De Nederlandse droom is sterker dan de Amerikaanse mythe

Gepubliceerd in Trouw, 1 mei 2010

Iedereen kent de Amerikaanse droom. Van krantenjongen tot miljardair, altijd een prachtig verhaal. Soms zie je het ook gebeuren. Sarah Palin, nergens goed in, niets afgemaakt, verkoopt boeken bij de vleet, maakt televisieshows, juint Tea Party bezoekers op en, dat is de essentie van de droom: ze verdient miljoenen dollars. Het kan. Er zijn succesverhalen.

Maar het zijn er niet veel en hoewel tientallen miljoenen Amerikanen in die droom geloven en miljoenen buiten Amerika hopen dat ook zij een kans krijgen: de succesverhalen zijn de uitzondering, niet de regel.
Het wordt tijd te onderkennen dat de Nederlandse droom een stuk realistischer is. Het is jammer dat we er zo aan gewend zijn dat je in Nederland vooruit kunt komen dat we er niet eens meer bij stil staan. Wie in Nederland voor een dubbeltje geboren wordt, heeft een aanmerkelijk grotere kans om voor een kwartje te eindigen dan zijn lotgenoot in de Verenigde Staten. Het is waar dat die Amerikaanse lotgenoten veel optimistischer zijn over hun kansen op succes. Ze denken omhoog. Dat is mooi en maakt mensen optimistisch. Maar het is ook onterecht en leidt tot teleurstelling.

Alle mythologie ten spijt is de sociale mobiliteit in Amerika gering: uit die onderste twintig procent, het laagste quintiel in sociologenspraak, schuift slecht één procent op (en uiteraard valt ook eenzelfde percentage terug uit de volgende twintig procent). En de harde Amerikaanse werkelijkheid is dat als je vast blijft zitten in de onderste twee quintielen je het aanmerkelijk slechter hebt dan in Nederland.
In Nederland is de inkomensongelijkheid stukken kleiner dan in de Verenigde Staten: het gat tussen de onderste twintig procent en de bovenste twintig is in Amerika van Grand Canyon omvang. Maar een veel beter maatstaf is niet te kijken naar het eindpunt maar naar het traject: die sociale mobiliteit.

In de loop van de twintigste eeuw is Nederland behoorlijk veranderd. Van mijn lagere schoolklas, in de jaren zestig, ging het gros van de jongens naar de ambachtsschool. Een paar deden de ulo (uitgebreid lager onderwijs) en zouden mogelijk doorstromen naar de kweekschool, de school voor onderwijzers die toentertijd het eindpunt was voor ambitieuze leerlingen uit sociaal economisch lagere milieus. Een paar jongens gingen naar de hbs en het gymnasium. De kans dat mijn vriendjes, de kinderen van arbeiders of kleine zelfstandigen, op de universiteit belandden was nul. Die situatie is grondig veranderd. In Nederland hoeft niemand af te zien van onderwijs omdat zijn of haar ouders geen opleiding hebben genoten of een relatief laag inkomen genieten. En drommen studenten laten zien dat ze die kans gebruiken.

Maar het beste bewijs van de Nederlandse droom is de enorme sprong die de kinderen van onze migranten in één generatie maken. Zoals in alle immigratiesamenlevingen doen de kinderen van migranten het beter dan hun ouders (al komen ze in de VS zelden uit de onderste quintielen). Ze volgen een hogere opleiding, verdienen een hoger inkomen, ze wonen beter en kunnen over het geheel genomen een hogere sociale economische status bereiken dan hun ouders. Dat was de reden dat hun ouders hierheen kwamen en wat er ook mag zijn van hun eigen leefsituatie, dáárover kunnen migranten tevreden zijn. Maar dat is slechts een kleine stap. De beginsituatie van migranten was natuurlijk zodanig dat vooruitgang van hun kinderen haast vanzelfsprekend was.
Nee, als je echt wilt zien hoe de Nederlandse droom werkt dan moet je naar de top van de tweede generatie allochtonen kijken, het bovenste segment van de kinderen van de migranten in Nederland.

Als we vaststellen dat van alle studenten in het wetenschappelijk onderwijs meer dan twaalf procent van niet westers allochtone afkomst is (dus minstens één ouder heeft die in een niet westers buitenland is geboren) en dat in het hoger beroepsonderwijs dat geldt voor ruim veertien procent dan krijg je een aardig beeld. Natuurlijk, dat zijn niet allemaal kinderen van laagopgeleide Turkse en Marokkaanse gastarbeiders, maar daarvan zitten er wel een behoorlijk aantal bij. Jongens en meisjes (vooral meisjes, vooral Marokkaanse meisjes) maken in één generatie de stap van laag opgeleide, soms analfabetische ouders naar universitair onderwijs. Ze gaan straks goed verdienen, gaan werken in een omgeving van andere academici en hoger opgeleiden, ze gaan wonen in een eigen huis in een yuppenwijk of een yuppenhuis in een oude wijk, kortom, ze halen zoveel ze kunnen uit hun capaciteiten.

Niemand kijkt daar eigenlijk van op en dat is de essentie van de Nederlandse droom.
In Nederland is het volstrekt normaal dat echte, diepe armoede afwezig is. Het is normaal dat mensen in behoorlijke huizen wonen en vergeleken met de woningbestanden in andere immigratielanden is het goed wonen in Nederland. Iedereen heeft toegang tot de gezondheidszorg, draait mee in het systeem van consultatiebureaus. En er is geen kind dat moet afzien van een studie op het niveau dat hem of haar past vanwege de centen. En er zijn dus duizenden, tienduizenden jongens en meisjes die opgroeien in twee of drie of zelfs meer quintielen hoger eindigen dan hun ouders. Kinderen die voor een dubbeltje waren geboren en zelf een kwartje worden. Kom daar eens om in de Verenigde Staten. Daar is de intergenerationele sociale mobiliteit klein en de sociale mobiliteit over een mensenleven vrijwel afwezig.

Er valt veel kritiek te leveren op de Nederlandse verzorgingsstaat en de huidige verkiezingsstrijd leent zich daar bij uitstek voor. Maar laten we dan wel met zijn allen vaststellen dat het systeem van een inclusieve, kansen biedende samenleving zoals we dat hebben opgebouwd sinds de Tweede Wereldoorlog, er voor heeft gezorgd dat in Nederland iedereen mee kan doen, dat iedereen zijn kansen kan maximaliseren. Het is niet altijd gemakkelijk en het lukt zeker niet iedereen maar laten we dat systeem niet bij voorbaat wegzetten als disfunctioneel of achterhaald. Er kan een hoop verbeterd worden maar laten we dan als doelstelling dit voorop stellen: behoud van die elementen die de afgelopen decennia eerst de arbeiderskinderen en daarna de kinderen van migranten de kans hebben gegeven om zich optimaal te ontplooien als ze dat wilden. Laten we zorgen dat de Nederlandse droom, zoveel realistischer dan die Amerikaanse mythe, voor iedereen blijft bestaan.

Frans Verhagen