Het dodenmasker van Toetanchamon in de kist (Getty?)
Ze hadden het al bijna opgegeven nog een grote ontdekking te doen. Jarenlang hadden de Britse archeoloog Howard Carter en zijn team geploeterd in de Vallei der Koningen, waar tussen de zestiende en elfde eeuw voor Christus Egyptische farao’s en personen van aanzien werden begraven. Veel spectaculairs hadden ze niet gevonden. De meeste graven bleken leeggeroofd en hadden weinig te bieden.
Al die tijd was Carters team gefinancierd door de Engelse Lord Carnarvon. In de jaren 1890 was Carnarvon voor zijn gezondheid naar Egypte gekomen, waar hij een liefde voor de geschiedenis van het land had ontwikkeld. Hij bezat inmiddels een mooie collectie antieke kunstwerken. In 1914 had Carnarvon van de Egyptische autoriteiten een concessie gekocht om in de Vallei te mogen graven, maar het had weinig opgeleverd. Na acht jaar had hij er genoeg van: Carnarvon had Carter nog één seizoen van graven gegeven, dan zou hij de geldkraan dichtdraaien.
Carter was ervan overtuigd dat ergens in de vallei het graf was te vinden van een farao die Toetanchamon heette. Diens naam was opgedoken op eerdere objecten die waarschijnlijk te maken hadden gehad met zijn begrafenis. De bodem van de vallei was bezaaid met puin en zand en Carter wilde letterlijk iedere steen omdraaien. Dat bleek de juiste strategie want de ingang tot Toetanchamons tombe had verborgen gelegen onder het zand dat overstromingen hadden achtergelaten en het puin van de bouw van latere tombes, zoals die van Ramses VI, honderdvijftig jaar na Toetanchamons dood. Bij het uitgraven van de hutten die de arbeiders van Ramses daar indertijd op hadden gezet, ontdekte een jongen van het archeologenteam een traptrede. Op 5 november 1922 schreef Carter in zijn dagboek: ‘Grafkamer ontdekt onder de tombe van Ramses VI, bekeken & de zegels ongebroken bevonden.’
Natuurlijk had Carter de vondst direct gemeld aan Lord Carnarvon, die zich naar Egypte had gehaast. Op 26 november werd begonnen met de exploratie van de grafkamer. De eerste weken besteedden ze aan het nauwkeurig in kaart brengen van alles wat in de voorkamer van de graftombe was te vinden. Dat was nogal wat: het stond er bomvol, in een ‘georganiseerde chaos’, mogelijk veroorzaakt door grafrovers. Carter schreef dat juwelen die je er verwacht zou hebben, waren verdwenen. Maar er was veel achtergebleven, meer dan in welke grafkamer dan ook. Mogelijk werden de rovers gestoord of waren ze enkel geïnteresseerd in klein spul. Carter hield het erop dat grafrovers minstens twee keer in de ruimte waren geweest. Omdat de buitendeur daarna weer was verzegeld, nam men aan dat die inbreuken korte tijd na de begrafenis hadden plaatsgevonden.
Ze moesten de voorkamer leegruimen voordat ze verder konden onderzoeken wat er lag achter de verzegelde binnendeur die ze hadden aangetroffen. Zodra hij kon had Carter al wel ‘een kleine bres’ gemaakt in de linkerbovenhoek van de deuropening, hopend dat eventueel ontstane gassen zo konden ontsnappen. Op 16 februari 1923 was het zover: Carter opende de toegang tot de grafkamer. ‘Eerst kon ik niets zien’, schreef Carter later daarover. ‘De warme lucht die uit de kamer ontsnapte deed de kaars flikkeren, maar al snel, naarmate mijn ogen zich aanpasten aan het licht, doken in de mist details op van het binnenste van de kamer, vreemde dieren, beelden, en goud, overal de glinstering van goud.’ ‘Zie je wat’, vroeg Carnarvon ongeduldig. ‘Ja, prachtige dingen’, antwoordde Carter.
Toetanchamons positie in aanmerking nemend was de grafkamer verrassend klein. Voor een farao zou je iets groters hebben verwacht. Vandaar dat men speculeert dat zijn dood onverwacht kwam. Hij stierf jong, pas achttien jaar oud. Het is mogelijk dat een groter graf, beter passend bij zijn status, nog niet klaar was en men terug moest vallen op een tombe die voor iemand anders bestemd was, mogelijk Nefertiti, zijn moeder. Volgens de regels die golden in de Egyptische geloofswereld moest iemand binnen zeventig dagen na zijn dood begraven worden. Dit liet weinig tijd om een onaffe tombe nog te voltooien.
Zuivere bloedlijn
Om de vondsten in het graf op waarde te schatten moeten we weten dat volgens de Egyptische mythologie de god Osiris de eerste koning van het land was. Niet alleen was Osiris de god van aarde en alles wat er groeit, hij was ook de god van de doden en de onderwereld. Mummificatie en de juiste begrafenisrituelen moesten ervoor zorgen dat een overleden farao in de onderwereld één kon worden met Osiris. Voor dit verhaal is ook van belang dat Osiris op aarde terugkeerde in de vorm van Horus, de zoon die hij had met zijn echtgenote, zijn zus Isis.
Osiris zou zijn zuster gehuwd hebben om de bloedlijn puur te houden en dat idee vond navolging: het wemelt in de Egyptische koningsgeschiedenis van broer-zusterhuwelijken. Behalve de gewenste zuivere bloedlijn zorgde zo’n huwelijk ervoor dat de macht in handen bleef van de familie. Het leverde ook de nodige inteeltproblemen op. Dankzij modern DNA-onderzoek, genetische vingerafdrukken, weten we dat Toetanchamon zelf het product was van zo’n huwelijk. Zijn vader Achnaton was getrouwd met zijn halfzus en ook Toetanchamon trouwde een halfzus.
Toetanchamon werd farao op achtjarige leeftijd. Gegeven zijn leeftijd en het tijdsgewricht vermoeden veel egyptologen dat hij nogal onder invloed stond van zijn adviseurs. Zijn vader en voorganger Achnaton had Egypte in de richting van een monotheïsme gestuurd, mede om de macht van priesters te breken. Dit had nogal wat opschudding veroorzaakt, en Toetanchamon, of in elk geval de mensen om hem heen, probeerden het terug te draaien.
Zijn slechte gezondheid zorgde er voor dat Toetanchamon maar tien jaar regeerde, van 1332 tot 1322. Allerlei aan inteelt gerelateerd ongemak teisterde de jonge farao. Als gevolg van een botziekte had hij een klompvoet, waardoor hij moest lopen met hulp van een stok, wat misschien verklaart waarom in de grafkamer tientallen wandelstokken werden aangetroffen. Daarnaast had hij een gespleten gehemelte, een verwrongen wervelkolom, een slecht geheelde breuk in zijn rechterbeen en malaria. Net als zijn vader had hij feminiene trekken.
De pathologie van de familie lijkt volgens deskundigen te wijzen op temporale kwab epilepsie, een chronisch aandoening van het zenuwstelsel die zich kenmerkt door terugkerende epileptische aanvallen. Het is een erfelijke aandoening en inteelt vergroot de kans dat mensen met de ziekte hem doorgegeven aan hun kinderen. Het is mogelijk dat Toetanchamons beenbreuk het gevolg was van een valpartij veroorzaakt door een epileptische aanval. In de grafkamer werden ook de lichamen gevonden van twee kinderen van Toetanchamon: een onvoldragen kind van vijf à zes maanden en een van acht maanden. Het lijkt erop dat ze leden aan spina bifida, een open ruggetje, een verder bewijs van inteelt. Iedere generatie overleed jonger, met Toetanchamons dood stierf zijn familielijn uit.
Dit beeld van een ziekelijk, zwak persoon past niet bij wat je zou hebben verwacht op basis van Toetanchamons gouden begrafenismasker. Dat toont een jongeman met geïdealiseerde trekken: een sterke kaaklijn, volle lippen, hoge jukbeenderen en prominente wenkbrauwen, aangezet met zwart. Een ‘virtuele autopsie’ van de mummie die sinds 2015 werd verricht met CT-scans maakte het mogelijk met een 3-D computermodel een levensecht driedimensionaal beeld van Toetanchamon te geven. Het verraste iedereen die het zag in de BBC-documentaire die het presenteerde: een gebogen, slap ogende jongeman.
Aanvankelijk had men geen idee van de doodsoorzaak. Men wist dat Toetanchamons hoofd schade had opgelopen: in 1968 had een röntgenfoto een fractuur in zijn schedel vastgesteld. Dat had twee theorieën opgeleverd over zijn dood: een dodelijk afgelopen wedstrijd met paardenspannen of een moordaanslag. Nu we meer weten kan deelname aan een paardenrace worden uitgesloten. Gegeven zijn gezondheidstoestand zou Toetanchamon nooit in een wagen hebben kunnen staan, twee paarden mennend en zichzelf overeind houdend in een wankel bakje.
De moordaanslag als theorie kon de prullenbak in toen werd vastgesteld dat de fractuur dateerde van na Toetanchamons dood. Dat moet wel, want er waren losse stukjes schedel gevonden in de lege hersenruimte, stukjes die dus niet vastzaten in het hars van de balseming. Het zou goed kunnen dat Howard Carter de schade veroorzaakte toen hij het gouden dodenmasker van Toetanchamons hoofd losmaakte. Sowieso wordt Carter verweten dat hij in zijn onwetendheid nogal wat schade aanrichtte en trouwens ook dat hij de Egyptische autoriteiten voorloog over de mate waarin de tombe ooit beroofd was. Onbeschadigde tombes mochten niet door archeologen als Carter worden geopend, vandaar, zegt men, het verhaal dat er twee grafroven hadden plaatsgevonden waarna de kamer opnieuw verzegeld was. De wantrouwige autoriteiten in Egypte waren niet erg blij met het optreden van Carter en Carnarvon.
De vijfduizend artikelen die in het graf werden aangetroffen, soms kunst, soms gebruiksvoorwerpen, veranderden het denken over de ontwikkeling van de oud-Egyptische kunst en zouden de basis worden voor ons huidige beeld van de Egyptische cultuur in dit tijdvak. Een van de mooiste en bekendste kunstvoorwerpen is het houten, vergulde beeld van Toetanchamon, ongeveer vijftig centimeter hoog. Het toont de farao met in zijn hand een waaier en een herdersstaf.
Tot de koninklijke uitrusting behoren ook de vergulde bronzen sandalen met een vlechtpatroon, een geplooide koningsschort, een vijf rijen dikke halskraag met een sluiting op de rug en op het hoofd de kroon van Neder-Egypte met een verguld bronzen slangpatroon. Net als het gezicht op de mummiekist springen de ogen eruit. De wenkbrauwen zijn ingelegd met zwart glas, de oogleden zijn gemaakt van brons met daarin een oogbol van albast met een een pupil van zwart glas.
Verdere tekenen van Toetanchamons waardigheid waren de kromstaf, een waaier en liefst vier wagens voor paardenrennen. In doeken gewikkeld trof men 25 vergulde houten beelden van de voornaamste goden. Er waren ook ‘ushabtis’ van Toetanchamon, kleine beeldjes die in het dodenrijk moesten dienen als dienaren of slaven. Er lagen armbanden van lapis lazuli en ringen van nefriet, borstplaten van glas, goud en zilver, lederen schilden, wandelstokken en rustbanken, bedden en een waaier van struisvogelveren, bordspelen en muziekinstrumenten, kruiken voor bier en wijn. Er werden 37 modellen gevonden van boten, waaronder zeilschepen, roeiboten en kleinere scheepjes van papyrus. Ze waren nodig voor de tocht van de farao door het hiernamaals. Op het lichaam van de mummie lag een borstsieraad met Nechbet, de godin die de vorm aannam van een gier, en de slangengodin Uto.
Toetanchamons vloek
Op 5 april 1923, krap twee maanden na de opening van de laatste kamer, overleed Lord Carnarvon. Zijn gezondheid was al jaren slecht maar de boosdoener was een ontstoken muggenbeet die een bloedvergiftiging veroorzaakte. Het duurde niet lang of er werd gespeculeerd dat Carnarvons dood de straf was voor grafschenders, niets minder dan de vloek van Toetanchamon. Als verder bewijsmateriaal daarvan werd aangevoerd dat Archibald Douglas-Reid, die als radioloog een röntgenfoto had gemaakt van Toetanchamons mummie, in 1924 was overleden. In 1928 bezweek Arthur Mace, een lid van het team van archeologen, aan een langdurige longziekte.
Voor liefhebbers van dit soort mythen verklaarde het de dood van zoveel mensen die iets te maken hadden gehad met de opening van Toetanchamons graf. Zo iemand was Arthur Conan Coyle, de schrijver van de Sherlock Holmes-boeken. Volgens hem waren de artsen die de dood van Carnarvon toeschreven aan een ontstoken muggenbeet naïef. Conan Doyle hield bij hoog en bij laag vol dat de lord stierf omdat hij het graf van de farao had ontheiligd. Dat Howard Carter, de belangrijkste grafschender, pas in 1939 overleed kon de gelovigen in Toetanchamons vloek niet ontmoedigen.
Behalve tot nieuwe interpretaties van de Egyptische culturele geschiedenis leidde de ontdekking van de grafkamer wereldwijd tot sterk toegenomen interesse in het oude Egypte. Toetanchamons masker met zijn gestreepte koningsdoek en de indringende ogen, nu te zien in het Egyptian Museum in Caïro, werd het gemakkelijk herkenbare symbool. De populariteit ervan verklaart misschien waarom veel mensen met een vreemd soort familiariteit spreken over ‘King Tut’. In de jaren twintig werd deze afkorting gebruikt voor allerlei producten. De Amerikaanse president Herbert Hoover noemde zijn hondje King Tut.
Deze Tut-manie werd gevoed door de concurrentie tussen dagbladen die smulden van de verhalen over de grafkamer en de jonge Toetanchamon. Alles over de vloek van de farao’s was een bonus. Het Engelse dagblad The Times had Lord Carnarvon vijfduizend pond betaald om bij de opening van de tombe aanwezig te mogen zijn. Het was een goede investering geweest. De gedrukte media van die jaren maakten van de ontdekking van de graftombe en zijn inhoud een verhaal dat lang meekon en inderdaad tot op de dag van vandaag blijft fascineren.
In de loop van de jaren twintig werd het een ware hype. De invloed van Toetanchamon en Egypte was te zien in kleding, sieraden, haarstijlen, op stoffen en meubels. Zelfs in de architectuur doken Egyptische motieven op. In Berlijn was de Toetanchamonjumper populair, een pullover in de kleur van oud-Egyptisch geel. Toetanchamon, Carnarvon en Carter werden filmsterren. De liedjesschrijver Harry Von Tilzer had in 1923 een hit met het nummer Old King Tut. In de tekst: ‘They opened up his tomb the other day and jumped with glee/ They learned a lot about ancient history/ His tomb instead of tears/ Was full of souvenirs.’ Hij kreeg geen bonuspunten voor het sinterklaasrijm.
De fascinatie met Toetanchamon is altijd gebleven. Vaak is hij de enige farao die mensen kennen. Dat komt omdat ze er een beeld bij hebben, het beeld van die prachtige grafkist, het dodenmasker en de vele voorwerpen die Howard Carter in de grafkamer aantrof. Nog steeds zijn tentoonstellingen die ook maar in de verste verte met Toetanchamon of Egyptische farao’s hebben te maken enorme publiekstrekkers. Tijdens de Arabische Lente, toen de Egyptische burgers zich wilden bevrijden van het dictatoriale regime waaronder ze leefden, dook de afbeelding van Toetanchamons masker op als graffiti, als symbool van Egyptische identiteit. Even gemakkelijk werd daarna zijn erfenis geclaimd door het militaire regime dat de Lente in Egypte om zeep hielp.