Tuskegee Institution, de campus van zwart Amerika

Booker T. Washington en het debat over de zwarte zelfstandigheid

Opnieuw – of nog steeds – woedt binnen de zwarte gemeenschap de discussie over de beste manier om vooruitgang te boeken: hulp eisen of het zelf doen. Al sinds de Burgeroorlog debatteren zwarte leiders daarover – soms met splijtende verdeeldheid als resultaat. Booker T. Washington koos nadrukkelijk voor zelfhulp en zette in 1881 een instituut op waar zwarten de kennis en vaardigheden konden verwerven om zichzelf te helpen: Tuskegee Institute in Alabama. Wie tegenwoordig de campus bezoekt, krijgt een fascinerende rondleiding door de geschiedenis van zwart Amerika.

 

 

 

Tekst: Wim Roefs

Tijdens onze even prettige als doelloze trektocht door het Amerikaanse Zuiden hadden we zojuist de Cattahoochee River tussen Georgia en Alabama overgestoken. Jimmy Carters woonplaats Plains, in Georgia, lag al weer een uur achter ons. Het werd tijd om een motel op te zoeken en in Eufaula, de eerste plaats in Alabama, raadpleegden we de kaart.

‘Wat dacht je van Tuskegee?’, vroeg ik mijn reisgenote. ‘Dat is nog maar zestig mijl, en ik zou best een kijkje willen nemen op Tuskegee University.’

‘Sure.’

Tuskegee is een naam die staat voor nogal wat zaken van geheel verschillende aard. Zo is er het beruchte syfilisexperiment, waarin de Amerikaanse regering tussen 1932 en 1972 ruim vierhonderd arme, veelal analfabete zwarte syfilispatiënten uit Tuskegee en omgeving bewust niet behandelde. Patiënten die niet eens wisten wat hen mankeerde, werden in al hun ellende tot op de autopsietafel geobserveerd. De medische wetenschap was op de hoogte, maar het experiment werd pas gestaakt nadat de media er lucht van hadden gekregen.

Tuskegee staat ook voor de Tuskegee Airmen, de ‘Schwartze Vogelmenschen’, zoals Duitse piloten hen tijdens de Tweede Wereldoorlog noemden. Het zwarte gevechtseskader van het toen naar ras gescheiden Amerikaanse leger werd opgeleid in Tuskegee. Tijdens hun meer dan tweehonderd missies verloren de Airmen geen enkele bommenwerper, een staat van dienst waarop geen enkel ander eskader kon bogen.

Maar bovenal staat Tuskegee voor Tuskegee Institute en zijn oprichter, Booker T. Washington, bij zijn dood in 1915 ’s lands meest vooraanstaande zwarte leider. Bij de universiteit hoort ook onverbrekelijk haar beroemdste geleerde, de in 1943 overleden George Washington Carver. En bij Tuskegee horen ook Carvers pinda’s en sweet potatoes.

‘Booker T. en Carver waren de enige zwarten over wie wij op school iets te horen kregen’, zei mijn blanke reisgenote die in de jaren zestig en zeventig in het Zuiden opgroeide. Blanken beschouwden Washington en Carver als ‘goede zwarten’, die hun plaats kenden. Zij probeerden het lot van de arme zwarten in het Zuiden te verbeteren door middel van ambachtelijk onderwijs en agrarische vernieuwing, niet door politieke gelijkheid te eisen.

Zij waren geen Frederick Douglass, de gevluchte slaaf, die in het midden van de vorige eeuw als journalist het voortouw nam in de strijd tegen slavernij. Zij waren ook geen W.E.B. Du Bois, de zwarte activist en intellectueel, en Washingtons belangrijkste rivaal, die politieke gelijkheid en academische vorming eiste voor zwarten. Zij waren zelfs geen Martin Luther King Jr., wiens aanhangers tijdens mijn reisgenotes jonge jaren haar blanke streekgenoten met geweldloze acties het mes op de keel zetten.

Nee, Booker T., de voormalige slaaf, stichtte als 24-jarige in 1881 Tuskegee Institute, om zwarten te leren huizen te bouwen, het land te bewerken, ijzer te smeden en, in het algemeen, voor zichzelf te zorgen. Carver, geboren in het laatste jaar van de Amerikaanse Burgeroorlog, bevorderde de teelt en consumptie van pinda’s, sweet potatoes en andere inheemse maar weinig benutte voedzame gewassen, waardoor het dieet van de sterk ondervoede, zwarte boerenbevolking enorm verbeterde. Met zijn pinda’s ontwikkelde hij een goedkope bron voor proteïne, als alternatief voor het meestal te dure vlees.

Ieders droom

Het ruim 12.000 inwoners tellende Tuskegee ligt een uurtje rijden ten westen van Alabama’s hoofdstad Montgomery, in het straatarme, hoofdzakelijk door zwarten bevolkte Macon County. Mijn hernieuwde kennismaking met de stad toont een nog immer prachtig gelegen universiteit aan de noordrand van de stad, op een uitgestrekte, heuvelachtige vlakte met veel bomen, veel gras en veel auto’s.

Meteen als je de campus betreedt, is Booker T. al nadrukkelijk aanwezig, zij het in steen. De achter een ploeg staande Washington trekt een sluier van het hoofd van een slaaf, die vòòr hem op een aambeeld zit en met de ene hand die sluier wegduwt, en met de andere een boek op zijn knieën houdt. ‘Booker T. Washington, 1856-1915’, zegt het onderschrift, ‘hij trok de sluier van onwetendheid af van zijn mensen en wees met onderwijs en nijverheid naar de weg van de vooruitgang.’

‘Wanneer ik wil mediteren ga ik naar Booker T. Washingtons standbeeld’, zegt de universiteitsarchivaris Daniel T. Williams. ‘En dan kijk ik niet naar Booker T., maar naar de hand van de slaaf.’

Net voorbij Bookers T.’s monument ligt de kerk van de campus, waar ik op een zondagmorgen het begin van het met groot ceremonieel ingeluide semester meemaak. De studenten zijn tijdens deze zeer formele bijeenkomst tot in de puntjes gekleed en worden met dwingende faculteitshand naar hun plaatsen gedirigeerd. De faculteitsleden, in toga’s en met een meester Kwel-hoedje, wandelen plechtig naar de voorste banken. Naast veel zwarte en diverse blanke professoren en medewerkers is er ook het nodige aantal uit Pakistan, India en andere Aziatische landen; Tuskegee trekt veel wetenschappers uit de derde wereld. ‘Tuskegee is zeer gerenommeerd in Jamaica, met name onder landbouwstudenten’, zegt promovendus en sweet potato-onderzoeker Desmond Mortley uit Jamaica later. ‘Het is ieders droom om naar Tuskegee te gaan.’

Er wordt gezongen – Lift Every Voice And Sing, het prachtige maar moeilijke, officieuze volkslied van zwart Amerika. Meer liederen en prijsuitreikingen voor topstudenten volgen, en daarna de presentatie van ‘Miss Tuskegee 1993-1994’ en haar hofhouding. Universiteitspresident Dr. Benjamin F. Payton houdt een lange toespraak over ‘de reis naar kennis’, ‘deze geweldige staat Alabama’ en ‘deze in principe financieel gezonde instelling’. Hij beklaagt zich ook over de negatieve publiciteit die een bezetting door studenten opleverde. Payton krijgt al jaren verwijten van onkunde en autoritair gedrag. Alleen de eerste rijen applaudiseren.

Man op de gang

Tuskegee’s rustieke campus is vele malen groter dan je zou verwachten. De 3500 studenten wonen voor een deel op het universiteitsterrein in student dorms, studentenflats. Uiteraard zijn die naar sekse gescheiden, want dit is het conservatieve Zuiden. Jongens en meisjes mogen elkaar alleen tussen 16.00 en 23.00 uur bezoeken in de hal van de dorm, behalve op woensdag wanneer zelfs dat is verboden.

‘Wanneer er jongens op de gang zijn, om bijvoorbeeld dozen naar boven te brengen, moeten ze ”man op de gang” roepen’, zegt studente NaTasha Taylor uit Detroit, Michigan. ‘Maar ik zeg niet dat ik nooit een jongen de kamer van een meisje heb zien binnengaan.’

De campus ademt een sfeer van traditie, erfgoed en verleden – Booker T.’s monument is daar maar een onderdeel van. Ook zijn huis is nog te bezichtigen, evenals een van de vliegtuigen van de Airmen. Washington en zijn familie liggen op het terrein begraven. Het George Washington Carver Museum bewaart de herinnering aan Tuskegee’s vroegere jaren en het werk van de wetenschapper. Tientallen gebouwen dateren uit de beginjaren van de universiteit. Veel studenten komen hier omdat hun ouders, broers, zussen, neven en nichten er studeerden.

‘De rijkdom aan geschiedenis hier trok me’, zegt NaTasha Taylor. ‘Die atmosfeer lokte me. De eerste keer dat je voet op de campus zet, wordt je er meteen door getroffen.’ Er wordt door oudere zwarten voortdurend over gepraat, zegt ze, en daardoor krijgt het iets routinematigs. ‘Maar je wandelt de campus op en ineens wordt je erdoor getroffen. Je ziet het standbeeld van Booker T. Washington en het raakt je. Dat gevoel zal nooit weggaan. Nooit.’

De gebouwen uit de beginperiode werden door de eerste studenten gebouwd, van zelf gemaakte bakstenen. Er was geen geld voor aannemers en bovendien vervulde de bouw een onderwijskundig doel, want Tuskegee was aanvankelijk niet veel meer dan een vak- en ambachtsschool. ‘Er zal niets gekocht worden dat de studenten zelf kunnen maken’, zegt de Booker T. Washington-figuur in de gedramatiseerde documentaire over zijn leven, te zien in het Carver Museum. ‘Het is ons doel de studenten zoveel mogelijk te omgeven met een sfeer van handel en industrie.’

Zwarte universiteiten

Oude bakstenen van een afgebrand gebouw worden gebruikt in het in aanbouw zijnde conferentiecentrum. De omvangrijke nieuwbouw toont dat Tuskegee, een van Amerika’s meest gerenommeerde zwarte universiteiten, er financieel verhoudingsgewijs redelijk voor staat. Verhoudingsgewijs, want de geschiedenis van de ruim honderd zwarte colleges en universiteiten is er een van armoede, gebrekkige overheidssteun en een permanente worsteling om het academisch niveau op peil te houden. Omdat veel studenten uit de lagere inkomensgroepen komen, hebben ze vaak ook financiële steun van de universiteit nodig.

Overheidsbezuinigingen treffen openbare zwarte colleges harder, omdat ze toch al minder hebben, stelde vorig jaar William H. Gray, de voorzitter van het United Negro College Fund, een instelling die geld inzamelt voor zwarte universiteiten. Zwarte privé-universiteiten krijgen ook minder donaties dan blanke eenvoudigweg omdat oud-studenten – altijd een bron van inkomsten voor hun alma mater – minder verdienen.

Na de desegregatie moesten diverse colleges sluiten, want nu zwarte studenten ook in het Zuiden op voorheen exclusief blanke universiteiten terecht kunnen, is het percentage dat naar zwarte instellingen gaat gedaald, al lijkt de laatste jaren een ommekeer aan de gang. ‘Ik dacht dat ik me op een zwarte universiteit meer thuis zou voelen’, zegt NaTasha Taylor. ‘Het is bovendien belangrijk jezelf en je ras als een geheel te leren kennen en dat kan beter op een zwarte instelling.’

Haar vriendin Lesly Wilson stapte over van de College of Charleston in South Carolina naar Tuskegee. ‘Ik vond dat ik lang genoeg naar een blanke school was gegaan, waar me de geschiedenis van iedereen werd geleerd behalve die van mijzelf. Ik realiseerde me dat het tijd werd dat ik mijn eigen geschiedenis leerde kennen.’ Sherryl Bester uit Columbus, Ohio, zegt dat ze mensen van haar eigen ras wilde zien uitblinken. ‘Op mijn middelbare school werden zwarte leerlingen helemaal niet aangemoedigd om het hoogste niveau te bereiken. Ik wilde ook meer te weten komen over de zwarte cultuur en geschiedenis.’

Deze opmerkingen illustreren de multiculturele trend waarin zwarten en andere Amerikaanse minderheden steeds meer een gelijke plek opeisen in het dagelijks leven, op de werkvloer en in de inhoud van het onderwijs. Veel blanken ervaren echter de vakken in Afrikaans-Amerikaanse geschiedenis, meer aandacht voor zwarte cultuur, de speciale beurzen voor zwarten en meer zwarte professoren als bedreigend, en het aantal racistische incidenten op Amerika’s universiteiten neemt de laatste jaren weer toe.

Veel zwarten vinden het daarom aantrekkelijker zelf ergens tot de meerderheid te behoren. Bovendien werken aan de zwarte instellingen veel gemotiveerder docenten en zorgen de kleinere klassen op de vaak kleine colleges voor een intensiever contact tussen student en docent. Bovendien is Tuskegee voor grote stadskinderen relatief veilig en zijn de verleidingen van drugs en andere zaken beperkt.

Debat tussen zwarte leiders

De zwarte colleges en universiteiten – bijna allemaal in het Zuiden – werden na de Burgeroorlog opgericht door blanke en zwarte kerkgenootschappen, individuele filantropen en soms de zuidelijke staten zelf, omdat de vrijgekomen slaven geen toegang kregen tot het blanke onderwijssysteem. Fisk University in Nashville, Tennessee was in 1865 de eerste. Aanvankelijk ging het vooral om middelbare en ambachtsscholen. Later, in de twintigste eeuw, ontwikkelden ze zich van lerarenopleiding tot instellingen van academisch onderwijs.

In 1915 waren er slechts drie volledig academisch georinteerde zwarte colleges; dertig instellingen boden voor een deel academische vorming. Daartoe behoorde ook Tuskegee, dat rond de eeuwwisseling het middelpunt vormde van het verhitte debat in zwarte, intellectuele kringen over het soort onderwijs dat zwarten moesten krijgen. Dat klassieke debat concentreerde zich op de polemieken tussen Booker T. Washington en W.E.B. Du Bois.

De museumdocumentaire over Washington illustreert diens instelling. ‘Ik ben hier niet naartoe gekomen om metselaar te worden’, zegt een Tuskegee-student.

‘Ah, wat zei jij daar, Williams’, vraagt Washington.

Na enig aandringen herhaalt de jongeman zijn opmerking.

‘Ik veronderstel dat je liever ergens anders bent om, eh, Grieks te leren?’ antwoordt Washington met het nodige sarcasme. ‘Denk jij dat een opleiding daaruit bestaat? Jij komt uit Dothan, Alabama, nietwaar?’

‘Ja meneer.’

‘Vertel me eens, Williams, zijn er veel Negroes in Dothan die Grieks spreken?’

‘Nee meneer, natuurlijk niet.’

‘Maar ze hebben allemaal huizen nodig, nietwaar?’

‘Die hebben ze heel erg hard nodig’, geeft de jongeman toe.

‘Hoe denk je dat jij je buurman in Dothan het beste kunt helpen, door Grieks te spreken of door hem te helpen een beter huis te bouwen?’

Washington meende dat zwarten voor alles behoefte hadden aan ambachtelijk, agrarisch en vakonderwijs, zodat ze niet langer als landarbeiders en halve slaven afhankelijk waren van blanken. Bij het werven van fondsen om Tuskegee te beginnen, vertelde Washington aan noordelijke filantropen dat zijn instelling een goede protestantse arbeidsethos onder zwarten zou ontwikkelen. Conservatieve, vaak racistische zuidelijke bestuurders kregen te horen dat het onderwijs de zwarten op de boerderij en in bepaalde ambachten zou houden, zodat ze de politieke en economische positie van blanken niet zouden bedreigen. In 1895, in zijn beroemde en beruchte Atlanta Compromise Address, verklaarde Washington zich neer te leggen bij het ontbreken van burgerrechten voor de zwarten, als de blanken maar bereid waren zwarte vooruitgang op economisch en educatief gebied te stimuleren.

Maar dat ‘aanpassingsbeleid’ van Washington werd meer omstreden naarmate de zuidelijke zwarte bevolking aan het eind van de negentiende eeuw werd teruggedrongen in een gesegregeerde samenleving, zonder burger- en stemrechten. Zijn tegenstrever was Du Bois, die niet zozeer tegen Tuskegee’s onderwijs was, maar zich wel stoorde aan Washingtons eenzijdige benadering en diens bereidheid zich te schikken naar de wensen van zijn blanke rentmeesters. ‘Meneer Washingtons programma accepteert in de praktijk de vermeende inferioriteit van de Negro-rassen’, schreef Du Bois in zijn zeer genuanceerde en diepgravende kritiek op Washington in The Souls Of Black Folk, zijn klassieke boek uit 1903.

Du Bois meende dat de zwarte bevolking moest worden bevrijd van de door slavernij veroorzaakte mentale verlamming. Daarvoor moesten ze goedopgeleide, wereldse, onafhankelijke leiders hebben, de zogenoemde ‘getalenteerde tien’. ‘Meneer Washington vertegenwoordigt in het denken van de Negro de oude houding van aanpassing en onderwerping’, aldus Du Bois.

Du Bois en zijn volgelingen meenden ook dat economische onafhankelijkheid onmogelijk was zonder politieke gelijkheid. In 1910 stichtten zij de National Association for the Advancement of Colored People (NAACP), nog steeds de belangrijkste burgerrechtenbeweging van het land. De opvattingen van Du Bois en de NAACP zouden uiteindelijk zegevieren binnen de zwarte gemeenschap. De ‘getalenteerde tien’ zouden voorgaan in de strijd die in de jaren zestig een einde maakte aan wettelijke rassenscheiding en discriminatie.

Zelfhulp

Washingtons tragiek was dat de industrialisatie zijn nadruk op ambachtelijk en agrarisch onderwijs achterhaald maakte. En juist in zijn sterfjaar, in 1915, begon de grote zwarte immigratie naar het Noorden. De poging om zwarte zuiderlingen zelfvoorzienend te maken in het Zuiden was dus mislukt.

Toch zouden Washingtons opvattingen actueel blijven. De immens populaire zwarte nationalist Marcus Garvey pleitte in de jaren twintig en dertig voor zwarte economische onafhankelijkheid. Du Bois zelf zou tijdens de grote depressie ruzie krijgen met de NAACP, omdat hij, aldus zijn biograaf Arnold Rampersad, ‘voorstander was van een vooral op het economische vlak gericht programma van vrijwillige rassenscheiding, dat volgens velen leek op het oude programma van Booker T. Washington.’

En nu, anno 1994, Amerika’s zwarte bevolking in de binnensteden en het verarmde zuidelijke platteland letterlijk kapot gaat aan gebrek aan mogelijkheden, aan armoede, drugs en moord, is Washingtons gedachtengoed weer helemaal terug. In zijn in 1991 gepubliceerde boek The Promised Land: The Great Black Immigration And How It Changed America, schrijft de journalist Nicholas Lemann: ‘Toen het vraagstuk van de onderklasse naar voren kwam, schiep het een opening voor een wederopleving van Washingtonisme: wettelijke gelijkheid was bereikt en het probleem van arme zwarten bestond nog steeds. Burgerrechten en de oorlog tegen armoede hadden hun wonden niet geheeld. Was het dus niet tijd voor een opleving van zelfhulp?’

Niet alleen conservatieve blanken maar ook iemand als Jesse Jackson praat nu over zelfhulp. Sommige linkse, naar zwarte onafhankelijkheid strevende zwarten en de nogal reactionaire Louis Farakhan – leider van de zwarte Nation of Islam – maken er zelfs een hoofdpunt van. Vooral binnen de Republikeinse Partij wordt zelfhulp ook als het enig serieuze, sociale beleid gezien, maar iemand als Lemann waarschuwt dat de eerste Oorlog tegen de Armoede, onder Lyndon Johnson, bewees dat zelfhulp maar beperkte mogelijkheden tot succes biedt.

Alle uitgesproken, historisch bewustzijn in Tuskegee ten spijt, leeft het historische debat tussen Washington en Du Bois er nauwelijks. Tijdens de eerstejaarsintroductie hoor je erover, maar daar blijft het bij, zeggen NaTasha Taylor, Lesly Wilson en hun vriendin Tamika Crum uit Greenville, Alabama. Zelf hebben zij er wel uitgebreid over gesproken.

‘Ik wil me niet tegen Booker T. verzetten’, zegt Crum in de universiteitskantine, ‘maar ik ben voor W.E.B. Du Bois. Het Atlanta Compromise deed voor mij de deur dicht. Wat hij in feite zei, is: ”blijf passief.”’ Wilson erkent geen uitgesproken mening te hebben. ‘Iedereen lijkt te willen afgeven op Booker T. In zijn tijd was het echter de enige manier om Tuskegee mogelijk te maken. Hij had een grootsere visie en als hij die verkondigd had, dan zouden ze hem hebben tegengehouden. Het was gewoon een verkooptechniek, politieke strategie.’

Taylor trekt een historische parallel. ‘Voor mij is het net als het gedoe over Martin Luther King Jr. en Malcolm X. Soms heb je een King nodig, soms een Malcolm die zegt: ”Dit is wat ik nodig vind en dat is precies wat ik op mijn manier voor elkaar zal krijgen.” Ik ben blij dat zij die strijd uitvochten, want je hebt beide benaderingen nodig. Het heeft ons vooruit geholpen.’

Maagvuller voor de armen

Op meer elementair niveau hadden haar voorouders meer baat bij het werk van George Washington Carver, Tuskegee’s tweede icoon. Ook over hem weten veel studenten weinig meer dan dat hij de ‘peanut man’ was, al lopen ze dagelijks langs zijn museum.

In dat museum getuigen reusachtige uien, augurken, koolrapen en andere groenten op sterk water van Carvers land- en tuinbouwkundige virtuositeit. Met zeer beperkte middelen ontwikkelde de ‘pindaman’ toch meer dan tweehonderd pindaprodukten, inclusief pindakaas, drankjes, zalfjes en huidcrèmes, verf en kleurstoffen, shampoo en zeep, snoepgoed en gedroogd voedsel, inkt en papier, koffie en tofoe en allerlei soorten olie.

Ook de uitzonderlijk voedzame sweet potato was een landbouwprodukt dat gemakkelijk kon worden bewaard. Deze meestal langgerekte, donker oranje gekleurde aardappel kan bovendien bij wijze van spreken al op een zakdoek worden verbouwd. Voor de sweet potato bedacht Carver honderdvijftig toepassingen, waaronder kleurstoffen, sausjes, azijn, chocolade, pepermuntjes, pudding, meel, veevoer, synthetisch katoen en synthetische zijde, papier, alcohol en verf.

Carvers pionierswerk is nog steeds een van Tuskegee’s succesverhalen. De universiteit heeft het voortouw genomen om met name in de derde wereld de consumptie van sweet potatoes te bevorderen. Ze zitten namelijk vol met koolhydraten en vitamine A, B en C en kunnen probleemloos tweemaal per jaar worden geoogst. Het is het ideale gewas tegen hongersnood, menen experts.

Maar al is het al een van de meest verbouwde gewassen ter wereld, de zoete aardappel heeft een imago-probleem. Juist omdat sweet potatoes miljoenen mensen van de hongerdood redden, hebben ze het stigma gekregen van ‘maagvuller voor de armen’. Zo zegt tachtig procent van alle Amerikanen dat ze sweet potatoes lekker vinden, maar buiten het Zuiden worden ze alleen op feestdagen gegeten. Japanners verkopen ze op straat en maken er sterke drank van, maar gebruiken het woord voor de sweet potato ook als een kleinerend bijvoeglijk naamwoord. En in China, dat negentig procent van alle sweet potatoes verbouwt, wordt het grootste deel als veevoer gebruikt.

Gepatenteerde methode

Aan een zandweg, net buiten Tuskegee tussen de weiden, hooibalen en koeien, staan de kassen waarin onderzoeker Phil Loretan met zijn team werkt aan de verdere ontwikkeling van de sweet potato. Met geld van NASA, de ruimtevaartorganisatie, probeert men hier methoden te ontwikkelen om straks in de ruimte sweet potatoes te verbouwen. Om het gewicht te beperken en wegens gebrek aan ruimte en zwaartekracht, moet dat zonder aarde gebeuren. De horizontaal groeiende sweet potatoes lenen zich bij uitstek voor gebruik in de ruimte. Bovendien kun je de bladeren eten, die ook nog een uitstekende bron zijn voor verse zuurstof.

In Tuskegee’s gepatenteerde methode worden de potatoes gevoed met een oplossing die wordt geleid door een dunne, poreuze buis waaromheen de haarwortels van de plant worden gewikkeld. De onderzoekers proberen te bepalen welke soort van de zesduizend varianten onder welke omstandigheden de grootste en meest voedzame aardappelen produceert.

‘Wij zijn alleen maar geïnteresseerd in omvang en voedingswaarde’, zegt Desmond Mortley, ‘want als de astronauten straks daar boven zijn, willen ze alleen maar eten. Voor gewone consumenten zou je ook naar de vorm moeten kijken, want die hebben liever een lange, dunne dan een korte, dikke sweet potato.’ Tuskegee’s gemiddelde opbrengst per plant is al bijna tweemaal zo groot als die van gewone boeren.

Communicatieprobleem

In Carvers tijd was het grootste probleem om de gevonden wijsheid op boeren over te dragen. Want alleen dan konden de arme zwarte verbouwers ervan profiteren en proberen om hun boererijtjes zelfvoorzienend te maken, zodat ze zich konden onttrekken aan de geldeconomie die hen in een staat van semi-slavernij hield.

Carver hield maandelijkse voorlichtingsbijeenkomsten op Tuskegee en publiceerde tussen 1898 en 1938 vijftig brochures en boekjes. Daarin beschreef hij wat de meest voedzame gewassen waren en hoe die het beste verbouwd en ingemaakt konden worden. Hij ontwikkelde talloze aantrekkelijke recepten, soms enkele tientallen voor een enkele groente.

Hij legde uit hoe het zwarte zand en de klei van de Alabama Black Belt vruchtbaar gemaakt konden worden met organische mest, in plaats van dure kunstmest. Hij analyseerde de grond van individuele boeren. En hij gebruikte zijn enorme plantenkennis voor het ontwikkelen van medicinale kruiden. ‘Wat Carver onderwees waren geen radicaal nieuwe ideeën, maar de toepassing van de hoofdbestanddelen van de land- en tuinbouwkunde, gecombineerd met een pleidooi voor een verstandig gebruik van natuurlijke grondstoffen’, schreef Linda O’McMurry in haar in 1981 gepubliceerde biografie over Carver.

Uiteindelijk ontwikkelde Tuskegee een mobiele school, waarmee Carver en zijn medewerkers het platteland optrokken. Het overgrote deel van Carvers produkten werd nooit een commercieel succes, maar ze boden uitkomst voor de zwarte boeren, die wel tijd maar geen geld hadden. Het levenspeil rond Tuskegee verbeterde enorm en Tuskegee’s onderwijsmethodes, met name de mobiele school, vonden navolging door het hele Zuiden. Rond Tuskegee heeft de universiteit nog steeds een uitgebreid netwerk van agrarische onderzoeks- en adviescentra.

Carver beperkte zich niet tot groenten, fruit en bemesting. Hij schreef brochures over het aanleggen van een tuin en de in het wild groeiende bloemen die daarin gepoot konden worden. Hij legde uit hoe er van de volop aanwezige klei verschillende kleuren verf gemaakt kon worden om de houten hutten van de boeren van een fleurig kleurtje te voorzien. En van de onkruidvezels, zo onderwees Carver, konden tapijten worden gemaakt.

‘Veel blanke bezoekers moeten huilen, met name als ze net de film hebben gezien’, zegt Robyn Harris van het Carver Museum, dat meer blanken trekt sinds het op de lijst van Amerikaanse monumenten staat. De gedramatiseerde documentaire over Carver toont zijn ziekelijke jonge jaren, en het racisme waaronder hij leed. Diverse universiteiten weigerden hem aan te nemen omdat hij zwart was. Tot zijn dertigste zwierf hij door drie staten, op zoek naar een opleiding, die hij onder meer bekostigde door voor anderen kleren te wassen en te koken.

‘Ze komen uit de filmzaal en zeggen: ”het is zo ontroerend”’, zegt Harris, die zelf zwart is. ‘Veel blanken voelen zich schuldig over wat er toentertijd gebeurd is. Je zegt dan: ”Ach, het is allemaal een onderdeel van het bestaan.” Sommigen bieden hun verontschuldigingen aan. Je accepteert die, je bent vriendelijk and life goes on.’

http://www.nps.gov/tuin/

Over Booker T. Washington: http://www.visitroanokeva.com/booker.htm

http://www.nps.gov/bowa/home.htm