Big Island

Wie op Hawaii geboren is, maakt zich er
nooit meer los van. Maar ook bezoekers ondergaan een betoverende invloed van de eilanden
met hun prachtige natuur, hun etnische mengeling van mensen en culturen en de interessante lokatie midden tussen de Verenigde Staten en Azië.

Door Sannon Brownlee

Het mag raar klinken, maar er zijn ook nadelen aan het
opgroeien in Hawaii. Zo vind ik het na achttien jaar nog steeds behoorlijk koud als de
temperatuur onder de vijftien graden zakt en beschouw ik wat op het continent voor bananen
doorgaat als smakeloze imitaties van de pittige gele vingers die in onze achtertuin
groeiden. Maar het grootste probleem van een jeugd in dat paradijs is dat de rest van de
wereld er zo grijs uitziet. Sinds ik een half leven geleden vertrok uit Hawaii heb ik er
altijd naar terugverlangd. De schrijver Mark Twain herinnerde zich de maanden die hij op
de eilanden doorbracht met een soortgelijk gevoel toen hij in 1889 schreef: `Geen enkel
ander land in de wereld heeft zo’n diepe, sterke aantrekkingskracht op me, geen enkel
ander land kon me zo vol verlangen en zo totaal door het hoofd spoken, als Hawaii heeft
gedaan …’

Toen ik vorig jaar terug ging naar Hawaii, kozen we voor
Big Island, ook wel Hawaii genoemd, waar mijn moeder nog woont (Honolulu, de hoofdstad van
Hawaii, ligt op Oahu). De oppervlakte van Big Island is bijna zes keer die van de andere
zes eilanden samen, maar toch woont er maar tien procent van de één miljoen inwoners van
de staat. Ver weg van de smakeloze souvenirs en de menigtes op Waikiki, hebben de kleine
stadjes van het eiland en zijn mooie kustlijn het betoverende karakter behouden dat Twain
een eeuw geleden beschreef.

Geologisch gezien is Hawaii de jongste van de eilanden,
een mengelmoes van landschappen die oud en nieuw zijn, rauw en subtiel. Pieken met eeuwige
sneeuw torenen uit boven maanlandschappen van recente lavastromen en kleine witte stranden
vol palmbomen. ’s Ochtends kun je van de rotsen in het azuurblauwe water duiken terwijl je
’s middag staat te huiveren in de mist die hangt over Volcanoes National Park.

De mensen die Big Island bewonen, zijn net zo verscheiden
als het landschap. Iedereen spreekt Engels (of een variant ervan), maar het voelt aan
alsof je in Azië bent of in Polynesië, niet in Amerika. De afgelopen tweehonderd jaar
arriveerden hier golven immigranten om op de suikerrietplantages te werken. Ze kwamen uit
China, Japan, Portugal en de Filipijnen, en brachten een mengcultuur tot stand, een
veeltalige mix van gewoontes en gezichten.

Goudkust

We kwamen aan op Keahole Airport, aan de westkant van het
eiland, vlak bij het stadje Kailua-Kona. Vandaar gingen we in noordelijke richting, naar
het appartement van mijn moeder. Dit gedeelte van het eiland staat bekend als de goudkust
van Hawaii, vanwege de rijkdom die het de projectontwikkelaars hier heeft gebracht. Een
stuk of zes super-de-luxe hotels liggen tussen Kailua-Kona en Kawaihae, twee oases van
groen in een woestijn van zwarte lava. Mijn moeder heeft haar bed and breakfast eraan
gegeven, maar bij Waikoloa Villas kun je een kamer huren met prachtig gezicht op de kust
(vanaf $ 150). Vlak daarbij ligt ook één van de vier topklasse golfbanen die hier in een
cirkel van tien kilometer zijn te vinden.

Maar de sport waar ik samen met mijn moeder naar toe gingwas polo. We namen de Mamalahoa Highway naar Waimea, naar de Parker Ranch. John Palmer
Parker was een Amerikaan die zijn schip ontvluchtte en vervolgens het hart van de
kleindochter van de koning van Hawaii veroverde. Hij stichtte deze boerderij van 70.000
hectare aan het begin van de negentiende eeuw. Nog steeds wonen hier afstammelingen van de paniolo, de Spaans-Mexicaanse en Portugese cowboys die hier naar toe werden gebracht om de kuddes van Parker te hoeden. Er gaat geen weekend in Waimea voorbij zonder een
polo-wedstrijd, een rodeo of een paardenrace.

Na de wedstrijd lunchten we met Kahlua-varkensvlees bij
de Mean Cuisine. We winkelden in Waimea, onder andere in Cook’s Discoveries, een ware
schatkist met werk van plaatselijke artiesten, voedselspecialiteiten en kleding. We
dachten er even over naar het Kamuela Museum te gaan, met z’n bizarre collectie die reikt
van maanstenen tot kunstwerken, maar besloten uiteindelijk om in het licht van de
ondergaande zon een duik te nemen in de zee vanaf ons favoriete strand, de 200 meter lange
halve maan van wit zand aan de voet van het Mauna Kea Beach Hotel (het eiland kent geen
privé-stranden).

Ik had geen speciale herinneringen aan het eten dat ik
hier als kind kreeg voorgeschoteld – hoe kan het ook anders in een staat die kan bogen op
de hoogste consumptie van SPAM (gekookte ingeblikte ham) per inwoner. Maar met de goudkust
zijn ook de goede restaurants gekomen. Bij Merriman’s in Waimea aten we hele goede ahi,
oftewel tonijn, en met sesamzaad bedekte ono, het Hawaiiaanse woord voor heerlijk – een
toepasselijk naam voor deze smakelijke witte vis.

Hoogste berg

Richtingaanwijzingen in Hawaii gaan uit van de bergen en
de zee. Mauka voert je naar het binnenland, makai naar de kust. Wij gingen mauka, in de
richting van Saddle Road (Highway 200), die loopt tussen de meer dan 4000 meter hoge Mauna
Kea en zijn zusterberg de Mauna Loa, veertig kilometer naar het noorden. Saddle Road
stijgt snel door geurende grasvelden met groepjes eucalyptusbomen en dennen, en krijgt
geleidelijk wat van een slingerende achtbaan.

Gemeten vanaf de bodem van de oceaan, van waaruit hij
oprijst, is de Mauna Kea de hoogste berg van de wereld: meer dan 10.000 meter hoog. De
Mauna Loa, met zijn doorsnede van tachtig kilometer is zo enorm van volume dat je er de
hele Sierra Nevada, het hooggebergte in Californië, met gemak in kwijt zou kunnen. Beide
pieken worden zo regelmatig met verse lava overgoten dat erosie geen kans krijgt om ze aan
te tasten. Gezien vanaf zeeniveau, lijken beide bergen eerder op glooiende heuvels.

Maar geloof me, Mauna Kea is meer dan gewoon een
heuveltje, vooral als je in een kleine huurauto rijd. Het bord dat de richting aanwijst
van de veertig kilometer lange beklimming markeert het begin van een steile haarspeldweg
naar de top waarop onze auto het bij ongeveer 1600 meter hoogte te kwaad kreeg. Op dat
moment braken we door het wolkendek en zagen we de Mauna Loa oprijzen uit een verblindend
helwitte deken van mist. Op 3000 meter hoogte begon de auto tekenen van oververhitting te
vertonen, maar gelukkig waren we toen bijna bij onze bestemming: het Onizuka Astronomy
Complex, dat de naam draagt van een van de astronauten die in 1987 met het ruimteveer
Challenger verongelukten. In een klein museum staken we het een en ander op over het
cluster van sterrewachten dat op de top van Mauna Kea staat opgesteld. Van hieruit heeft
men het helderste zicht ter wereld op de hemel, en een van de meest adembenemende
gezichten op de aarde. Tijdens de weekeinden kunnen de sterrewachten bezocht worden. Wie
naar de top van de berg wil, heeft een four wheel drive nodig en warme kleren, want de
temperaturen op de top kunnen dalen tot min tien graden.

Na een picnic in Mauna Kea State Park gingen we in
zuidelijke richting verder over Highway 180, in Hawaii door iedereen de mauka-weg genoemd.
Ons einddoel was Holualoa, een oud stadje met plantages, dat nauwelijks is veranderd sinds
de tijd dat suikerriet de economie van het eiland domineerde. Veel huizen zijn nog steeds
niet veel meer dan schuren met roestige metalen daken. In recenter jaren hebben artiesten
Holualoa ontdekt en de galerieën aan de hoofdstraat hebben het beste aardewerk en
houtsnijwerk van Hawaii.

Aan de ene kant van het stadje staat de stoffige Kimura
Lauhala Shop, die eens fungeerde als de kruidenierswinkel van de plantage maar nu vol
staat met Hawaiiaanse kunst. Eigenaresse Alfreida Fujita haalde met zichtbaar plezier
herinneringen op aan vroeger, toen haar grootvader Kimura zowat alles op voorraad had, van
gedroogde kabeljauw tot overjassen. Tegenwoordig biedt Kimura de beste koopjes van het
eiland als het gaat om goederen die zijn gewoven van de bladeren van kokosnoten en de haal
boom (een kleine gewoven mand kostte $14). De Holualoa Inn is een prima plek om de nacht
door te brengen – een elegante bed and breakfast met fantastische uitzichten, een zwembad
en de geur van versgebakken muffins.

Geladen stilte

De volgende ochtend peddelden we in een dubbelwandige
Hawaiiaanse kano, die Kiko Johnston-Kitazawa met ervaren hand door de koralen in de baai
van Honaunau stuurde. Hij gaf zijn zes passagiers de keuze: noordwaarts naar Kealakekua
Bay, een indrukwekkend park van zeeleven, of zuidwaarts naar de verlaten kust, waar we
vanaf de rotsen in zee zouden kunnen duiken. Wij kozen voor de rotsen omdat we wisten dat
je Kealakekua ook met de auto kunt bereiken. En zo peddelden we in een groengekleurde zee,
langs een schildpad dat z’n hoofd lui omhoog stak om ons met waterige ogen aan te staren.
Vanuit de plek waar we voor anker gingen, zwom ik naar de kust om in de grotten te kijken.
Andere leden van ons gezelschap doken vanaf de rotsen het water in.

Eenmaal terug aan land, gingen we naar Purhonua O
Honaunau National Historical Park via Route 169. Hier vonden overtreders van de kapu, de
uiterst complexe taboe-regels die Hawaii vroeger beheersten, veilig onderdak. Op veel
kapu, zoals het stappen op de schaduw van de koning, stond de doodstraf tenzij de
overtreder de tempel op tijd kon bereiken. De stenen wanden van ruim drie meter hoog en
bijna vijf meter dik zijn gebouwd zonder cement.

Wij hadden wel meer tijd kunnen doorbrengen in de geladen
stilte van Honaunau als we niet onze tijd nodig hadden voor Volcanoes National Park dat
nog zo’n 150 kilometer verderop lag – minstens twee uur rijden. De weg naar het park voert
door donkere groene bossen en vlakken van lava. Bij een kleine marktkraam in het dorpje
Naalehu stopten we voor manapua, gestoomde broodjes met zoet varkensvlees. Zodra de
vuurrode bloesem van de ohia lehua bomen verscheen, wisten we dat we aangekomen waren op
het terrein van Pele, de Hawaiiaanse godin van het vuur.

In tegenstelling tot de meeste mensen die in de buurt van
een vulkaan wonen, springen de bewoners van Hawaii bij een uitbarsting juist in hun four
wheel drive voor een ritje naar de top. Het vuurwerk van Pele is kinderspel vergeleken met
de rauwe en destructieve intensiteit van vulkanen op het vasteland, zoals Mount St.
Helens. Hawaii is een zogenoemde hete plek in de bodem van de oceaanvloer, waaruit
onderaardse magma stroomt die zo heet is dat hij keiharde rotsen verbrandt en gestadig
stroomt zonder te exploderen.

Nationaal park

We verbleven in Carson’s Volcano Cottage (rond de $100
voor twee personen) en dat werd ons favoriete hotel van deze trip. De volgende ochtend was
de zware mist die het hotel en zijn omgeving de vorige avond op aangename wijze had
ingepakt, weer opgetrokken en na een snelle tour door het Jagger Museum dat een
fascinerende geschiedenis biedt van de vulkanologie op Hawaii, vervolgden we onze rit over
Crater Rim Road naar de Halemaumau Overlook. Aan de rand van de krater hadden bezoekers
hadden offers achtergelaten voor Pele zoals bloemenslingers, een sigaar, rijst en een fles
wodka, ook al zegt men dat de godin meer houdt van gin.

De offers helpen niet veel want sinds 1983 heeft Pele
vrijwel onafgebroken lava uitgestoten. Volgens de mededelingen op het hoofdkwartier van de
parkwacht, zou er die dag geen eruptie plaatsvinden, maar we gingen verder op de Chain of
Craters Road in de hoop toch een verse uitbarsting te vinden. En ja hoor, een kilometer of
dertig verderop was de weg geblokkeerd door een nauwelijks afgekoeld rotstapijt van een
meter hoog. Een rij oranje plastic toeters gaf het voetpad aan over de blinkende,
gloednieuwe lava. We konden de verleiding niet weerstaan.

De lava onder onze voeten werd warmer en warmer. Ongeveer
een kilometer van de weg zagen we een groep mensen staan rondom een park ranger. Ik keek omlaag, naar een scheur vlak voor mijn voeten. Daar beneden, onder een laag van keiharde zwarte basalt, gloeide de rots. In de verte konden we kleine riviertjes zien van gesmolten
pahoehoe, een vuurrode substantie met de consistentie van cakedeeg. De groep was zo stil
dat we het kraken en poppen hoorden van de zwartgeworden, half-afgekoelde glazige
oppervlakte van de lava.

Terwijl wij heen en weer drentelden om het smelten van
onze schoenen te voorkomen, vertelde de ranger hoe hij wist waar de toeristen veilig
konden staan. `Eerlijk gezegd weten we dat niet’, antwoordde hij. `Dit stuk kan elk
ogenblik gaan schuiven.’ Net op dat moment zagen we de plek waar we net hadden gestaan op en neer gaan en opzwellen, alsof een of ander beest probeerde uit het omhulsel van de rots te breken.

We hadden gemakkelijk nog een dag in het park kunnen
doorbrengen, met wandelen over de meer afgekoelde lava-velden en door de stukken oud bos, de kipuka, die de lavastromen gespaard hebben. In plaats daarvan namen we Highway 11 naar het stadje Hilo, waar we overnachtten in Maureen’s Bed & Breakfast. Het huis is
moeilijk te vinden maar alleszins de moeite waard ($60 voor twee personen). Toen we de
volgende ochtend in Hilo rondwandelden, kreeg ik opeens weer het gevoel terug van hoe het
was om in Hawaii op te groeien. Ik voelde me alsof ik was teruggestapt in de tijd, toen
ieder stadje nog zijn eigen kleine familiewinkeltjes had, zijn soda fountains en
lunchcafé’s.

Traditionele bewoners

De middagregen, een verschijnsel waar je de klok op gelijk kunt zetten, droop van de glinsterende maïs toen we Hilo weer uitreden over
Highway 19. We stopten voor een stevige wandeling bij Akaka Falls State Park (Highway
220), laverend tussen de regendruppels die door het bamboewoud spetterden. Bij het stadje
Honokaa namen we de weg omlaag in de richting van Waipio Valley, een van de allerlaatste
plaatsen waar de traditionele bewoners van Hawaii nog wonen, waar ze vissen en hun
tarovelden bewerken alsof de tijd generaties geleden stil is blijven staan.

De enige manier om helemaal beneden in Waipio te komen is
over een steile weg die tegen de rotswand aangeplakt zit. Omdat we geen four wheel drive
hadden, beperkten we ons tot het turen over de rand van de rotsen, hopend dat we in een
opening van de uit de vallei komende wolken een blik zouden kunnen werpen op Hiilawe, de
beroemde waterval van Waipio, meer den driehonderd meter hoog. `Iedereen kijkt naar
Hiilawe’, zo gaat de tekst van een van mijn favoriete Hawaiiaanse liedjes, dat gaat over
een meisje dat haar vriend in de vallei bezoekt. Zij kan zijn roddelende en bemoeizieke
familie niet verdragen en daarom zegt ze: `Mij zullen ze niet krijgen. Ik ben als de mist
op de bergen’. Ik realiseer me dat Hawaii me nooit zal loslaten.

Hula dansen

Zoals zoveel meisjes in Hawaii, nam ik iedere zaterdagochtend hula-lessen. Ik leerde `Little Brown Gal’, `Hukilau’ en `Lovely Hula Hands’, allemaal prachtige dansen met gracieuze bewegingen van de hand en rollende heupen. Het zijn nogal verwaterde versies van de geanimeerde, atletische en soms erg sensuele dansen van het oude Hawaii, samengevat onder de naam hula kahiko, gedurende bijna honderdvijftig jaar een verloren gewaande kunst.

Hoewel de missionarissen die hier in de negentiende eeuw kwamen de kahiko onderdrukten omdat ze het te uitnodigend en te barbaars vonden, is de
edele danskunst niet verdwenen. In plaats daarvan dook het dansen onder en werd de
vaardigheid generaties lang in het geheim overgedragen van meester op leerling. Tot 1960
vonden voorstellingen alleen maar in privé-ruimtes plaats, maar toen begonnen een paar
liefhebbers van de traditie weer te dansen en te zingen op festivals. Ray Fonseca, die een
prominente hula school heeft in Hilo, herinnert zich dat er Hawaiianen waren die zijn
leraar vreesden omdat hij in het openbaar de traditionele dansen danste. `Ze dachten dat
de kahiko nogal mysterieus was’, zegt Fonseca. Nu is het inderdaad zo dat een aantal van
de religieuze hula’s je de rillingen over je rug doen lopen, met hun heel precieze
bewegingen en de diepgevoelde emoties van de dansers. Maar niet-religieuze hula’s
vertellen over liefde, sex, oorlog, vissen of gewoon, over de schoonheid van de eilanden.

Tegenwoordig zijn er tientallen scholen die heel openlijk
de hula halau leren aan wie het maar wil. De dans is zelfs een centraal punt geworden van
een heropleving van de cultuur van Hawaii zoals die bestond voordat Captain Cook in 1779
de eilanden bereikte. Fonseca’s leerlingen variëren in leeftijd van drie jaar oud tot
middelbare leeftijd. Ze leren over de betekenis van liedjes en gezangen, vaak door de
lokaties te bezoeken waarover het gaat in de teksten. Naast dagelijks twee uur van zware
en intensieve training, maken de leerlingen hun eigen kleding van de bast van mulberry
bomen. Sommige populaire attributen, zoals bij elkaar gebonden stukken bamboe van
ongelijke lengte, maken een geluid als dat van de wind die door een bamboewoud waait.

Het beste festival van traditionele dansen is het Merrie
Monarch Festival, een danswedstrijd in april die een week lang duurt en die in Hilo
gehouden wordt (informatie: (808)935-9168). De groep van Fonseca dansen eens per twee
weken op zondag in het Hilo Hawaiian Hotel (tel: (808)935-9361).