With malice toward none, with charity for all
Op 4 maart sprak Lincoln zijn tweede inaugurele rede uit. Het was koud en grijs en winderig, net als vier jaar tevoren. Maar nu was toch eindelijk de koepel op de Capitol klaar, compleet met het grote bronzen Liberty beeld er bovenop. De oorlog was bijna voorbij, dat realiseerde iedereen zich. Anders dan vier jaar eerder was er weinig zorg om Lincolns veiligheid. Waarschuwingen dat Lincoln haters nu een extra reden hadden om de president uit de weg te ruimen, werden in de wind geslagen.
Op het moment dat de president begon te spreken brak de zon door. Het werd gezien als een goed teken.
Lincolns rede was kort, zachtmoedig en duidelijk. Hij wierp de vraag op wat nou eigenlijk de diepere betekenis was van deze strijd, wat voor bemoeienis had god ermee, de god die beide kanten aan hun zijde waanden? Was het misschien een straf voor de zonde van slavernij? Lincoln wierp de vraag op maar een antwoord had hij niet. Hij kon alleen hopen dat de oorlog nu snel afgelopen zou zijn. Zijn taak als president, en de taak van het Congres en het Amerikaanse volk, was om ‘te verbinden, te herstellen,’ in de beroemde zinsnede ‘met kwade wil tegenover niemand; met ruimhartigheid tegenover iedereen.’ De tweede inaugurele rede is een van de monumenten in de Amerikaanse poltiieke retoriek. Klik hier voor de tekst.
Een van de toeschouwers was John Wilkes Booth, een jonge succesvolle acteur. Booth was geboren en getogen in Maryland, hij geloofde heilig in slavernij en blanke superioriteit. Booth had grootse dromen van een leven als spion maar had nooit echt gevochten voor het Zuiden. Vanuit zijn frustratie over zichzelf als ‘lafaard’ richtte hij zijn focus op Lincoln, de ‘tiran’ die alle problemen van het land had veroorzaakt, inclusief die van hemzelf. Booth zette een complot op om de president te kidnappen en te ruilen tegen zuidelijke krijgsgevangenen. Hij verzamelde een groepje andere ontevreden zuidelijken om zich heen, voor wie hij onderdak en eten betaalde. Op 17 maart reed de groep naar Soldier’s Home maar Lincoln sliep die nacht in het Witte Huis. Ze vertrokken onverrichterzake.
Diepgegroefd gezicht
Lincoln begon aan zijn tweede termijn in slechte gezondheid. Hij was geestelijk en lichamelijk uitgeput. In maart moesten een aantal kabinetsvergaderingen aan zijn bed gehouden worden. Hij at slecht en sliep weinig. De foto’s uit die tijd laten een diepgegroefd gezicht zien, getekend door uitputting en iets wat je niet ander kunt omschrijven dan lijden. De beroemdste foto is die van Alexander Gardner, genomen op 5 februari 1865. Hij toont een man met diepe groeven in een perkamenten gezicht. De altijd trieste ogen zijn leeg geworden. Dat Lincoln tot dan toe zijn werk had aangekund is een wonder op zich. Hij bleef ongewoon sterk, gewend aan de zware lichamelijke arbeid uit zijn jeugd. Niet lang tevoren had hij daarvan nog een demonstratie gegeven door een zware hakbijl met gestrekte arm aan de steel vast te houden, zonder te trillen. Hij was er zichtbaar trots op. Belangrijker was zijn mentale kracht. Lincoln bleef consistent en vasthoudend in zijn denkwereld en vastbesloten als hij eenmaal een knoop had doorgehakt.
Hij moet eenzaam geweest zijn. Hechte vriendschappen had hij sinds Joshua Speed, twintig jaar tevoren, nooit meer gehad. Zijn huwelijk vergde meer van hem dan hij ervoor terugkreeg. Hij was op zichzelf aangewezen en vertrouwde op zichzelf, zonder zelfverzekerd of arrogant te worden. Zijn politieke zelfvertrouwen liep nooit uit de hand, werd nooit narcisme of roekeloosheid. Zijn beste kwaliteit, zei Gideon Welles, was dat hij een geweldig vertrouwen had in zijn eigen kunnen.
Lincoln was ook een man van gematigdheid. Hij dronk niet, deels omdat hij bang was voor verlies van controle en ratio. Hij probeerde woede en persoonlijke vijandschap buiten zijn beslissingen te houden. Als Lincoln al woede uitvallen kende, dan kanaliseerde hij die in een brief op poten die hij uiteindelijk niet verstuurde.
De jaren als rondreizend advocaat hadden zijn sociale en communicatieve vaardigheden aangescherpt. Spontaan was hij zelden, zijn hoofd verloor hij nooit, maar hij toonde wel overweldigende warmte en oprechtheid. Lincoln wist mensen goed in te schatten en had een goed geheugen, een enorm voordeel voor een politicus. Zijn assistenten Hay en Nicolay getuigden keer op keer van Lincolns warmte en getrouwheid. ’s Avonds las hij hen regelmatig voor uit Shakespeare wiens buitengewone inzichten in de menselijke psyche en meditaties over macht Lincoln aan het hart gebakken lagen.