De magie van Miami

Tekst en foto’s Frans Verhagen

Mijn ervaring is beperkt, maar ik zou zweren dat zowat iedere taxichauffeur in Greater Miami afkomstig is uit Haïti. Ik stap in een zie voodoo symbolen aan de spiegel hangen en, alsof de duivel ermee speelt, steevast staat de radio aan met een predikant in sappig Frans die oproept om tot de Here te komen. Niets te vroeg misschien, want deze Haïtiaanse heren rijden met hun bovenlichaam haast tegen het stuur van hun wrakke mobielen en ik geloof niet dat de met plakband gerepareerde hoornen bril die scheef op een gegroefd gezicht staat, veel toevoegt aan het gezichtsvermogen. Ik geef me over aan hogere machten.

Een memento mori kan misschien geen kwaad in de poel des verderfs waarvoor Miami Beach doorgaat, maar voor dat doel is het aan mij niet besteed. Mij liet Miami’s nachtleven nogal onberoerd, wat overigens in het geheel niet wil zeggen dat het onaantrekkelijk is, ik kan er alleen niets over zeggen. Want er zijn grenzen. Zeker, ik ben altijd bereid om tot meerdere dienstverlening bestemmingen uit te checken, maar Miami Beach gaf me al snel een overdosis. Teveel van alles: te veel toeristen, te veel warm, te veel benauwd, te veel boom-boom-boom. De Miami Sound Machine dreunt en dramt maar door. Mogelijk is het hier leuk als je houdt van clubs, dansen en Gloria Estaban, misschien is het zelfs een aards paradijs als je het leuk vindt om met z’n duizenden voor de vierde of de vijfde keer Ocean Drive af te paraderen. En ik sluit niet uit dat het aangenaam is om met een glas champagne in het open dak van een limousine te staan, of schaars gekleed in een BMW-cabriolet, of met een gebruind lichaam voorzien van zwart leer de nacht in te rolschaatsen, maar op mij komt het nogal puberaal over en ik heb er dus weinig over te vertellen.

Het moet de leeftijd zijn. Vanaf een uur of vier in de middag maakt Miami Beach dat je je al snel oud voelt – te oud in elk geval voor de be happy crowd en strakke lijven die hier de toon zetten. Maar laat ik u geruststellen: Miami is wel degelijk een leuke plek om een paar dagen door te brengen, al besluit ik om mijn net wijder te gooien dan alleen maar Miami Beach, Art Deco en het strand.

Mijn plan is snel getrokken. ’s Ochtends het strand, daarna op zoek naar musea, galerieën, betere eetgelegenheden dan de toeristententen en naar de etnische rijkdom van deze stad. In de middag, als echt warm wordt en de stranden zich vullen, rijd ik naar downtown Miami, naar buurstadjes Coconut Grove en Coral Gables en maak ik opnieuw kennis met Vizcaya, het verleidelijke landhuis aan Biscayne Bay. Er moet toch meer zijn in Florida dan de geijkte clichés? Er is meer.

Verveeld kijkende dominospelers

Miami zelf wordt vaak genegeerd door bezoekers. Onterecht. Alleen Calle Ocho, de Achtste Straat waar de Cubaanse gemeenschap zich genesteld zou hebben, is een vaste stop op de toeristentour. Wat mij betreft mag u een grote streep zetten door die bladzijde in uw reisgids. Zelfs mijn meestal betrouwbare Lonely Planet meldt dat Little Havana ‘barst van de activiteit’. Nou, ik ben zeker op de verkeerde dag gekomen.

Alle bussen stoppen bij hetzelfde plekje, Máximo Gómez Park, een overdekt terrasje waar een stel oude mannen schaakt of domino speelt en verveeld kijkt naar weer zo’n buslading mafkezen. Verder is er aan deze fameuze Eigth Street weinig te beleven, tenzij u houdt van autouitdeukbedrijven, goedkope meubelzaken en parkeerplaatsen. De Cubanen die hier in de jaren zestig terecht kwamen, hebben al lang de kuierlatten genomen naar de suburbs.

Veel meer indruk maakt het besef dat Miami simpelweg een Spaanse stad is en dat gaat veel verder dan alleen Cubanen. De winkels in de dure winkelcentra zijn ingericht op een rijke Zuid-Amerikaanse elite die hier komt funshoppen. Niets weerhoudt u om dat ook te doen (of het moesten de beperkingen op uw credit card zijn) en het is een stuk leuker dan de toeristenmall, de Bayside Marketplace. Die mag u ook doorstrepen.

Betaalbaar maar bijzonder aantrekkelijk is het Historical Museum of Southern Florida. In een kort bestek krijg ik een overzicht van tienduizend jaar geschiedenis van dit gebied, van de onbewoonbare moerassen tot de komst van de treinen en de airconditioning van Florida een beschaafd gebied maakten. Het museum vertelt dat allemaal in mooie exhibits, over de Seminole Indianen, de Spanjaarden, de depressie, de komst van het toerisme, de orkanen. Het museum organiseert ook excursies, riviercruises en wandelingen.

Gebrek aan etnische wijken heeft Miami bepaald niet. Maar als bezoeker vind ik het moeilijk veel verder te komen dan de Haïtiaanse tentjes, de voodoostalletjes, de restaurants. Want Miami is nou niet direct zo’n stad waar je maar wat gaat ronddwalen in wijken die je niet kent, alleen om een snuifje op te pikken van de Cariben, Midden-Amerika of de zwarte gemeenschap. Gewoon niet veilig. Het kost me dan ook weinig moeite om gewoon maar de toerist uit te hangen en de socioculturele educatie die deze wijken zouden kunnen opleveren aan me voorbij te laten gaan.

Visionaire projectontwikkelaars

Genoeg mogelijkheden tot observeren in Miami Beach, dat, hoe je het ook wendt of keert, toch het hart blijft van Miami als bestemming. Ook zonder de geheimen van het nachtleven te penetreren of te participeren in de continue strijd om de meest volgzame ogen, is Florida’s bekendste badplaats fascinerend. Inmiddels is Miami Beach toe aan zijn vijfde of zesde reïncarnatie. Van badplaats voor de overweldigend rijken, via familiebadplaats, vergane glorie tot hip centrum van nieuwe rijkdom en populair alternatief voor Hollywoodsterren, steeds vindt Miami Beach een nieuwe rol voor zichzelf. Dat lijkt vanzelfsprekend met zo’n ligging voor de kust van Zuid-Florida, maar het vergde aan het begin van de twintigste eeuw wel twee visionaire projectontwikkelaars om van dat verwilderde barrier island een vakantieparadijs te maken.

Tijdens een van de eerdere wedergeboortes bouwden investeerders de hotels die nu het gezicht van Miami bepalen. Het moest allemaal vriendelijk ogen en daartoe leenden de gracieuze vormen van de populaire Art Deco stijl zich wel voor. Miami gebruikte veel zee- en scheepvaartthema’s, zoals de glooiende lijnen, patrijspoorten, torens met vinnen, strepen, als wenkbrauwen boven de ramen liggende platen, motieven van de Inca’s en Azteken, en voor die tijd modern materiaal zoals glasblokken en roestvrij staal. Nautisch modern noemden ze dat, maar een ander aspect, de tropische thema’s van palmbomen, dolfijnen, bloemen en flamingo’s maakten dat de naam Tropical Deco uiteindelijk beter beklijfde.

Met het toerisme ging het na de Tweede Wereldoorlog geleidelijk bergafwaarts, van hoge middenklasse naar goedkope gezinsbadplaats tot, in de jaren zestig, een oord van verval. Menig hotel legde het loodje tot verstandiger mensen dan de projectontwikkelaars zich ervoor inzetten dat het Art Deco district een beschermde plek werd, waar met subsidies het een en ander hersteld kon worden. De combinatie van druggeld, Miami Vice, de komst van Hollywoodsterren op de vlucht voor luchtvervuiling en aardbevingen, en de ontdekking van Miami Beach als decor voor mode-shoots, leidden de volgende hergeboorte in, dit keer als trefpunt voor wat door sommigen neo-hedonisten worden genoemd. Ik weet niet precies wat er neo is aan deze levensgenieters, maar hedonistisch zijn ze zeker.

Het leven hier kent een vast ritme: the beach, the gym, the club. Voor gays is het hier een paradijs, vergelijkbaar met de Village. Niemand kijkt hier op van kussende mannen – dat is in Amerika niet zo vanzelfsprekend als het vanuit Holland wel lijkt. Overigens vergaat het niet alle lustzoekers even goed. De moord op modeontwerper Versace was een voorbeeld van uit de hand gelopen sterrenidentificatie met nog steeds onbekende banden tussen slachtoffer en dader. En de zaak van de vermoorde danser met aids, die op een niet zo mooie ochtend op het strand werd gevonden, bleek uit de hand gelopen wurgseks. Gelukkig kunnen de werelden van de extreme genieters en de gewone bezoekers zoals ik redelijk gemakkelijk naast elkaar bestaan.

Tropical Deco

South Beach’ sterkste punt blijft de sfeer van strand en het front van vanille-, abrikoos en lichtblauwgekleurde gebouwen met hun ronde vormen, hun scheepsramen, friezen, koepeltjes en flamingomotieven. Het werkt op je verbeelding, het straalt levenskracht uit, het vormt een mooi decor voor wat, in essentie, een mondaine badplaats is. Soms zie je in de vorm van een hotel een cruiseschip, wit en blauw en met patrijspoorten. Dan weer denk je dat een film- of muziektheater je probeert binnen te lokken. En soms zie je gewoon een gigantische roze broodrooster.

Persoonlijk vind ik Ocean Drive overdag een stuk leuker dan ’s avonds, vooral als je vanaf het strand de Art Deco ziet, maar aan de dwarsstraten en op de parallel lopende Collins Avenue en Washington Avenue tref ik meer dan voldoende mogelijkheden om me aan de massa’s te onttrekken. Zo is er de Lincoln Road Mall, een voor verkeer afgesloten straat die dwars over het schiereiland loopt, waarvoor de naam mall ietwat misplaatst is.

Wie al te vroeg op pad gaat, om een uur of acht ’s ochtends bijvoorbeeld, kan nog net de achterkant van het nachtleven in Miami Beach meemaken. Op Washington Avenue wordt een dure cabriolet met politiehonden op drugs doorzocht, terwijl nachtdoorwaakte tieners staan toe te kijken. In een zijstraat kom je een afterparty-ganger tegen die met uitpuilende ogen zijn weg zoekt naar het strand. Want dat strand, dat is het toch waar Miami Beach om draait. Kalm water, wit zand, blauwe parasols. Een boardwalk van ongeveer de vijftigste straat, vanaf de verst afgelegen mooie statige hotels, tot helemaal aan het eindpunt van Ocean Drive. En lekker is het, daar valt niets op af te dingen.

Bahamas en transcedentalisten

De volgende middag ga ik naar Coconut Grove, een van de oudste buitenwijken van de stad, ten zuiden van downtown. Het heeft een heel eigen karakter, aan het begin van de eeuw vormgegeven door de combinatie van zwarte ex-bewoners van de Bahamas en transcedentalisten, volgelingen van Waldo Emmerson en Thoreau. Het resultaat is een nog steeds plezierig ogend, aangenaam rommelig en niet opgezet als de moderne suburb. Straten zijn niet kaarsrecht, integendeel. Huizen zijn gebouwd zoals de bewoners dat zinde, niet zoals de zoning commissie het bepaalde. In de jaren zestig en zeventig werd Coconut Grove een vrijplaats voor mensen die zichzelf bohémien voelden. Inmiddels zijn die weer in de minderheid.

De jaren negentig hebben ook hier hun sporen nagelaten, constateer ik in het dorpscentrum, waar winkels, cafés en restaurants (een paar hele goede) nu domineren. Twee winkelcentra bepalen het beeld van de downtown. De architect van de oudste werd geïnspireerd door de grote Spaanse architect Gaudi en was een poging om de open galerijen te laten herleven, profijt trekkend van het mooie weer. Maar ze waren er te vroeg mee: pas in de jaren tachtig kwamen de binnenste buitengekeerde shopping malls in zwang, vooral in Zuid-Californië. Deze mall ging failliet en heropende als een keurig afgesloten, gekoelde verzameling winkels, zoals ze overal in Amerika te vinden zijn. Saai, saai, saai.

De andere mall is de Coco Walk, die een jaar of tien oud is. Hier hebben ze, naar die nieuwe mode, de zaak binnenste buitengekeerd. Er zijn open trappen, de winkels liggen aan galerijen rondom een binnenplaats met palmen, er zijn bioscopen. Niet zo saai maar ik was niet onder de indruk van de winkels. De terrasjes zijn wel leuk.

Aardig is het Coconut Grove Playhouse aan Main Highway, dat in 1927 werd herbouwd nadat het een jaar tevoren door een grote orkaan was vernietigd. De gevel oogt attractief in Spaanse rococostijl met gedetailleerd stucwerk, balustrades en zuilen met lollypopkleuren. Aan Charles Avenue zijn voorbeelden te zien van de invloed van de Bahamas, waarvan de bewoners zich hier sinds 1880 vestigden. De traditionele ‘conch’ architectuur brachten ze mee uit hun oude cultuur.

Miniatuur Middellandse Zeestadje

Op een andere middag rijd ik naar Coral Gables en dat ziet er weer heel anders uit. Je ziet het direct: keurige voortuintjes, oprijlanen, huizen op dezelfde rooilijn, niet te extravagant maar wel rijkdom uitstralend. Kortom, meer gepland. Mooie planning dat wel. De stad is gedrapeerd rondom publieke plaatsen, parken, pleinen, een imponerend zwembad. Projectontwikkelaar is hier geen vies woord: Coral Gables dankt er zijn bestaan aan.

De kern is het Biltmore Hotel, hoog uitstekend boven zijn omgeving. Dit Spaans ogende gebouw werd neergezet met het doel om kopers voor de huizen te lokken. Het idee was: laat ze een paar dagen, een paar weken hier bivakkeren, golf spelen, zwemmen, genieten van het weer, en ze kopen vanzelf de geplande huizen. De bedenkers wilden stadswijken met een thema en zo is Coral Gables een miniatuur Middellandse Zeestadje – model Florida, dat wel. En het heeft wel wat. Zuidelijke architectuur, koraalrotsen, fonteinen, brede met bomen omzoomde straten, trottoirs, gras, pleinen: kom daar eens om in de gemiddelde suburb. Het enige dat ik erop kan aanmerken is dat er niets op valt aan te merken. Allemaal een beetje te goed aangeharkt.

Indrukwekkend is de Biltmore, een imitatie van de Giralda toren in Sevilla. Het hotel werd in 1926 gebouwd en na een periode van verval in 1986 nauwkeurig gerestaureerd. De marmeren vloeren, gigantische pilaren, de sterrenhemel in de imponerende lobby en de terrassen zijn weer teruggebracht in de stijl van zijn gloriejaren. Toen kwamen de gasten, onder wie Al Capone, Judy Garland en diverse royalty om met gondels te varen in de Venetiaanse kanalen en vossen te jagen op wat nu de golfbaan is. In de categorie ‘belangrijke trivia’ noteer ik dat Johnny Weismuller, de mannetjesputter die later beroemd zou worden als Tarzan, in de jaren dertig hier badmeester was in het schitterende zwembad.

Lokaal is de Biltmore befaamd vanwege zijn Sunday Brunch. Ik laat me vertellen dat het de sociale gelegenheid bij uitstek is: Tout Miami en zo. Verse vis, sushi, pannenkoeken, salades, champagne, kortom, alles wat u op zondagochtend op uw ontbijttafel wilt zien voor het luttele bedrag van veertig dollar. Voor niets kunt u vanuit de gaanderijen kijken naar de mensen die zich dit wel kunnen permitteren.

Coral Gables was de droom van ene George Merrick, wiens vader hier ooit de eerste sinasappelbomen plantte. Zoonlief wilde meer en zette de parkachtige stad op en bedacht het thema. Merrick ging failliet na de allesvernietigende orkaan van 1926, die niet bevorderlijk was voor de verkopen. Zijn huis aan Coral Way, een straat met statige Spaanse huizen en oude eiken, is op onregelmatige tijden voor bezichtiging geopend. De downtown van Coral Gables heeft zijn stijlthema verloren aan de voor deze tijd meer karakteristieke glazen kantoortorens, maar de City Hall, met zijn ronde colonnade en kerktoren met vier klokken, blijft een fantastisch voorbeeld van Merricks visie.

Maar het mooiste eerbetoon aan Merricks droom vind ik toch wel de prachtige Venetian Pool. U begrijpt, die moet Venetië op uw netvlies zetten. Dat werkt niet helemaal, maar ik was evenzogoed onder de indruk van het in een oude koraalrotsgroeve aangelegde zwembad, wel eens het mooiste van de wereld genoemd. Ik ben niet zo bereisd dat ik dat kan beamen, maar mooi is het zeker. In elk geval is het tamelijk uniek met zijn roze gestucte torens en loggia’s, een stenen brug, gestreepte meerpalen, watervallen, onderwater tunnels en grotten. Het enige wat ontbreekt is een solemio zingende badmeester in een gondel.

Smaakvolle extravagantie

In deze sfeer van Middellandse Zee in Florida past ook Vizcaya, een Italiaanse villa in Renaissance stijl, prachtig gelegen aan Biscayne Bay. Ik ben hier eerder geweest, maar ik geniet opnieuw van de smaakvolle extravagantie die hier tentoon wordt gespreid. Vizcaya werd rond 1915 gebouwd als winterverblijf voor James Tering, een van de medeoprichters van de International Harvester Company. Geheel in de traditie van die tijd wilde Deering als nouveau riche een soort familiegeschiedenis kopen. Als je geen oud landhuis had met eeuwenoude kunst en meubilair, dan bouwde je het toch gewoon.

Bij de naamgeving verdwaalde Deering enigszins. Hij meende dat Biscayne Bay iets had van de Golf van Biskaje, vandaar de Spaanse naam. Deering besteedde zo’n vijftien miljoen dollar aan Vizcaya, daar is Bill Gates toch echt een kleine jongen bij. Hij stroopte heel Europa af op zoek naar meubilair, wandkleden, kunstwerken en andere mooie dingen. Onderweg moet Deering heel wat andere Dagobert Ducks zijn tegengekomen, want dit was de glorietijd van verzamelaars als Rockefeller, Morgan en Frick. ’t Is natuurlijk een enorme ego-exercitie maar ik ben wel gecharmeerd van de drive om op zo’n afgelegen plek een prachtig huis neer te zetten 34 kamers en dat ook nog smaakvol te doen. En dat hij het na zijn dood cadeau gaf aan de staat Florida, geeft er ook nog een mooie afronding aan.

Het is jammer dat de open binnenplaats van het huis nu is afgesloten, zodat de verkoelende bries die het contact met de omgeving in stand hield, is vervangen door een onpersoonlijke airconditioning. Het is aardig om door het huis te dwalen, maar ik kan me het beste in Deerings visie verplaatsen als ik op het terras sta, aan de baai, als een warme, naar open water ruikende bries verkoeling biedt en het water kabbelt tegen het betonnen schip dat als golfbreker voor het complex ligt. Met Italiaanse renaissance tuinen heb ik weinig ervaring maar ik heb de indruk dat tuinen van Vizcaya eerder van een eclectische stijlvariant zijn. Maar wie maalt erom? Ze zijn prachtig, met allerlei afgelegen hoekjes en doorkijkjes, met behoud van een stukje van de junglesfeer die hier ooit heerste. Een aardige variatie op het suburbane karakter van de rest van Miami’s omgeving.

Authentiek Haïti

Na de onderdompeling in de Italiaanse Renaissance sluit de Art Deco van Miami Beach eigenlijk wel zo goed aan: van het ene exces naar het andere. De dolfijnenthema’s waar Deering van hield en die overal Vizcaya opduiken, komen ook terug op sommige Art Deco gebouwen aan Ocean Drive. Florida in het algemeen en Miami in het bijzonder hebben de laatste jaren niet veel goede publiciteit gehad, maar persoonlijk stel ik mijn oordeel bij. Miami is fun, maar vooral als u er meer van maakt dan alleen boom-boom en strand.

Mijn laatste avond in Miami Beach breng ik door in TapTap, een Haïtiaans restaurant aan 5th Street – niet direct in de loop. Dat is jammer, of misschien juist wel goed, want het is een authentiek stukje Haïti, met muurschilderingen, referenties aan voodoo, typische kleuren, Haïtiaans meubilair en, niet onbelangrijk, uitstekend eten. Op zaterdag is er live muziek. Een TapTap is zo’n veelkleurig vehikel dat op Haïti als busje fungeert en zo voelt het restaurant ook aan: een rit door een onpenetreerbare cultuur.

Het verbaast me niet meer dat ik op de weg terug in een taxi beland die weliswaar geel is, maar met zijn kippige bestuurder, fleurige aankleding en nog steeds voortrazende predikant ook in Port au Prince rond zou kunnen rijden. Ik verwacht het haast. In dit stadium zou ik zelfs niet meer verbaasd zijn als het steeds dezelfde chauffeur is geweest die me oppikt. Ik zak onderuit op de achterbank. Repentez vous! roept de predikant. Bijna scheppen we een dragqueen op rolschaatsen.