleek het wonen in de heuvels boven Miranda toch wel erg onpraktisch. Arcata, net boven Eureka, is een typische universiteitsstad met een flinke toestroom van ex-grotestadsbewoners, zowel in de vorm van studenten als die van docenten. Arcata wordt wel ‘Sixties by the Sea’ genoemd en het is niet moeilijk te zien waarom. Het onderscheid met de arbeidersstad Eureka is haast tastbaar.
Ligt in Eureka de freeway dwars door de stad omdat de bewoners dat zo wilden, bang als ze waren werkgelegenheid te verliezen, in Arcata is de weg om de stad heengelegd. Eureka is een rommeltje van bedrijvigheid, Arcata zie je niet als je op de freeway blijft. Dat is te danken aan de groenen die er aan de macht zijn en de aanwezigheid van de University of Californië, die zich hier specialiseert in bosbouw en milieu. Zo hebben de milieuactivisten ervoor gezorgd dat een mooi moerasgebied aan de rand van de baai nu beschermd gebied is en niet verder mag worden ontwikkeld. Het dorpsplein met zijn boekwinkels, bakker en café-espressobar oogt plezierig, de coöp één blok verderop is de supermarkt van de stad.
Eureka werd in 1850 gesticht door goudzoekers die het gevonden leken te hebben. Het is tegenwoordig de grootste stad van het noordelijk deel van Californië, centrum van industrie en handel – voorzover die er is. Het oude centrum is aardig zij het wat voorspelbaar als ‘Old Town’ hersteld, met als kroonjuweel het extravagant ogende Victoriaanse bouwwerk de Carson Mansion. In 1885 liet de rijke houtbaron William Carson het neerzetten, opgetrokken in sequoia hout dat als steen is beschilderd. Het is nu een club en niet toegankelijk.
Het samenleven van de Californische variant van rednecks en de importvolk gaat niet zonder horten of stoten. Gordon vertelt over de slag die in de lokale scholen wordt geleverd over de vraag of kinderen gewoon basisvaardigheden aangeleerd moeten krijgen of moeten worden klaargestoomd voor college. De ex-hippies hebben andere ambities voor hun kinderen dan de ex-houthakkers.
Maar wat mij meer trof dan deze verhalen was dat die zondag iedereen uit de wijde omgeving van Arcata de naar Blue Lake was gekomen. Het was tijd voor de jaarlijkse fair en vooral voor het fiddle festival. Gordons zoon deed ook mee. Het was fascinerend om de trotse ouders met hun Birkenstock sandalen, te zien zitten naast lokale rednecks met een pruim in de mond en een cowboyhoed op het hoofd. Allemaal waren ze enthousiast over die fiddelende kinderen. Het festival was verder een gezellige affaire, typisch Amerikaans platteland, met marktkraampjes vol activiteiten voor kinderen, suikerspinnen en hot-dogs.
Walvissen kijken
Ten noorden van Arcata, voor Redwoods National Park, ligt St. Patrick’s Point State Park, een mooi natuurgebied op een uitstulping in de Stille Oceaan. Het park leent zich bij uitstek voor kamperen en wandelen over het lange en brede Agate Beach. In het seizoen (januari tot mei) is het ook een uitstekende plek om aan whale watching te doen, als de walvissen van de zuidelijke wateren terugkeren naar het noorden. De moeite waard is ook Sumeg, een nagebouwd dorp van de Yurok Indianen. De huizen van redwood hout geven een aardig idee van het leven hier voordat de blanken kwamen.
Het Redwood National Park is aan de Californische kust de meest noordelijke bestemming. Als park heeft het zijn eigen charme, niet te vergelijken met Humboldt State Park. Nog verder naar het noorden is Crescent City na Arcata het enige serieuze stadje voor de grens met Oregon. Maar dit vissersplaatsje ontbeert de charme van Arcata of de bezienswaardigheden van Eureka. Wie Route One de hele weg volgt, komt in Oregon al snel in een andere sfeer terecht, zowel qua landschap als qua mensen, wat nog maar eens onderstreept dat Amerika geen eenheidsworst is.
De laatste keer dat ik deze kuststreek bezocht, ben ik na een verblijf in Arcata afgebogen naar Route 299, richting Redding. De weg voert over de Coast Ranges, door Trinity National Forest om uit te komen in de kom van midden Noord-Californië. Vandaaruit gaat de Cascade Range weer omhoog met toppen als Mount Shasta en Lassen Peak in Lassen National Park (zie Amerika 9904). Maar dan bent u alweer in een heel ander deel van Californië. Want wat ik na al mijn bezoeken steeds minder begrijp, is waarom de staat maar in drie stukken zou moeten worden opgedeeld. Californië kun je even vrolijk in zes stukken opdelen, of acht.