Immigranten uit Ierland

In de jaren twintig van de negentiende eeuw begonnen Ieren naar Amerika te komen. Tegen 1840 maakten ze bijna de helft van alle immigranten uit die in Amerika arriveerden. In de daarop volgende veertig jaar kwamen nog eens meer dan 2,5 miljoen Ieren naar de Verenigde Staten.

Hun armoede maar vooral hun katholieke geloof leidden vrijwel direct tot problemen met mensen die bang waren voor hun potentiële impact op Amerika, als protestants land. Ze waren de eerste immigrantengroep die op grote schaal te maken kreeg met discriminatie, vreemdelingenhaat en achterstand. In de jaren vijftig kwam er een anti-immigratie beweging op, de Know Nothings genaamd, die zich vooral tegen de Ieren richtte.

De beslissende factor in de Ierse emigratie was de hongersnood, de zg. ‘potato famine'. De meeste Ieren die tussen 1845 en 1849 kwamen, zagen zichzelf als ballingen. Ze moesten hun land wel verlaten of anders doodhongeren. Ze waren ook al decennia uitgebuit door de Engelsen, die ze haatten. Gezinnen vielen vaak uiteen bij de oversteek, kinderen kwamen vaak alleen. De zes weken durende oversteek, vanaf 1840 mogelijk met de toen

 

 

 

 

 

 

 

opgerichte Cunard Line, was voor de derde klas passagiers geen lolletje. De schepen werden vaak 'coffin ships' genoemd, doodskist schepen.

De Ieren die Amerika bereikten kwamen verarmd, in slechte gezondheid, en slecht opgeleid. Daardoor was ongeschoolde handarbeid hun enige werkmogelijkheid. Ze accepteerden banen die vrijwel niemand anders wilde uitvoeren. Maar het was wel noodzakelijk werk. De Ieren kwamen op een moment dat Amerika zijn eerste stappen zette in het ontwikkelen van een serieuze infrastructuur. Zo waren het Ieren die de kanalen aanlegden in het Noordoosten, de National Road van Philadelphia naar St. Louis en verder westwaarts, en uiteindelijk de transcontinentale spoorwegen. In het algemeen bleven ze in de steden hangen. In de jaren vijftig waren de dagarbeiders in het noordoosten voornamelijk Ieren, terwijl de huishoudhulpen in New York voor zo'n tachtig procent Iers waren.

Hoewel ze hard werkten, werden Ieren met dédain en afkeer behandeld door Amerikanen en eerdere immigranten. De toevloed van katholieken was een noviteit voor het protestantse Amerika. Naarmate de katholieken groeiden, verlangden ze het recht om hun eigen scholen en organisaties op te zetten. Niet alle Amerikanen waren daar enthousiast over. De Ieren verwierven zich ook een niet onverdiende reputatie van crimineel gedrag, drankzucht en diepe armoede. In de getto's braken geregeld besmettelijke ziekten uit. Amerikanen beschouwden de Ieren als armoedzaaiers die hun land kwamen verzieken.

Hun concentratie in de grote steden leidde tot de eerste Amerikaanse getto's. Een voordeel van hun concentratie was dat ze al heel snel politieke invloed verwierven. Slimme politici zorgden ervoor dat ze konden stemmen en door baantjes te vergeven, profiteerden beide van elkaar. De beroemde Tammany Hall, een politieke machine die New York beheerste, was Iers. In de staat New York was de Democratische Partij zo goed als een Ierse service organisatie.

Zwarten en Ieren lagen elkaar niet. De reden was, onder andere, dat Ieren er een hekel aan hadden raciaal gelijk gesteld te worden met de zwarten – toen nog slaven. Maar een slaaf had tenminste nog economische waarde, een Ier niet. Daarom huurden slavenhouders vaak Ieren in als ze gevaarlijk karweitjes hadden op te knappen. Bovendien was de Democratisch Partij natuurlijk de partij van het toestaan van slavernij.

Het kwam geregeld tot rellen. Ierse aanvallen op zwarten in New York werden zo normaal dat bakstenen ‘Irish confetti' werden genoemd.

Dat de katholieke Ieren met de protestantse Amerikanen problemen zouden krijgen, was te verwachten. De Amerikanen waren bang voor de macht van Rome, zoals de spotprent hieronder laat zien. Bisschoppen komen als alligators de Mississippi op, met op de achtergrond niet Capitol Hill maar het Vaticaan. Maar ook met de katholieke Duitsers lagen de Ieren overhoop, vooral over wie de macht zou hebben in de katholieke kerk. De paus vaardigde zelfs een edict uit waarin hij zich uitsprak tegen ‘Amerikanisme'. Later in de negentiende eeuw kregen de Ieren concurrentie van de Italianen. Pas toen de Ieren de oude wijken verlieten omdat ze hogerop klommen in de samenleving, nam de conflictstof af. Maar het duurde relatief lang voordat de Ieren volledig geëmancipeerd waren. John F. Kennedy was de eerste president van Iers-Amerikaanse afkomst.

De tweede en de derde generatie Ieren hield zijn etnische afkomst in ere maar werd toch vooral heel Amerikaans. Oude tradities en zelfs Gaelic Footbal, verdwenen. Pas toen de rol van geloof ging afnemen, trouwden Ieren buiten hun gemeenschap (ze mochten niet van de pastoor).

Het aantal Amerikanen dat zich als Iers kwalificeert neemt in de census peilingen iedere tien jaar fors af. Niettemin zijn er veel Amerikanen die hun 1/8 ste of 1/4 Ierse bloed in ere houden. De traditionele St. Patricks Day wordt nog steeds uitgebreid gevierd, ook door politici die graag laten zien dat ze de Iers- Amerikaanse identiteit waarderen.