De overtocht – voor 1860

Als we praten over grote immigratiestromen dan verlies je al gauw het zicht op de individuele mensen die deze enorme stap maakten. Ze lieten alles wat ze kenden achter zich. Ze namen afscheid en in de negentiende eeuw was dat meestal voorgoed. In de oorspronkelijke materialen die de historicus Lucas Henry verzamelde van Nederlandse emigranten, krijg je een goed idee.

Om te beginnen moesten de reizigers hun weg zien te vinden naar een havenplaats, in Nederland meestal Rotterdam. De Ieren probeerden naar Liverpool te komen, de Duitsers naar Hamburg en Bremen. De reis per trekschuit en wagens was op zich al een avontuur.

Eenmaal in de havenplaats was het wachten tot het schip klaar was om te vertrekken. Kinderen raakten nog wel eens kwijt in het rommelige Rotterdam, vertellen de Nederlanders jaren later. Soms hadden ze nauwelijks de tijd om inkopen te doen voor de lange reis, meestal moesten ze één tot vier weken rondhangen. Menigeen werd hier al van zijn spaargeld ontdaan. De schepen in de emigranten handel waren niet zo groot. Met drie tot vierhonderd ton in omvang, boden ze weinig ruimte voor de honderden passagiers. Vaak waren het katoen, tabak en houtschepen die anders leeg terug moesten naar Amerika.

Bagage en kisten werden in het onderste deel gestouwd, de passagiersruimte was het dek daarboven. Hoogstens twee meter hoog, alleen te betreden via een ladder die in een gat in het dek stak. Aan de zijkanten van de ruimte twee lagen met bunkbedden, brede planken waarop vijf mensen moesten slapen.

De benodigde materialen konden goedkoop worden aangeschaft in de havensteden. Een voedselkist die ratten kon weerstaan. Bestek, een emmer, een theeketel, tinnen borden en bekers. Een hamer en spijkers of schroeven om kazen, worsten, hammen, haring, uien en laarzen op te hangen. Wie genoeg geld had kocht ook vers stro voor de bedden, zeep die je in zout water kon gebruiken, en brood dat hard genoeg was gebakken om weken mee te kunnen.

Vertrek en aankomst waren voor de zeilschepen het gevaarlijkste. In open zee kon weinig gebeuren, maar met zandbanken, stromingen en kusten kon je zo in de problemen komen. Vooral op de Noordzee en door het Kanaal, reden waarom Duitse en Scandinavische schepen liever om Schotland en Ierland heenvoeren. Die route was langer maar vaak sneller. Vanuit Nederland was het Kanaal voor de hand liggender, maar de wind was onvoorspelbaar en zelden consistent.

Zodra de loodsen van boord waren, konden de verstekelingen te voorschijn komen en zich mengen onder de reizigers. De meeste schepen probeerden voor hen voor die tijd te vinden en mee terug te geven. Vooral de Ierse schepen voeren vrijwel zonder controle.

Koken moest gebeuren op een open gril, een half vat met stenen aan de binnenkant. Een paar schepen hadden een soort huisje aan dek waarin om de beurt gekookt kon worden – geen simpele zaak voor vierhonderd reizigers. Meestal organiseerden de mensen groepen, vaak mensen uit hetzelfde dorp. Op Duitse schepen, waar de kapitein ook een minimum aan voedsel moest verstrekken, zorgden de groepen ook voor de distributie.

Verveling was niet het minste probleem voor mensen die gewend waren aan een actief buitenleven. De reis kon tussen de vier en de acht weken duren. Er werd gestorven en geboren aan boord. Besmettelijke ziekten waren altijd een probleem. Er was geen inspectie voor de afvaart en desinfectie bestond hoogstens uit het sprenkelen van azijn. Strenge schepen dwongen de passagiers iedere dag hun boeltje aan kant te maken. Frisse lucht werd gezien als middel voor alle doeleinden en iedereen werd gedwongen om uit het onderuit te komen. Maar de naam ‘coffin ships', doodskistschepen, was welverdiend.

De sociale verhoudingen aan boord zijn moeilijk voor te stellen, maar zoveel weken bovenop elkaar leven zal zelden probleemloos gegaan zijn. De omstandigheden waren voldoende onacceptabel voor het congres om in 1860 een wet aan te nemen ‘ter betere bescherming van vrouwelijke passagiers'. Om de verveling te verdrijven probeerden de reizigers van alles van bijbellezingen tot dobbelen, van muziek maken tot het leren van engels. Voor de kinderen werd al snel een schooltje georganiseerd. Politiek was een favoriet gespreksonderwerp, maar ook gevaarlijk. Menige discussie eindigde in vuistgevechten. Door ervaring wijsgeworden kapiteins legden strenge regels op. ‘Tirannen', ‘bruten' en ‘despoten' waren nog maar de minste kwalificaties.

De meeste reizigers denken verder weinig terug aan hun reis, tenzij een geliefde was overleden. Je kon het ook maar beter vergeten. Het was een smerig, hongerig en vervelend avontuur. Noodzakelijk om in Amerika te komen. Anders deed niemand het.