Fietsen in de VS

Weg van de snelweg, weg van de platgereden Route 66 en weg van de oneindige Interstates. Wie de tijd heeft en de Verenigde Staten op een andere manier wil ervaren neemt de fiets en zoekt de ‘blue highways’, de verlaten weggetjes tussen nooit bezochte gehuchten. Want Amerika is, ondanks wat ongemakken, ook te befietsen.

Door Roel Mazure

Op een frisse April-avond snijd ik buiten de aankomsthal van JFK-airport in New York de kartonnen doos open waarin mijn fiets is vervoerd. Een grote zwarte man in het blauwe uniform van de reinigingsdienst staat me nieuwsgierig te bekijken. Zwaar leunend tegen een blinde muur rookt hij bedachtzaam een sigaret. Als hij de blauwe fiets ziet die uit de doos tevoorschijn komt, stapt hij op me af.

‘Where are you going?’, vraagt hij me.

‘To Oregon’, zeg ik. Het klinkt zo gewoon. Alsof je in Vinkeveen vertelt dat je onderweg bent naar Amsterdam. De afstand tussen New York City en Oregon is echter andere koek; hemelsbreed meer dan 5000 kilometer.

‘On a bike?’, vraagt hij dan ook.

Ik knik, terwijl ik de pedalen bevestig aan het crankstel van mijn Bluebird, mijn blauwe toerfiets.

‘Your kidding me!’, veronderstelt de man. Maar ik bevestig dat ik werkelijk van plan ben om op de fiets naar de andere kant van dit gigantische continent te rijden. Het rijtje vragen dat daarna volgt, zal ik de komende drie maanden nog vaker op me afgevuurd krijgen. Hoe lang ik er over denk te doen. Waar ik zal slapen. Of het niet gevaarlijk is. En o ja, of ik een bijbel bij me heb. ‘Ja’, lieg ik, omdat ik geen zin heb in een levensbeschouwelijke discussie. Ik ben moe van de vlucht en opgewonden en gespannen. Onzeker over wat me te wachten staat.

Fietsfanaten

Dankzij mijn werk bezocht ik de afgelopen jaren vaak grote Amerikaanse business centers als Boston, New York, Houston, Los Angeles en Silicon Valley. Daarmee kende ik de Verenigde Staten en de Amerikanen natuurlijk niet. Al sinds tien jaar koesterde ik dan ook de droom om op de fiets Amerika te doorkruizen. De route die ik in mijn hoofd had, baseerde ik voor het belangrijkste deel op een route die in 1976 werd vastgelegd. Ter gelegenheid van het tweehonderdjarige bestaan van de Verenigde Staten organiseerden Amerikaanse fietsfanaten dat jaar een tocht van de kust van Virginia in het oosten tot de kust van Oregon in het westen. Deze route trok dat jaar onder lange-afstandfietsers veel belangstelling. Alleen al tweehonderd Nederlanders reden in 1976 in het peloton mee.

Het initiatief leidde tot de oprichting van de Adventure Cycling Association (ACA), een organisatie die vanuit Missoula, Montana, een netwerk van aantrekkelijke fietsroutes door de Verenigde Staten op papier zet en ook georganiseerde fietstochten aanbiedt. Behalve de Transamerican Trail, die een min of meer centrale route door de Verenigde Staten volgt, beschreef de ACA ook een noordelijke route langs de Canadese grens, een route door de zuidelijke staten, en een route langs de Stille Oceaan.

De Transamerican Trail begint formeel in Newtown, aan de kust van Virginia en volgt dan een min of meer rechte lijn door Kentucky, het zuiden van Illinois, Missouri en Kansas. Na de stad Pueblo in Colorado wordt de koers naar het noorden verlegd, om via de Hoosier Pas (meer dan 3500 meter hoog) en Wyoming in Montana de studentenstad Missoula aan te doen. Na het verrassend mooie rivierengebied van Idaho en het onherbergzame oosten van Oregon, wordt na ruim zevenduizend kilometer het eindpunt van de Transamerican Trail in het vroegere vissersdorpje Florence bereikt.

Dat ik New York en niet Newtown als startpunt voor mijn tocht koos, had praktische en emotionele redenen. Newtown is niet gemakkelijk per openbaar vervoer bereikbaar. Bovendien vond ik het Vrijheidsbeeld voor de kust van Manhattan als symbool voor een paar maanden volledige vrijheid te mooi om te zwarte manen. Ik besloot dan ook de ‘officiële’ route pas vanaf halverwege Virginia te volgen. Het gevolg daarvan is dat ik aan de tien staten waardoor de Transamerican Trail voert, nog New Jersey, Pennsylvania en Maryland kon toevoegen.

Vol hotel

‘Hoe ver rijd je per dag?’, vroegen Amerikanen me onderweg vaak. Dat blijkt een moeilijke vraag. Vaak hangen de dagafstanden van de omstandigheden af. Een staat als Kansas laat bijvoorbeeld weinig keuze. Plaatsen van enige betekenis en met enige basale faciliteiten – restaurants, winkels – liggen hier op tussen de zestig en tachtig kilometer afstand van elkaar. Dat is aan de lage kant voor een dagtocht, maar de dubbel afstand is weer wat lang.

Kansas biedt me ook de gelegenheid om me vijftig kilometer te verplaatsen, zonder een trap te doen. Op een dag dat ik laat ben vertrokken, ontwikkelen zich halverwege de middag inktzwarte, onheilspellende wolken. In de verte zie ik de watertoren van Ness City, mijn doel voor de dag, al als een zilverkleurige speld in het landschap. Bang voor de kracht van de bui die op me af dreigt te komen, ransel ik drie kwartier lang de pedalen. Van kamperen zie ik vannacht maar af, maar het hotel in het centrum van het ingeslapen stadje, is tot mijn verbazing vol. Wel kan ik terecht in een afgeleefd motel van dezelfde eigenaar.

Als ik een half uurtje later fris gedoucht en omgekleed in het restaurant van dat volle hotel zit, barst de bui los. Het is pas halfzes, maar al pikdonker. De wind buldert door de verlaten straten en slaat de steeds harder vallende regen met volle kracht tegen de ruiten. In een mum van tijd staan de straten blank.

Bedrog

In de bar van het hotel wordt gekeken naar een basketballwedstrijd op TV. Ik nestel me aan de bar en raak in geanimeerd gesprek met een dertiger, die machinist blijkt te zijn van goederentreinen. De wedstrijd gaat vrijwel geheel aan ons voorbij. Het is al ver na middernacht als we afscheid nemen. ‘Waar fiets je morgen heen?’, vraagt hij me nog. ‘Naar Scott City’, antwoord ik. Het is een afstand van iets meer dan vijftig kilometer die ik op mijn programma heb staan. ‘He, daar moet ik morgen ook heen’, vertelt hij. ‘Ik kan je een lift geven met m’n trein’, biedt hij aan. Voor een coast-to-coast-fietser voelt het als bedrog om niet de hele afstand daadwerkelijk te fietsen, maar het is een te mooie kans om te laten liggen.

De volgende ochtend hijs ik m’n fiets op het balkon van de locomotief en sjor hem met riemen vast. Even later zie ik Kansas vanaf twee meter boven de grond en uilen, hazen en herten wegvluchten voor de dreigende machine.

Niet alleen Kansas, maar ook Wyoming dwingt af en toe tot dagafstanden die significant afwijken van het gemiddelde. Ik kom de toch al desolate staat Wyoming – op Alaska na de minst dichtbevolkte van de Amerikaanse staten – binnen in een streek die vrijwel geen faciliteiten biedt. Aan het eind van een eindeloze dag bereik ik geheel uitgeleefd en uitgedroogd na bijna tweehonderd kilometer de stad Rawlins. Onderweg ben ik twee ‘stipjes’ op de kaart gepasseerd. Na 45 kilometer een dorp met pakweg honderd huizen en gelukkig een tankstation waar ik water en snacks insla. En tachtig kilometer verder een vuurwerkfabriek, waar ik m’n bidons met vers water kan vullen.

Na deze langste dag van mijn hele tocht, rijd ik een paar dagen later in Wyoming ook een van mijn kortste etappes. Ik ben vroeg op een zondagmorgen uit Lander vertrokken, om nauwelijks twintig kilometer verder, in Fort Washakie, te ontdekken dat daar een Pow Wow, een indiaans dansfeest, wordt gehouden. Genoeg reden om mijn reisplan aan te passen en mijn tent op te slaan tussen de Tipi’s van de twintig indiaanse stammen die die avond zullen dansen.

Mijn zwaarbeladen fiets is de organisatie van de Pow Wow niet ontgaan. ’s Avonds klinkt het hypnotiserende geluid van de drums en dansen de indianen in hun kleurrijke uitdossingen. In een van de pauzes word ik voorgesteld. ‘Een gast die op de fiets uit Amsterdam is gekomen om deze Pow-wow te kunnen bijwonen.’ Ook indianen weten van overdrijven.

Kerk met herberg

Volgens de ACA rijden jaarlijks twee- tot driehonderd mensen de volledige Transamerican Trail. Voor een fietser die, zoals ik, de tocht solo rijdt, is er weinig zo leuk als een ontmoeting met andere fietsers. Ik heb het geluk met enige regelmaat lotgenoten tegen te komen. De eerste ontmoeting kondigt zich aan als ik na twee weken fietsen Damascus, een dorpje in Virginia bereik. Hier heeft een kerk een herberg ingericht voor wandelaars die de Appalachian Trail lopen. Dit is een tocht van ruim tweeduizend kilometer over de toppen van de Appalachen, waarbij de trekkers toch minstens één maal per week moeten afdalen naar de bewoonde wereld om voedsel en water in te slaan. Damascus is een populaire fourageplaats voor de trekkers. Ook fietsers van de Transamerican Trail zijn er welkom. Als ik er de nacht doorbreng ben ik de enige fietser. Het logboek vermeldt echter dat ene Sara acht dagen voorsprong op me heeft en dat Jeff en Wyeth vijf dagen op me voor liggen.

Ik ben hen al vergeten als ik bijna twee weken later weer gebruik maak van de gastvrijheid van een kerk. In Bardstown mag ik gebruik maken van een koude douche en m’n tent neerzetten achter het kerkgebouw op een veldje dat speciaal voor coast-to-coast-fietsers is bedoeld. In het toiletgebouwtje hangt een logboek, waarin ik weer Sara, Jeff en Wyeth tegen kom. Ik blijk nog maar drie dagen achter te liggen op de twee jonge mannen en vijf dagen op Sara.

Mede door een rustdag die ik neem, duurt het nog bijna twee weken voor ik ze werkelijk ontmoet. En dan nog moet het toeval een handje helpen. Op een zondagmorgen rijd ik door een klein natuurgebiedje in Missouri en raak bij een oude watermolen aan de praat met een ranger. Het gesprek loopt uit, waardoor mijn koffiepauze bijna twee uur duurt. Een uur later besluit ik een dorpje in te rijden dat even buiten de route ligt. Voor een supermarktje zie ik drie zwaarbeladen fietsen staan. Even later komen twee jonge mannen en een jonge vrouw naar buiten. ‘You must be Sara’, begroet ik de vrouw. ‘And one of you must be Wyeth’, zeg ik tegen de mannen.

De volgende zes dagen rijden we samen. Het verschil in snelheid en kracht gaat op den duur irriteren. Bovendien voel ik de behoefte om weer alleen te zijn. In Chanute in Kansas nemen we afscheid.

Tips geven

Een paar dagen later logeer ik voor de verandering weer eens in een motel. ’s Avonds wordt er aan de deur geklopt. Twee zestigers, een man en een vrouw, staan voor m’n deur en stellen zich voor als Lili en Jack, coast-to-coast-fietsers. Zij hadden mijn notities in de logboeken gelezen. Hadden onderweg bij tankstations, campings en supermarktjes over die Nederlandse fietser gehoord en hadden me eindelijk ingehaald. Weer heb ik voor een paar dagen aangenaam gezelschap.

Veel later op mijn tocht ontmoet ik Dan, die de Rocky Mountains van zuid naar noord volgt. Onze routes vallen vier dagen samen en we genieten optimaal van het samen fietsen. En nog weer later, in Idaho, haal ik een eigenzinnige Brit in, ook een zestiger, die me eerst negeert, maar uiteindelijk mijn gezelschap zoekt. Binnen twee dagen blijk je dikke vrienden te kunnen worden.

Kortstondiger zijn de ontmoetingen met fietsers die juist van west naar oost rijden. Zoals motorrijders elkaar per definitie groeten, zo moeten coast-to-coast-fietsers even een praatje met elkaar maken. Ervaringen uitwisselen, tips geven.

Kolentrucks

Amerika staat niet bekend als fietsland. Toch zijn er steden en zelfs staten die zich enigszins in spannen voor fietsers. In Colorado wemelt het van de fietsers, vooral mountainbikers, en steden als Boulder gelden zelfs als fietsparadijs. In een aantal staten, waaronder Virginia worden oude, niet meer gebruikte spoorbanen getransformeerd tot vrijliggende fiets-, wandel- en ruiterpaden.

In andere staten is de fietser een nauwelijks bekend fenomeen. Desondanks heb ik geen noemenswaardige problemen ontmoet. Lastig zijn de campers met een personenauto aan de trekhaak. Zonder uitzondering lijken deze vrijbuiters de hele weg tot hun privé-bezit te rekenen, met ook voor fietsers gevaarlijke gevolgen.

De gevreesde chauffeurs van kolentrucks in Kentucky en van de houttransporten in Idaho en Oregon blijken daarentegen, ondanks hun ongeveer spreekwoordelijke haast, wel coulant. Meerdere malen heb ik meegemaakt dat zij op een tweebaansweg wel degelijk netjes achter me bleven rijden als inhalen gevaarlijk leek. Maar het blijft schrikken als een truck met aanhanger vol boomstammen langs raast.

Campings zijn ook lang niet overal voor handen. In sommige stadjes biedt het city park echter uitkomst. Met toestemming van de plaatselijke politie mag daar vaak wel gekampeerd worden. Reken er echter op dat je tent aandacht trekt en dat voorbij wandelende nieuwsgierige Amerikanen wel even willen weten waar je vandaan komt en waar je heen gaat. En ja, ook in Amerikaanse stadjes wonen verveelde, baldadige jongeren. In Kansas, toen ik samen met Sara, Jeff en Wyeth in een park kampeerde, werden we ’s nachts opgeschrikt door de koplampen en het getoeter van een slee vol brallende en kennelijk zwaar beschonken tieners. Ergerlijk, maar niet echt bedreigend.

Tenslotte, wie coast-to-caost wil fietsen, moet niet op zien tegen flinke beklimmingen. Het Appalachen-gebergte in het westen van Virginia is fantastisch, maar loodzwaar. Maar ook Missouri vraagt met z’n ontelbare korte klimmetjes in de Ozarks veel van de fietser. Na deze ontberingen vallen de Rocky Mountains eigenlijk mee.

Een andere klus is de wind die soms dagen uit de verkeerde hoek kan waaien. In vlakke staten als Kansas en Wyoming is dat absoluut een bezoeking.

Enorm avontuur

De aangename kant van fietsen door de States is dat je veel aandacht trekt en nog makkelijker dan normaal contact hebt met Amerikanen. Desondanks was in Kentucky een dialoog soms onmogelijk door een verbijsterend dialect dat daar gesproken wordt.

Groter nog was de verbijstering bij de constatering dat mij driemaal op verschillende plaatsen door belangstellende serveersters werd gevraagd of ik vanuit Amsterdam was komen fietsen. Blijkbaar beseft niet iedereen dat er nog een oceaan ligt tussen de Oude en de Nieuwe Wereld.

Na een gesprekje met een caissière in Missouri besefte ik ook dat afstanden voor iedereen andere betekenissen hebben. Deze vrouw vroeg me waar ik die dag vandaan was komen fietsen. Toen ik vertelde dat ik die ochtend in een stad tachtig kilometer verderop was vertrokken, was ze geïmponeerd. Ze vertelde dat ze een maand geleden ook eens in die stad was geweest. Uit haar mond klonk het als of ze toen een enorm avontuur had ondernomen.

Maar fietsen levert ook andere contacten op, zoals met die oude man in Berea, die me vertelt dat de Amerikaanse Burgeroorlog in feite nog steeds niet voorbij is. En inderdaad, op verschillende plaatsen in Virginia en Kentucky wappert nog de vlag van de Zuidelijken.

En in het gehuchtje Wetmore in Colorado word ik spontaan uitgenodigd voor een vrijgezellenavond, inclusief de obligate stripteasedanseres. In Sisters, Oregon, ontmoet ik bij het postkantoor een oude vrouw, een ex-journaliste van een lokaal dagblad. Ze koestert me als haar favoriete kleinzoon tijdens de lunch die ze me aanbiedt. Voor haar, en voor veel Amerikanen die niet of nauwelijks hun staat uitkomen, ben ik een held. Ik laat het me graag aanleunen, maar ik weet wel beter: Gewoon elke dag opstappen en een stukje fietsen, dan kom je vanzelf aan de overkant.

Reisinformatie:

De routebeschrijving van de Transamerican Trail is verkrijgbaar bij de Fietsvakantiewinkel in Woerden. Dezelfde route wordt ook beschrijving in het boek ‘Bicycling Coast to Coast’ van Donna Lynn Ikenberry (The Mounitaineers Books, ISBN 0-89886-468-2). Dit boek geeft bovendien een schat aan tips en wederwaardigheden over diverse plaatsen onderweg. Ook dit boek is verkrijgbaar bij de Fietsvakantiewinkel in Woerden (Spoorlaan 19, tel: 0348-421844).