2003 Irak

2003

De aanval op Irak

 

In een laatste poging om een aanval op Irak voor het wereldtoneel te rechtvaardigen stuurde de regering Bush in februari 2003 minister Colin Powell van Buitenlandse Zaken, het meest gerespecteerde lid van de regering, naar de Verenigde Naties. Bij het schrijven van de toespraak bleken hardliners in het Witte Huis, geconcentreerd rondom vice-president Dick Cheney, gebruik te maken van inlichtingen die de CIA en andere diensten niet voor hun rekening wilden nemen. In zijn memoires beschrijft CIA directeur George Tenet het proces van het schrijven van de toespraak van Powell.

 

“Het laatste dat ik ooit verwachtte was lid te zijn van een Grieks koor [Tenet was de zoon van Griekse immigranten]. Maar daar zat ik, op de internationale televisie, een rekwisiet op de set, achter Colin Powell toen hij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties toesprak op 5 februari 2003. Ik had niet kunnen weten dat terwijl Powell de details neerlegde van wat wij dachten te weten over de massavernietiginswapens [Weapons of Mass Destruction, afgekort als WMD] programma’s van Saddam, dit drama later een tragedie zou blijken.

De toespraak was het eindresultaat van verscheidene maanden voorbereiden, extrapoleren en onderhandelen. Als de Verenigde Staten en onze bondgenoten internationale steun wilden krijgen voor een invasie van Irak, dan zou het een overtuigende argumentatie vergen om de legioenen sceptici om te zetten in een ‘coalitie van de gewilligen’. De regering had zich afgevraagd wie een dergelijke presentatie kon maken, tegenover wie en, het belangrijkste, wat er gezegd zou worden.

[…]

Walpole [CIA specialist] vertelde haar [veiligheidsadviseur Condoleeza Rice] dat de sterkste argumentatie dat Saddam gevaarlijke wapens had te vinden zou zijn in zijn raketten. Hij wist dat de Irakezen onlangs een verklaring voor de VN hadden afgelegd over hun Al-Samoud raket. Maar onze experts hadden de gegevens bestudeerd en geconcludeerd dat de raket slecht was ontworpen en niet zo ver zou reiken als tevoren was gevreesd. ‘Je kunt niet ten oorlog trekken over raketten die enkele tientallen kilometers verder reiken dan toegestaan,’ zei hij.

Vertrouwend op informatie waarvan we later zouden ontdekken dat hij fout was, verzekerde Walpole haar dat de volgende beste argumentatie lag in de biologische wapens. Hoewel we vertrouwen hadden in onze gegevens over chemische wapens, zei Walpole, was het bewijs voornamelijk gegrond op het leggen van analytische verbanden. ‘Het zwakste betoog,’ legde hij uit, ‘is het nucleaire.’ Er bestond verschil van mening over en de bureaus zelf hadden slechts beperkt vertrouwden in hun eigen conclusies.

Zich richtend tot John McLaughlin [de onderdirecteur van de CIA] zei de nationale veiligheidsadviseur, ‘Jullie [de inlichtingengemeenschap] hebben de president hierover wel heel ver zijn nek laten uitsteken.’

McLaughlin was stomverbaasd en allesbehalve gelukkig dat hij de mantel kreeg uitgeveegd. ‘Wij hebben hen hun nek laten uitsteken?’ zei hij. Het was uiteindelijk niet de inlichtingengemeenschap die de trommels had geroerd om tegen Irak ten oorlog te trekken. Wij hadden onze handen vol aan de oorlog tegen terrorisme.

Op 6 januari 2003 woonde ik opnieuw een vergadering bij in het kantoor van Condi, samen met McLaughlin, Walpole en Steve Hadley [de assistent van Rice]. Hadley stelde vast dat in de voorgestelde toespraak de bewijsvoering tegen Irak voor wat de kernwapens betreft zwak was en ‘moest worden versterkt’. Walpole antwoordde dat deze versie van de toespraak zwak was omdat het bewijs zwak was.

[…]

Tegen het einde van januari was Colin Powell aangewezen om de argumenten voor de aanval op Irak voor de VN te verdedigen. Zijn opdracht was om een toespraak te geven die de wereld zou vertellen dat het vijf voor twaalf was voor Irak. Er was een punt waarop Condi Rice en Karen Hughes [de communicatieadviseur van Bush] Powell ervan probeerden te overtuigen dat hij op drie opeenvolgende dagen moest spreken. Hun idee was dat hij één dag alleen over Irak en terrorisme zou spreken. De volgende dag zou hij het hebben over Irak en mensenrechten. Dan zou hij eindigen met een lange toespraak over Irak en de massavernietigingswapens. Colin was verstandig genoeg om dat idee de kop in te drukken maar het was iedereen duidelijk dat dit een toespraak werd van buitengewoon belang.

Colin vroeg of hij een aantal van zijn speechschrijvers en assistenten naar het hoofdkwartier van de CIA [in Virginia, aan de andere kant van de rivier] kon komen om de toespraak door te marcheren en hem zo solide mogelijk te maken. Hoewel hij dat niet expliciet zei, geloof ik dat een van de redenen waarom hij de toespraak bij de CIA gecheckt wilde zien het gevoel was dat wij in ons door prikkeldraad omgeven hoofdkwartier we relatief weinig last hadden van verstoring door downtown [het Witte Huis].

[…]

Toen het team van Powell de eerste keer bij de CIA kwam, hadden ze een document van 59 pagina’s over WMD in handen waarvan ze veronderstelden dat wij het kenden. Powell meende dat het Witte Huis het document had samengesteld in samenwerking met de inlichtingengemeenschap. Maar wat het Witte Huis hem had gegeven was iets dat wij nooit eerder gezien hadden en dat niet door de CIA was geaccordeerd. Powells team vroeg ons keer op keer over de informatie waarop delen van de ontwerptoespraak gebaseerd was en mijn staf moest herhaaldelijk zeggen: ‘We hebben geen idee waar je het over hebt.’ Colin vertelde me later dat hij op een bepaald moment Scooter Libby [chef staf van vice-president Cheney] zag en hem vroeg, ‘Wat denken jullie wel om een dergelijk ontwerp te geven?’ Libby zou hem een schaapachtige grijns gegeven hebben, zeggend, ‘Ik schreef het als een jurist die een pleidooi presenteert.’ Powell zei dat het ontwerp er uit zag als ‘een pleidooi van een jurist, niet als een analytisch product.’

Uiteindelijk ontdekten we dat John Hannah van de staf van de vice-president alles wist van het WMD-verhaal. Hoewel ze liever de buitenstaanders ontliepen, moesten ze Hannah ten slotte vragen om naar Langely [CIA hoofdkwartier] te komen om te vertellen waar het materiaal in het ontwerp vandaan kwam.

Hannah kwam met een stapel rauw inlichtingenmateriaal en elk keer dat hem werd gevraagd over een of andere onderwerp dat op mysterieuze wijze in de ontwerptoespraak was opgedoken, verwees hij naar een fragment van die inlichtingen. Keer op keer moesten de CIA analisten uitleggen dat de informatie waarop hij vertrouwen fragmentarisch was, niet onderbouwd of aantoonbaar fout was. Uiteindelijk verdween regel na regel van de ontwerptoespraak in de prullenbak.

[…]

[Ondanks latere verwijten van het ministerie van Buitenlandse Zaken] meenden wij dat de CIA en de mensen van Powell zij aan zij werkten om materiaal dat niet aan de eisen voldeed uit de ontwerptoespraak te gooien. Ons doel, van het begin tot het einde, was om met retoriek te komen die niet alleen werd ondersteund door onderliggende inlichtingen maar die ook waardig zou zijn voor wat we hoopten dat een historisch moment was. Ondanks onze inspanningen is er nog een hoop onvolmaakte informatie in de toespraak terecht gekomen. Niemand van de betrokken vindt dat beroerder dan ik. Maar ik heb me vaak afgevraagd of onze mensen niet meer van die missers hadden kunnen afvangen als ze niet twee dagen kwijt waren geweest om de rotzooi te verwijderen uit een ontwerptoespraak van het Witte Huis die we nooit eerder gezien hadden.

[…]

Als Colin twijfels had over het geven van de toespraak dan heeft hij me dat niet verteld. Toen hij eenmaal had ingestemd met de missie, deed hij zijn uiterste best. Laat in het proces vroeg Colin me om achter hem te komen zitten bij de VN. Dat was zo ongeveer de laatste plek waar ik wilde zijn – ik stond op het punt een reis naar het Midden Oosten te maken – maar Powell en zijn onderminister, Rich Armitage, waren twee van mijn meest nauwe collega’s in de regering. Als hij me daar wilde, dan zou ik daar zijn, zelfs als mijn aanwezigheid tamelijk bizar was voor een actieve directeur van de CIA.

Toen ik binnenwandelde in de Algemene Vergadering van de VN, de morgen van 5 februari, ervoer ik dat als een surrealistisch moment. Ik zat naast John Negroponte die toen de ambassadeur was bij de VN. Nadat Colin klaar was met wat ik een buitengewone prestatie vond en de andere leden van de Veiligheidsraad het woord namen, verliet ik de ruimte, mentaal en fysiek uitgeput.

Het was een fantastische presentatie maar helaas bleek de inhoud niet overeind te blijven. Een voor een begonnen de verschillende pilaren waarop de toespraak rustte ineen te storten, vooral die van Iraks biologische en chemische wapens. De minister van Buitenlandse Zaken werd vervolgens op het wereldtoneel in zijn hemd gezet en de geloofwaardigheid van ons land kelderde.”

 

De toespraak deed zijn werk, Colin Powell kwam geloofwaardig en overtuigend over, ook al bleek, zoals Tenet schrijft, de informatie die hij de wereld voorschotelde grotendeels fout. Een ‘coalition of the willing’ kwam tot stand om de Amerikaanse inval te steunen, gebouwd vooral op de bereidheid van de Britse premier Tony Blair om met Amerika mee te vechten. De Verenigde Staten deden nog jaren lang pogingen om bewijzen te vinden voor de argumenten waarmee ze de inval begonnen, zonder succes. WMD werd in Irak nooit gevonden. Colin Powell, teleurgesteld en diep geraakt over de manier waarop hij was misbruikt, keerde in de tweede regering Bush niet terug.

 

Bron

At the Center of the Storm. My Years at the CIA door George Tenet with Bill Harlow (2007)