Carlo Levi, Christ stopped at Eboli

Beschrijft zijn verblijf als banneling in een paar van de armste dorpen van Zuid-Italië. Regelmatig ziet hij huizen die net wat beter zijn dan andere, meestal allerbelabberste huizen. ‘Hier en daar had je een huis met een tweede verdieping en een balkon, waar de voordeur niet was gemaakt van versleten zwart hout maar die de opvallende glans had van een blinkend vernis en was opgesierd met een blinkende deurknop. Dit soort huizen waren eigendom van de ‘Americans’.

Volens Levi zijn alle clichés over het Zuiden veranderd door de emigratie – vooral die over starre moraal, orientaalse jaloezie, eergevoel met passie en wraak. Allemaal mythes. Simpel gezegd: ‘De mannen zijn vertrokken en de vrouwen hebgen het overgenomen’. De vertrokken mannen schrijven één jaar, twee jaar en verdwijnen dan uit het zicht. De vrouw wacht een jaar, misschien twee en gaat andere relaties aan. Bijgevolg zijn veel kinderen niet legaal en domineren de moeders. Gagliano heeft 1200 inwoners en er zijn 2000 van de mannen van Gagliano in Amerika. Grassano heeft 5000 inwoners en ongeveer hetzelfde aantal dat is geëmigreerd.

De boeren trekken zich niets aan van Rome, luisteren nog eerder naar New York, dat is de echte hoofdstad van Lucania. De boeren die terugkomen uit Ameirka, soms na twintig jaar, verliezen binnen de kortste keren de paar woordenoppervlakkig Engels die ze hebben geleerd, de paar aangeleerde gewoonten verdwijnen. In Amerika hebben ze ook niet veel bereikt. ‘In Amerika wonen ze apart, bij elkaar; jarenlang eten ze niets anders dan brood, net als ze deden in Gagliano, al hun geld sparend. Ze leven met het paradijs als buur, maar ze durven niet binnen te gaan.’

Dan komen ze terug naar Italië, voor familebezoek en vrienden. Iemand biedt ze een stuk land aan, ze vinden een vrouw, maken een kind en voor ze het weten is hun zes maanden re-entry permit verlopen en moeten ze er blijven. Het land was te duur, hun spaargeld is op en daar zitten ze, terug in armoede als altijd. Levi ziet de Amerikanen zich in vrijwel niets onderscheiden van hun lotgenoten, of het moet diepe bitterheid zijn.

1929 is het klaagjaar. Niet omdat hun spaargeld verdween. Dat hadden ze vaak op Tialiaanse banken in lires gezet. Maar New York was in paniek en de fascisten werkten actief aan het terugpraten van mensen. Een aantal probeerde werk te doen dat ze in de VS hadden geleerd, schaften zelfs materiaal aan, maar waar ze in Amerika goed verdienden hadden ze hier geen klanten. Levi vertelt over zijn kleermaker en zijn kapper.

Na 1929 kwamen er weinig meer terug en gingen er weinig meer weg. De dorpen, met half hun mensen hier en half aan de andere kant van de oceaan, waren in tweeën gesplitst. Gezinnen waren opgeborken en vrouwen alleen gelaten.

Allerlei spul werd wel opgestuurd. Levi noteert zelfs dat de mensen het hadden over pounds en inches in plaats van kilo’s en centimeters. De beoren accepteerden gadgetery van overal, New York of Rome. Maar er kwam nooit wat uit Rome.