1750

Gottlieb Mittelberger was een organist en schoolmeester die in mei 1750 uit één van de kleine Duitse staten emigreerde naar Amerika. Hij kwam aan in Philadelphia op 10 oktober van dat jaar. Duizenden Duitsers trokken in die jaren naar Pennsylvania. Mittelberger ging in 1754 weer terug naar Duitsland. Hij beschrijft de reis en zijn ervaringen in Pennsylvania.

[Aan boord]

“Als de schepen voor het laatst hun anker hebben gelicht, nabij de stad Cowes in Old England, begint de echte ellende pas met de lange reis. Want vanaf dat punt moeten de schepen, tenzij ze geluk hebben met de wind, vaak acht, negen, tien tot twaalf weken varen voordat ze Philadelphia bereiken. Zelfs met de beste wind duurt de zeereis zeven weken.

Tijdens de reis heersen er aan boord van deze schepen vreselijke ellende, stank, dampen, afgrijzen, overgeven, diverse soorten zeeziekte, koorts, dysenterie, hoofdpijn, verstopping, steenpuisten, scheurbuik, kanker, mondrot en meer dan van dat soort, allemaal het gevolg van oud en scherpgezouten voedsel en vlees, en ook van heel slecht en smerig water, zodat velen sterven onder miserabele omstandigheden.

Voeg daaraan toe gebrek aan voorraden, honger, dorst, koude, hitte, klamheid, angst, behoefte, aandoeningen en geweeklaag, samen met andere problemen zoals bijvoorbeeld luizen in zodanige hoeveelheden dat ze, vooral bij zieke mensen, van de lichamen geschraapt kunnen worden. De ellende bereikt een hoogtepunt als er gedurende twee of drie nachten een storm staat, zodat iedereen aan boord denkt dat het schip met man en muis zal vergaan. Onder dergelijke omstandigheden huilen en bidden mensen op de meest deerniswekkende manier.

Niemand kan een idee hebben van het lijden aan boord van deze schepen van hoogzwangere vrouwen met hun onschuldige kinderen. Er zijn er niet veel uit deze groep die hun leven redden; menig moeder wordt met haar kind het water ingezet zodra ze dood is. Op een dag, net toen we een zware storm hadden gehad, werd een vrouw op ons schip die op het punt stond te bevallen en dat onder de omstandigheden niet kon, door een patrijspoort geduwd, de zee in, omdat ze zich ver achterop het schip bevond en niet naar voren gebracht kon worden.

Kinderen tussen de één en de zeven jaar oud overleven de zeereis maar zelden en maar al te vaak zijn ouders gedwongen om hun kinderen vreselijk te zien lijden en sterven van de honger, dorst en ziekte om hen dan het water in geduwd te zien worden. Ik was getuige van dit lijden van niet minder dan 32 kinderen aan boord van ons schip, die alle overboord werden gezet. De ouders zijn nog extra gegriefd omdat hun kinderen geen rustplaats op het land vinden maar worden verorberd door de monsters van de zee. Het is een aantoonbaar feit dat kinderen die nog niet mazelen of pokken hebben gehad die ziektes meestal aan boord opdoen en eraan sterven.”

[…]

“Onder hen die gezond blijven, neemt het ongeduld soms dermate grote en wrede vormen aan dat men elkaar vervloekt, of zichzelf en de dag dat hij is geboren, en soms scheelt het niet veel of ze doden elkaar. Ellende en boosaardigheid versterken elkaar, zodanig dat ze vals spelen en elkaar beroven. Ze verwijten elkaar altijd dat ze ooit aan deze reis zijn begonnen. Vaak schreeuwen kinderen het uit tegen hun ouders, mannen tegen hun vrouwen en vrouwen tegen hun mannen, broers en zussen, vrienden en bekenden tegen elkaar. Maar vooral tegen de geestelijken.

Velen zuchten en huilen: ‘Oh, was ik maar weer thuis, ook al zou ik in mijn varkenshok moeten liggen.’ Of ze zeggen: ‘Oh God, als ik maar een stuk behoorlijk brood had of een paar druppels vers water.’ Veel mensen janken, zuchten en huilen jammerlijk over de huizen die ze achterlieten; de meesten hebben heimwee. Vele honderden mensen sterven natuurlijk in dergelijke ellende, en moeten in zee gezet worden, wat hun familieleden, of degenen die hen overhaalde om de reis te ondernemen tot dermate wanhoop drijft dat het bijna onmogelijk is om hen rustig te krijgen en te troosten. In één woord, het zuchten en huilen en jammeren aan boord van het schip gaat dag en nacht door, zodat zelfs de harten de meest geharde passagiers pijn doen als ze het horen.”

In Philadelphia beschrijft Mittelberger de aankomst.

“Als de schepen na hun lange zeereis in Philadelphia zijn aangekomen mag niemand van boord behalve degenen die hun overtocht zelf betalen of die goede zekerheid kunnen geven; de anderen, die niet kunnen betalen, moeten aan boord blijven tot ze zijn gekocht en door hun kopers van de schepen worden gehaald [via lijfeigenschap konden immigranten die de reis niet zelf betaalden zich laten vrijkopen]. De zieken zijn altijd het slechtste af want de gezonde nieuwkomers worden natuurlijk het eerst verkocht; daarom moeten de zieken en zwakken soms twee of drie weken aan boord blijven, waar ze vaak doodgaan, terwijl menigeen als hij zijn schuld kon betalen en toestemming zou krijgen het schip direct te verlaten, zou kunnen herstellen en zou overleven.

De verkoop van deze mensen op de markt aan boord van het schip gaat als volgt. Iedere dag komen Engelsen, Hollanders en Hoge Duitsers uit de stad Philadelphia en andere plaatsen, soms van heel ver weg, zelfs twintig, dertig of veertig uur reizen, en gaan aan boord van het net aangekomen schip dat passagiers uit Europa heeft meegebracht en te koop aanbiedt, en kiezen uit hen de gezonde mensen die ze nuttig achten voor hun bedrijf en onderhandelen met hen over de tijdspannen die ze zullen moeten dienen voor het geld van hun overtocht, dat de meesten nog moeten betalen. Als ze een overeenkomst hebben gesloten, kan het zijn dat volwassenen zich schriftelijk verplichten om drie, vier, vijf of zes jaar te dienen voor het bedrag dat ze schuldig zijn, al naar gelang hun leeftijd en hun krachten. Maar heel jonge lieden, tussen de tien en de vijftien jaar, zijn verplicht te dienen tot ze 21 jaar oud zijn.

Veel ouders moeten hun kinderen verhandelen en verkopen alsof het stuks vee zijn, want als hun kinderen de schuld op zichzelf nemen, kunnen de ouders het schip vrij en ongehinderd verlaten; maar aangezien de ouders vaak niet weten waar en naar welke kopers hun kinderen gaan, gebeurt het vaak dat dergelijke ouders en kinderen nadat ze het schip hebben verlaten elkaar vele jaren niet meer zien, soms hun hele leven niet meer. Het gebeurt regelmatig dat hele families, man, vrouw en kinderen worden gescheiden omdat ze worden verkocht aan verschillende kopers, vooral als ze helemaal niets van het geld voor hun overtocht hebben betaald.

Als een man of vrouw op zee is gestorven en het schip meer dan halverwege is, dan moet de overlevende echtgenoot niet alleen voor zichzelf betalen maar ook voor de overledene. Als beide ouders meer dan halfweg op zee zijn gestorven, dan moeten hun kinderen, vooral als ze jong zijn en niets te verpanden of te betalen hebben, opdraaien voor hun eigen overtocht en die van hun ouders en dienen tot ze 21 jaar zijn. Als iemand zijn of haar termijn heeft uitgediend, dan heeft hij of zij recht op een nieuwe set kleding bij vertrek; en als het zo is afgesproken, krijgt een man daarenboven nog een paard en een vrouw een koe.”

Volgens historicus Alan Taylor overdreef Mittelberger, de sterfte aan boord was waarschijnlijk ongeveer drie procent, in het ‘door oorlogen geteisterde Europa hadden ze meer kans om te sterven’. Volgens Taylor kwam ongeveer één derde deel van de Duitsers in Amerika aan zonder voldoende middelen om de overtocht te betalen. De Duitsers ontwikkelde hun eigen vorm van lijfeigenschap, aangepast aan de behoefte van gezinnen. Ze hadden na aankomst twee weken de tijd om familie of vrienden te vinden voor betaling, daarna werden ze aangeboden op de markt, maar meestal als gezin. Het systeem werkte goed omdat de kolonisten in Pennsylvania arbeiders nodig hadden, het liefst Duitsers en het liefst gezinnen. Na vier à vijf jaar konden ze zelfstandig verder. Ze schreven enthousiast naar huis waardoor de stroom Duitsers bleef komen. De naam Pennsylvania Dutch verwijst naar Duitsers, niet naar Nederlanders.

Bron

Gottleb Mittelberger's Journey to Pennsylvania in the Year 1750 and Return to Germany in the year 1754 door Gottleb Mittelberger (published by the German Society of Pennsylvania 1898).
American Colonies. The Settling of North America
door Alan Taylor (2001).