Lincoln in Richmond
Shermans mars ging voort, ondanks de omstandigheden in de meest barre winter sinds mensenheugenis. Op 19 maart versloeg hij het laatste obstakel in North Carolina en versplinterde de restanten van het leger van Joseph Johnston. Ook Grant had last van de strenge winter maar hij zijn belegering van Petersburg toch geleidelijk aan naar het zuiden opgerekt en maakte het steeds moeilijker voor Lee om alle punten gedekt te houden. Omdat de Shenandoah vallei sinds de herfst in handen was van de noordelijken, ontstonden er grote voedseltekorten in Richmond en Petersburg.
Lee had te kampen met duizenden deserteurs. De nood was zo hoog dat hij president Davis vroeg om zwarten voor het Zuiden te laten vechten, ze zouden hun vrijheid krijgen na de oorlog. Op 13 maart stond het zuidelijk Congres dat toe. Als slaven hadden deze mensen natuurlijk weinig keus en zo draafden een paar dagen later twee compagnieën op van zwarte ziekenbroeders. Lee realiseerde zich dat Richmond niet te houden was als Grant en Sherman hun krachten zouden bundelen en dat was nu een kwestie van tijd.
Op 25 maart voerde Lee een verrassingsaanval uit op het door de noordelijken bezette Fort Stedman. Het was zijn bedoeling om Grant voldoende af te leiden om de restanten van zijn leger zuidwaarts te kunnen laten terugtrekken. Het werd een totale mislukking. Lee verloor vierduizend man, Grant 1000 en het doel werd niet bereikt.
Eind maart ontmoette president Lincoln zijn beide generaals in het hoofdkwartier van Grant. Sherman had de president maar één keer eerder ontmoet en was toen, in 1861, niet onder de indruk geweest. Hij vond hem zwak en een partijpoliticus, niet opgewassen tegen wat voor hem lag. Dit keer had Sherman een andere mening. ‘Het was de laatste keer dat ik hem zag,’ schreef Sherman later. ‘Van alle mensen die ik ooit ontmoet heb, leek hij meer van de elementen van grootsheid en goedheid te bezitten dan wie dan ook.’
Op 4 april bracht Lincoln vergezeld van zijn zoon Tad een verrassingsbezoek aan het nu verlaten Richmond. Het leidde tot scènes van zwarte Amerikanen die juichten, zijn kleren aanraakten en zijn hand probeerden te schudden. ‘Father Abrahma. Abraham Linculm! Glory, glory! Hallelujah.’ Een vrouw huilde, ‘I know I’m free, ‘cos I’ve seen Father Abraham, and felt him.’ Een oude man knielde aan Lincolns voeten. De president vroeg hem vriendelijk om op te staan. ‘Kniel niet voor me. Dat is niet goed. Je moet alleen voor god knielen.’ Een ander nam zijn hoed af, de tranen lopend over zijn gezicht, en zei ‘may the good lord bless you, president Linculm.’ Lincoln nam zijn eigen hoed af en boog naar de man. ‘Een doodsklap voor de aristocratische galanterie,’ schreef een toekijkende verslaggever met een fijne sneer naar datgene waarin de zuidelijke elite zichzelf zo bijzonder goed achtte.
In het confederale Witte Huis liep Lincoln de werkkamer van Jefferson Davis binnen en veroorloofde zich het kortstondige genoegen om in de stoel te gaan zitten van de zuidelijke president. Lincoln oogde vermoeid en uitgeput, zeiden de journalisten die hem zagen. De volgende dag reed Lincoln in een open wagen door Richmond. Zijn gevolg stond doodsangsten uit maar je zou kunnen zeggen dat het Lincolns manier was om te laten zien dat het normale leven zo snel mogelijk moest worden opgepakt.
Tussen Grant en Lee ontstond een laatste dans om elkaar te ontlopen, in oostelijke richting. Lee’s troepen leden honger maar dat gold ook voor de noorderlingen die nu ver voor hun bevoorrading uit opereerden. Op het platteland van Virginia viel vrijwel niets meer te halen. In laatste, wanhopige gevechten verloor Lee nog eens een derde van zijn 25.000 resterende soldaten. Via Grant kreeg Lincoln een telegram van generaal Phil Sheridan in het veld: ‘Als we er druk op zetten, dan denk ik dat Lee zich zal overgeven.’ ‘Zet er druk op,’ antwoordde Lincoln.