Hill Country: een rondreis door het mooiste stukje Texas

Door Joe Nick Patoski

Er zijn mensen die vinden dat Hill Country zo speciaal is vanwege de groene heuvels die plotseling vanaf het vlakke land Texas’ ‘gateway to the west’ vormen. Anderen worden meer getrokken door de statige eiken, de landelijke velden, de artesische bronnen van waaruit kristalheldere rivieren langs kalkstenen kliffen stromen, de plotselinge ravijnen en canyons, het met stenen bezaaide boerenland, de fijne, robuuste vakbekwaamheid van de Duitse stadjes, en het zelfs nog robuuster soort mensen dat ze heeft gebouwd.

Wat mij betreft ligt de schoonheid van het Texas Hill Country echter in zijn vele tegenstellingen. Hill Country is het geografische en emotionele hart van Texas, maar toch is het met geen plek de staat te vergelijken. Hill Country vormt een abrupte verandering vanaf de vlakten van het oosten, maar is geenszins bergachtig, zoals het verre West Texas. Het land lijkt vriendelijk, maar heeft een dunne, moeilijke grond – maar geen ander deel van Texas heeft meer wilde bloemen in de lente.

Hill Country deelt geen van de grote Texaanse mythen: geen katoen, geen koninkrijken, geen olie. In een verstedelijkte staat als Texas is het een gebied met kleine stadjes en dorpen. De spoorlijnen zijn aan Hill Country voorbijgegaan vanwege het lastige terrein en zelfs vandaag de dag loopt er, op Interstate 10 na, geen veel bereisde snelweg doorheen, goddank.

President Lyndon Johnson zorgde voor de eerste nationale aandacht voor Hill Country, toen zijn ranch ten oosten van Fredericksburg het Texaanse Witte Huis was. Tot dan was Hill Country een goedbewaard geheim, voornamelijk bekend bij gegoede lui uit Dallas en Houston die hun kinderen naar de zomerkampen stuurden rondom Hunt, bij de Guadeloupe River. Die anonimiteit, zo blijkt, was een zegen. Terwijl praktisch iedere andere mooie streek in het Amerikaanse Westen doodbewonderd werd, bleef Hill Country onverdorven.

De eerste golf bezoekers verscheen zo’n twintig jaar geleden en bestond uit liefhebbers van de ‘bluebonnet’ (de staatsbloem van Texas), perzik-eters, kanoërs, vissers en jagers – de bekende lompe stedelingen die de stad verlaten op zoek naar een toevluchtsoord. Velen van hen waren geïnspireerd door een nummer van Willie Nelson en Waylon Jennings uit 1975 genaamd ‘Luckenbach, Texas’. Het maakte niet uit dat het nummer door een producer uit Memphis en een muzikant uit Nashville was geschreven die nog waren geweest in het kleine dorpje met vijf gebouwen, waaronder een ‘dance hall’. Hun sentiment in het romantiseren van de ‘Hill Country experience’ was treffend, zoals uitgedrukt in het refrein: ‘Maybe it’s time we got back to the basics’.

Massa’s mensen reageerden, en keerden terug naar de ‘roots’ die ze nooit hadden. Meer recent zijn hier echter filmmensen vanuit Hollywood gekomen, en een tweede golf bezoekers is van heel Texas en de wereld daarbuiten gekomen. Het is nu bekend dat Hill Country dezelfde betoverende schoonheid heeft die eens werd toegedicht aan plaatsen als Santa Fe, Sedona, Scottsdale en Carmel. Maar een dergelijke ontdekking gaat vaak ten koste van datgene wat de mensen uiteindelijk trok. De grondprijzen in Hill Country, die vroeger afhingen van de vruchtbaarheid van de grond of de aanwezigheid van water, stijgen nu zo snel vanwege de esthetische schoonheid ervan.

Aantal individuele bestemmingen

Bezoekers slaan tegenwoordig een bezoek aan Enchanted Rock over omdat alle parkeerplaatsen bezet zijn. In de supermarkt van Hunt ligt nu de zondageditie van de ‘New York Times’. Dit alles leidt tot het schrikbeeld dat Hill Country een ‘hot spot ‘wordt in plaats van een ‘state of mind’. Tijdens mijn leven als volwassene heb ik plaatsen in en bij Hill Country bezocht – Kerrville vanwege het folk muziek-festival, Fredericksburg vanwege zijn perziken, Llano om te barbecuen, de rivieren om te zwemmen en te kanoën.

Toch heb ik Hill Country altijd meer beschouwd als een aantal individuele bestemmingen dan als één plaats. Ik sprong dus in mijn pick up en reed weg. Ik kwam terug met een route die ik mijn ultieme Hill Country route noem – een tocht van 640 kilometer die in een weekend gedaan kan worden, maar waar ik vier dagen van genoten heb. Ik heb bewust stadjes aan de geografische rand overgeslagen, zoals Llano, Brady, Rocksprings en Burnet (sorry, maar Hill Country ligt ‘niet’ ten noorden van de Colorado, dat is mijn mening althans), net als plaatsen die de overgang van plattelandsdorp naar voorstad al hebben gemaakt, zoals New Braunfels, Boerne en Dripping Springs.

Ook overgeslagen zijn geïsoleerde touristenbestemmingen als Bandera en de LBJ historische attracties op weg naar Fredericksburg. Maar als je wil weten wat Hill Country nu precies inhoudt, stap in en kijk zelf maar – voor het helemaal veranderd is.

Van Devil’s Backbone naar Fredericksburg

San Antonio en Austin zijn gewoonlijk de toegangspunten naar Hill Country, omdat daar de grote wegen liggen. Kilometer na kilometer voorstad ontkracht echter het gevoel dat je bekruipt als je de heuvels binnenrijdt. Een betere toegang is die vanaf San Marcos, via Ranch road 12.

Net ten westen van Interstate 35 rijst de kalkstenen muur die bekend staat als Balcones Fault dramatisch omhoog uit de prairie. Ongeveer zes kilometer na de afslag naar Wimberley staan twee klassieke voorbeelden van Texaanse ‘roadhouses’, Riley’s Backbone Place en de Devil’s Backbone Tavern (beide zijn genoemd naar een rotslijn die Devil’s Backbone heet). Riley’s is een favoriet uitje voor studenten van de Southwest Texas State University, die vlak bij het nabijgelegen Canyon Lake ligt, maar de Devil’s Backbone Tavern is meer mijn stijl, met een open haard en een ‘just-plain-folks’-clientèle. Eindelijk kwamen de uitzichten in beeld, vlak na de twee biertenten, wanneer de weg zich slingert over de top van de Backbone, die de valleien van de Blanco River en Guadeloupe River van elkaar scheidt. Anderhalve kilometer na de cafés stopte ik bij een picknick plaats aan de rechterkant, zodat ik het uitzicht van de door de Wimberley draaiende Blanco op me kon laten inwerken.

Duitse nederzettingen

Ik was in Hill Country. De eerste plaats, Fischer, is een van de kleinere Duitse nederzettingen in de regio, en wordt gekenmerkt door een 121-jaar oud gemeenschaps-danshuis en een negen-kegel-bowlingbaan – die negen kegels zijn ook een geïmporteerde Duitse traditie die nog altijd voortleeft in Hill Country. (Hoewel het een privéclub is, vinden de leden het gewoonlijk goed als bezoekers even een kijkje komen nemen.) Fischers dorpswinkel is in de jaren ’80 gesloten, maar het gammele gebouw op boomstammen bleef geopend als postkantoor, met de inrichting van de winkel nog intact.

Drie jaar geleden ging Gertrude Fischer, de vijfde generatie postbeambte, na negentien dienstjaren vervroegd met pensioen. Toen ze ermee stopte, besloot het kader van de Postal Service dat het postkantoor moest verhuizen naar een nieuw modulair onderkomen, dat lijkt op een woonwagen. Hoe kan iemand nu een historisch gebouw van bijna honderd jaar oud sluiten? Ik vroeg dat aan Gertrude, die bierblikjes aan het oprapen was bij de oude winkel. Haar antwoord beviel me.

‘Mijn dochter gaat de winkel heropenen, allerlei snuisterijen verkopen, misschien zelf wat barbecuen, als ze het ooit wat rustiger aan gaat doen’, zei ze. Maar er is geen planning voor de grote heropening. ‘Ze heeft het druk genoeg met haar sloopbedrijf.’

Na Fischer begonnen de heuvels af te platten, en ik ging richting Blanco, een van de meer ondergewaardeerde dorpen van Hill Country. De rivier waarnaar de stad is genoemd, is ondiep en heeft snelstromend water, waar je uitstekend in kunt zwemmen. Een natuurpad loopt van het dorpsplein naar de rivier, maar ik ga liever naar Blanco State Park, dat grenst aan de rivier waar die onder de U.S. 281 door gaat. Meer dan eens ben ik hier tijdens een zomers uitje in een impuls gestopt om even af te koelen bij de dam in het park. Ik neem het Blanco’s imago kwalijk dat de sinds 1891 de ‘county’ niet meer vanuit hier, maar vanuit Johnson City wordt bestuurd, en dat daardoor het statige rechtsgebouw geen echte functie meer heeft.

Negen-kegel-baan

Gelukkig kan ik erbij vermelden dat Blanco eindelijk over die misser heen is. Kerstlichtjes versieren nu het hele jaar door het verlaten gebouw, en praktisch iedere winkeletalage aan het plein is verhuurd. Er is genoeg commercie om twee ‘chat ‘n’ chews’ een bestaan te verzekeren – de eerbiedwaardige Blanco Bowling Club Cafe net achter het plein, bekend vanwege de enchillada’s van truckerscafé-kwaliteit en de negen-kegel-baan achterin, en Pecan Street Cafe and Bakery aan het plein, dat met versgemalen koffie, kruidenthee en zoetjes een clientèle bedient die vroeger niet bestond in Hill Country.

Nu kreeg ik toch langzamerhand de behoefte om uit de auto te stappen en op pad te gaan, maar het gebrek aan goede landwegen is een van de minpunten van Hill Country. Om er één te vinden, moest ik naar het 2000-hectaren grote Pedernales Falls State Park in het noorden. Ik nam de ronddraaiende weg door Henly, omdat je daar een oogverblindend mooi uitzicht hebt als je terug naar Blanco kijkt en de klim vanaf de riviervallei volgt.

In het park sloeg ik een goed begaanbare weg in de schaduw van eiken en jeneverbesstruiken in, rolde mijn broekspijpen op en begon van steen tot sten te springen totdat ik bij de waterval kwam, die niet als de Niagara onder een hoek van negentig graden naar beneden dondert, maar meer als een mega-waterval naar beneden glijdt.

Toen ik het park uitreed, koos ik voor de landweg naar Johnson City, het stadje dat is gesticht door Johnsons voorouders. Het was lang op sterven na dood, maar begint eindelijk weer tekenen van leven te krijgen: ik zag dat rondom lunchtijd iedere parkeerplaats bij de kruising van Main en Nugent Street bezet was. Veel van de bezoekers winkelen en eten in de Feed Mill Mall. (Ik geef de voorkeur aan twee wegrestaurants, Charles’ voor hamburgers en cocktails en de Hill Country Cupboard voor voor kipsteaks.)

De ‘mall’ is niet te missen. Deze eigenaardige verbouwde molen werd drie jaar geleden geopend door kunstenaar Charles Trois en heeft afbeeldingen van springende zebra’s en een gordeldier boven op de oude schoorsteen. Ik heb in de molen het doolhof aan winkels bezocht, waaronder eentje die The Enchanted Olive heette (genoemd naar wat er verkocht werd, niet naar de eigenaar), een wijnproeverij, en naast de molen een kinderboerderij, een grote rode brandweerauto, en een draaimolen.

Terug op straat vond ik een handgemaakt vurenhouten bankje voor $364 bij Lodgepole Fine Home Furnishings en een hecho en Puebla vurehouten kleerkast voor $700 bij Lagartos, een zaak die gespecialiseerd is in Mexicaanse importgoederen. Het LBJ National Historical Park, met Lyndons ouderlijk huis en de blokhut van zijn grootvader, was een blok verderop, en ik besloot de fantastische foto-expositie in het hoofdgebouw nog eens te gaan bekijken. Daarna zat ik met mijn plan om het drukke stuk U.S. 290 langs de ranch van Johnson tussen Johnson City en Fredericksburg te omzeilen.

Daarvoor in de plaats nam ik de achterweg ten noorden van Johnson City die zich door de heuvels en het groene Pedernales River-gebied windt. Schitterend door afwezigheid waren de reclameborden, elektriciteitsleidingen en, langs sommige stukken zelfs hekwerken. Dit was geen open-lucht-museum-versie van Hill Country voor toeristen en hobbyboeren. Dit was het èchte Hill Country. Het was 35 kilometer van U.S. 281 tot aan Willow City, een grote open plek tussen de cedarbossen.

Ik sloeg wat lekkers en iets te drinken in bij The Loop, het supermarktje annex café dat de laatste pitstop is voor het meest panoramische stuk snelweg in dit deel van Hill Country – de Willow City Loop. Deze rit van 28 kilometer daalt al draaiend en kerend langs de beek af naar het verdronken land van Coal Creek. Onderweg maakt het kalksteen van Hill County plaats voor de paars-granieten rotsen van de Llano Uplift. Deze met yuccu begroeide kliffen en kale grond verwacht ik in het hogere land van het Big Bend-gebied, niet in noordoostelijk Gillespie County.

Enorm granieten blok

De ‘loop’ eindigde bij Texas Highway 16, en de afslag naar Enchanted Rock was even verderop. De omweg door Llano County bleek de moeite waard toen ik vanuit het noorden uitzicht kreeg op dit enorme granieten blok, dat zo’n 130 meter uitstak boven de dwergeiken, Texaanse dadelpruimen, Mexicaanse kastanjebomen en andere doornachtige. Er is is tienduizend jaar aan menselijke activiteiten waargenomen rondom ’the big ol’ chunck’, die zelf geschat wordt op een miljoen jaar oud.

De Indianen die hier eens leefden, geloofden heilig in de mythische krachten van deze batholiet, zoals de rots technisch te boek staat, en geloofden dat er geesten binnenin woonden. De binnenkant van Enchanted Rock leek inderdaad te leven toen ik hem na afloop van een warme dag hoorde kraken en scheuren. Moderne pelgrims merken dat het steeds moeilijker wordt een lege kerkbank te vinden in deze heilige stenen kathedraal. Nadat twintig jaar geleden Enchanted Rock een ‘state natural area’ werd, nam het aantal bezoekers razendsnel toe, tot 350.000 vorig jaar.

De parkbeheerders hebben onlangs de toegangsregels verscherpt: als de parkeerplaatsen vol zijn, wat in de lente en vroeg in de herfst eerder regel dan uitzondering is, worden overige bezoekers niet toegelaten. Ik had geluk; ondanks dat het een aangename graden was, waren er nog een paar plaatsen vrij. Ik maakte de klim naar boven (iets waartoe iedereen met een beetje conditie redelijk gemakkelijk in staat is) en werd beloond met het beste panorama van Hill Country.

Beste barbecues

Ik kon de verleiding weerstaan naar Llano te rijden, waar Kenneth Laird’s, Cooper’s em Imman’s de beste barbecues van de omgeving warm houden, maar kwam daarentegen wel borden langs de weg tegen die me probeerden te lokken naar Rabke’s Table Ready Meats, een vleesparadijs 9 kilometer ten oosten van Crabapple. Uiteindelijk koos ik echter voor de minst bereisde wegen: Gillespie County’s uitgebreide netwerk van geplaveide landwegen. Ik koos mijn weg door het golvende boerenland richting Cherry Spring.

Onderweg ontdekte ik verschillende uitstekende voorbeelden van de voor-eeuwig-gebouwd Duitse bouwstijl in kalksteen, waaronder de oude Cherry Spring School (Das Alte Schulhaus), de Gotische kalkstenen Christ Lutheran Church, en het fantastische, drie verdiepingen hoge Rode Home en de eraan grenzende massieve kalkstenen schuur. De eens gesloten Cherry Spring Dance Hall, met zijn grove, cederhouten interieur, cederhouten tafels en posters van Webb Pierce en een jonge Elvis Presley aan de muur, is sinds dit jaar gedurende de weekends weer open.

Ik ging richting Doss via een weg die dood liep, maar dit was toch geen verloren tijd: ik sprak even met een grote kudde van zeer spraakzame schapen, zag een gordeldier op het eind van de weg wroeten naar insecten en speurde naar een dozijn wilde kalkoenen die ik in de bosjes hoorde snateren. Ik zette Doss maar uit mijn hoofd en reed via U.S. 87 zuidwaarts naar het Hilltop Cafe. Wat eens een vervallen tankstation was, is door Brenda en Johnny Nicholas omgebouwd tot een eenvoudige ‘diner’, een van de ‘hot spots’ van Hill Country.

Brenda en Johnny specialiseren zich niet in Duitse kost, maar in de Cajun – en Griekse keukens, daarmee hun afkomst hoog houdend. Memorabilia van Johnny’s dagen en nachten als rondtrekkend muzikant hangen aan het plafond en de muren, en een oude flipperkast biedt de vereiste sfeer, die soms in de weekends wordt verlevendigd door de komst van zijn muziekvrienden, zoals de pianisten Nick Connally en Floyd Domino en gitaristen Stephen Bruton en Steve James.

Hoewel reserveringen absoluut nodig zijn voor etentjes op vrijdag- en zaterdagavond (tenminste twee weken van te voren boeken), arriveerde ik in de namiddag, toen er nog voldoende tafels waren. Ik verkoos een gyro – een sandwich van runds- en lamsvlees die zelfs in de Plaka in Athene nog voor ouderwets goed was doorgegaan – boven de ‘Gumbo’ of de ‘Shrimp Mytilini’ met knoflooksaus. Het was nog 16 kilometer naar Fredericksburg, maar het verschil tussen het landelijke noorden van Gillespy County en de hoofdstad van de county is ook anders dan in mijlen uitgedrukt.

Van Fredericksburg naar Kerrville

Met zijn prachtige negentiende-eeuwse gebouwen (de beroemde Texaanse architect Alfred Giles heeft hier geleefd), zijn tweehonderd bed and breakfast hotelletjes in de Sunday-house traditie en zijn ongegeneerde Teutoonse karakter is Fredericksburg de meest charmante grote stad van Hill Country en een van de meest historische. Zelfs de gevels van Wal-Mart en McDonald’s hebben een Deutsch-Tex aankleding.

Honderdvijftig jaar geleden kwam John O. Meusebach hier met 126 Duitse immigranten aan. De Duitse sfeer is duidelijk op straat aanwezig. De brede stoepen van Main Street waren vol met toeristen onderweg van winkel naar winkel. In tegenstelling tot in andere kleine stadjes in Amerika is Fredericksburg ‘downtown ‘nooit in verval geraakt. Het Palace filmtheater draait nog steeds first-run films; Dooley’s houdt nog steeds vast aan de traditie van het oude ‘five-and-dime’; de Olde Thyme Fun Shop heeft scheetkussentjes, plastic overgeefsel en andere tijdloze grapjes, geintjes en magische trucs; het Bauer Toy Museum stelt een schaalmodel van League City tentoon, van ongeveer 1930, en te veel speelgoedauto’s, -trucks, -treinen, -wapens, en hobbelpaarden om te tellen; en gereputeerde zaken als de Dietz- en Fredericksburg-bakkerijen draaien zo ongeveer nog steeds zoals ze dat altijd deden.

Hauptstrasse

Maar bij nadere inspectie heeft Mainstreet (of Hauptstrasse) een hele transformatie ondergaan. Naast de overdaad aan ‘specialty shops’ en uitgebouwde vlooienmarktkraampjes tussen het rechtsgebouw (nu het Admiral Nimitz Museum and Historical Center), is er een cluster van slimme, dure meubelzaken die de Hill Country-stijl in stand houdt. Een andere winkel verkoopt niets dan hakkeborden, in de stad gemaakt. Bij Varney’s Chemist Laden, de winkel van de Fredericksburg Herb Farm zes blokken verderop aan Main Street, vlogen de flessen gekruide azijn praktisch de deur uit.

Ik telde drie etablissementen die ijs en frisdranken verkochten – en voor één, de Clear River Pecan Company, stond een lange rij wachtenden tot buiten de deur. Er waren geen domino’s in de Domino Parlor Antique Shop, noch domino spelers. De restaurants in de hele stad zaten vol, met name de Duitse – Friedhelm’s Bavarian Inn, het Plateau Cafe en het gegoede Der Lindenbaum. Hoe lang zou het duren eer er zich een Victoria’s Secret, Chili’s of Godiva Chocolates vestigt, en de T-shirt winkels de bakkerijen domineren? De gedachte deed me vluchten naar Cross Mountain, in het noorden van de stad.

Ik wandelde in vijftien minuten naar de top van de hoogste heuvel in de buurt, 585 meter boven zeeniveau, met een metaal blikken kruis op de top. Vanaf deze hoogte zag Fredtown er sereen uit, zo genesteld in de smaragd-groene weide; ideaal voor een briefkaart. Ik hield het beeld bij me terwijl ik de verliet en oostelijk reed naar Luckenbach, in de hoop te herstellen van de herinnering aan de horden van Main Street.

De landelijke omgeving van Luckenbach was precies zoals ik me het herinnerde: de blikkenwinkel, het zakenkantoor van de stad, de oude ‘gin’ en het danscentrum met de gesloten luiken waren in geen opzicht veranderd. Een paar oude jongens pitched washers terwijl een frisgewassen joch met een haveloze cowboyhoed op zijn gitaar aan het tokkelen was. Een ouder koppel uit Iowa laaide de souvenirs in de achterbak van hun Cadillac. Zo ongeveer het enige nieuwe van de afgelopen twintig jaar is het borstbeeld voor de winkel van de overleden Hondo Crouch, de professionele oude verhalenverteller die Luckenbach het symbool van ‘relaxed’ maakte.

VelAnne Howle, de ’town-manager’, vertrouwde me toe dat het moeilijk was Luckenbach ‘relaxed’ te houden. ‘Een poos hadden we een probleem met fietsers en dronkelappen, maar dat hebben we onder controle, dus het hele gezin kan hier ongestoord rondlopen.’ Howle heeft de collectie T-shirts, briefkaarten en andere souvenirs in haar winkel uitgebreid, waar ‘sheriff’ Marge, de ruzieachtige barkeeper, en Jimmy Lee Jones, haar collega-barkeeper en dubbelganger van Willie Nelson, koude cocktails en fris serveren. Het eerbiedwaardige danscentrum is op de meeste zaterdagavonden verlicht. Tish Hinojosa, de country/folkzanger uit Austin, zal het Bluebonnet Ball op april 6 organiseren.

VelAnne bood me aan mij de achteraf weg naar Comfort te laten zien. Ze sloot het kantoor en vroeg haar assistente, Maggie Montgomery, om mee te gaan. We reden naar het westen via Grapetown Road, langs het paleisachtige ranchhuis van Madeleine Stowe en Brian Benben, twee van de vele Hollywood-sterren die een stuk land bij Fredtown hebben gekocht. We stopten bij Grapetown om de boog te bewonderen boven de oprit van de Eintracht Schuetzenverrein, de 109-jaar oude schiethal waar nog ieder jaar de schutterswedstrijd van de stad wordt gehouden.

Terug op de weg wees Maggie op de verlaten stadje Bankersmith, een oude treinhalte waarvan ze vertelde dat die eens werd ‘bevaderd’ door treinrover Jesse James. We stopten bij de afslag naar Alamo Springs, een verouderde hippie-enclave, om het Old Tunnel wildlife management area te bewonderen. Ik kon de toegang tot de verlaten 275 meter lange spoorwegtunnel door de heuvel die de valleien van de Pedernales en Guadeloupe rivieren van elkaar scheidt, niet vinden, maar Maggy vertelde dat je bij zonsopkomst de vleermuiskolonie uit de tunnel tevoorschijn kunt zien komen.

VelAnne vertelde dat comfort haar favoriete Duitse stad in Hill Country was; niet zo goed behouden als Fredericksburg, maar een stuk losser in sfeer. De stad werd gesticht door radicale Duitse Vrijdenkers, die politieke en religieuze vervolging in hun land waren ontvlucht, en wijkt af door het enige Burgeroorlog-monument voor het Noorden aan de openbare weg: het Treue der Union-monument aan het westeinde van High Street, dat soldaten van Duitse afkomst herdenkt die door de zuidelijke troepen in de Battle of the Nueces werden gedood.