Huey Long, volksmenner extraordina

‘I am the constitution here!’ Daar konden Huey Longs critici in het congres van Louisiana het mee doen. Volgens sommigen was gouverneur Long een dictator, een Amerikaanse Mussolini. Volgens zijn vele aanhangers en de kiezers die hem macht gaven, was Long een messias, een held die stond voor de belangen van de gewone man. In de parade van Amerikaanse populisten is Huey Long de meest kleurrijke, niemand levert betere citaten. Neem het verschil tussen Democraten en Republikeinen: ‘de ene partij vilt je van boven naar onder, de andere van onder naar boven’. Zijn critici konden de pot op: ‘Een man is niet een dictator als hij een opdracht van het volk heeft gekregen en die uitvoert.’

Huey Long bezig zien was een spektakel. Een niet bijzonder opvallende gestalte, een gezicht met een teruggetrokken gekloofde kin, rood golvend haar met een eigen leven. Meestal droeg hij pakken, tenzij hij ontving in pyjama, en als hij sprak, bewogen alle delen van zijn lichaam. Zijn mimiek stal hij van revival predikanten. Hij was fel, hij was grappig. Hij zong, hij danste. Hij vloekte en blafte. Hij agendeerde. En hij hield zijn beloften.

Niemand kon Huey Long, tussen 1928 en 1932 gouverneur en vanaf 1931 senator voor Louisiana, negeren. Zeker niet president Franklin Roosevelt die deze populist uit de moerassen zag als een mogelijk obstakel voor zijn herverkiezing in 1936. Sterker, Roosevelt vond Long gevaarlijk in meer dan electoraal opzicht. ‘Er zijn twee gevaarlijke mannen in Amerika’, zei FDR in 1935, ‘de ene is (generaal) Douglas MacArthur, de andere is Huey Long’.

Zover ging The New York Times niet. De krant stelde vast dat Long in de stijve, saaie senaat volle tribunes trok. Die liepen leeg zodra hij weg was, wat het voordeel had dat er daadwerkelijk iets tot stand kwam. Was Huey er wel, dan hield hij regelmatig wetsvoorstellen tegen met een filibuster. Hij kon uren spreken, passages voorlezend uit de bijbel, vertellend over zijn staat, en recepten leverend voor Roquefort dressing en potlicker, een zuidelijke lekkernij.

Huey Longs capriolen hadden ten doel in deze jaren van enorme economische problemen aandacht te trekken voor zijn politieke agenda. Zijn thema was eenvoudig: alle problemen in Amerika waren te wijten aan de absurd ongelijke verdeling van de welvaart. Anders dan populisten in andere zuidelijk staten, maakte Long niet van ras, religie of cultuur zijn hoofdonderwerp, maar het bewustzijn dat de verschillen onredelijk groot waren. Volgens sommigen joeg het een klassenstrijd aan, volgens anderen een scherpe analyse van de werkelijkheid.

‘Ik ben voor de arme burger – alle arme burgers, zwart en blank,’ zei Long. ‘Ze moeten allemaal een kans krijgen. Ze moeten een huis hebben, een baan, en behoorlijk onderwijs voor hun kinderen. ‘Every man a king’, dat is mijn slogan.’ Later voegde hij daaraan toe: ‘and no one wears a crown’. ‘Twee procent van de bevolking bezit 65 procent van de Amerikaanse rijkdom,’ brieste Long. ‘Mr Morgan, mr Mellon en mr Rockefeller laten niets over voor de gewone Amerikaan.’ Het is, bijna honderd jaar later, een verrassend actuele boodschap. ‘Niemand moet te rijk zijn, niemand moet te arm zijn’, vond Long.

Hoewel Long oorspronkelijk Roosevelt steunde, vond hij dat de president lang niet ver genoeg ging. Waarom die ellendige grote banken redden en de kleine plattelandsbanken kopje onder laten gaan? Waarom geen hogere belastingen op hoge inkomens en grote vermogens als de voorzieningen in het land beneden peil waren en de overheid veel meer zou moeten doen?

Huey Long wist hij armoede eruit zag. Hij werd geboren op 30 augustus 1893 in Winn Parish (in Louisiana heten counties parishes), in het arme noordelijke deel van Louisiana. Een weinig vruchtbare protestantse regio vol keuterboertjes, die zo’n hekel hadden aan de plantagehouders en rijke zakenlui in New Orleans dat ze in de burgeroorlog, een ‘rich mens war’, de kant van het Noorden hadden gekozen. Het vertelt iets over de opstandigheid van de regio en het denken waarin Long gepokt en gemazeld was.

Als zevende van negen kinderen moest Long van school toen zijn vader overleed. Op zijn zestiende vond hij emplooi als van deur tot deur verkoper van cottolene, een vervanger van dierlijk vet. Hij was er goed in. ‘I can sell anybody anything’, riep Long. Bij zijn mythologie hoort het ongetwijfeld apocriefe verhaal dat hij eens een tweede hands doodskist verkocht. Op een taartenbakwedstrijd om zijn product te promoten, ontmoette hij Rose McConnell. Ze won de wedstrijd en in 1913 trouwde hij met haar.

Gedwongen tot een serieuzer bestaan, volgde Long acht maanden van een drie jaar durende rechtenopleiding aan Tulane University. Toen was het geld op, maar als 21-jarige kreeg hij toegang tot de advocatuur. Hij praktiseerde in het noorden van de staat, een reputatie opbouwend als verdediger van underdogs. Hij kreeg vrijspraak voor een staatssenator die aangeklaagd was vanwege zijn tegenstand tegen de oorlog. In zeven minuten was de jury er klaar mee.

Intussen had Huey gekandideerd voor de Railroad Commission, de enige instelling in Louisiana die geen leeftijdsgrens kende. Met zijn gedreven campagne voor een onopvallend ambt bereikte hij kiezers die nog nooit iemand langs hadden zien komen. Huey blies de slapende commissie nieuw leven in en zorgde voor lagere prijzen voor elektriciteit, voor tram en trein, en klaagde de telefoonmaatschappij aan voor te hoge rekeningen en liet het ze nog terugbetalen ook.

Huey Long had haast. Op 30 augustus 1923, de dag dat hij dertig werd, de minimum leeftijd, stelde hij zich kandidaat voor het gouverneurschap. Hij voerde eindeloos en energiek campagne en viel de zittende gouverneur aan als loopjongen van de oligarchie die de staat runde. Long kreeg de aandacht die hij wilde maar in een campagne die werd beslist door de tegenstelling tussen het protestantse noorden en katholieke zuiden – en de Ku Klux Klan als onderwerp – eindigde Long als derde.

Het was een nuttige les, goed voor een van die mooie anekdotes over Huey. In toespraken vertelde Long in het zuiden van de staat hoe hij als jongen elke zondag om zes uur opstand, het oude paard inspande en zijn katholieke grootouders naar de mis bracht. ‘Na de mis bracht ik zo naar huis’, vertelde Long, ‘en om tien uur spande ik het paard opnieuw in en bracht mijn protestantse grootouders naar de kerk’. Toehoorders juichten. Waarom heb je ons nooit verteld dat je katholieke grootouders had, vroeg een partijgenoot hem later. ‘Doe niet zo idioot’, zei Long, ‘we hadden niet eens een paard’.

Zonder dralen begon Long met de campagne voor 1928 door een paar katholieke politici te steunen en een financier in New Orleans aan zijn zijde te krijgen. Bij zijn kandidaatstelling verzette hij zich tegen een tolbrug die de burger op kosten joeg. ‘Bouw die brug maar’, zei hij, ‘en voor je er mee klaar bent zal ik gouverneur zijn en zal ik gratis bruggen ernaast leggen.’ Dat jaar versloeg Huey de kandidaat van de elite.

Niemand gaf hem echter een kans om zijn programma door te voeren tegen het verzet van de ‘Old Regulars’. Hij gaf ze het nakijken. Long zorgde ervoor dat hij de leiders van Huis en Senaat aan zijn zijde had. Hij regelde gratis schoolboeken, avondonderwijs voor ongeletterde volwassenen, zwart en blank. Hij zorgde voor lagere scholen op loopafstand en sluisde extra geld naar de University of Louisiana. Direct zichtbaar was het plaveien van de modderwegen in Louisiana, zij het niet meer dan vijf of tien kilometer per parish. ‘Als de mensen weten hoe plezierig het is over verharde wegen te rijden’, zei Long, ‘dan zullen ze zeker het programma steunen om ze te verbinden’. Tegen 1932 had Louisiana achtduizend kilometer aan nieuwe wegen, vier jaar later was dat 15.000 kilometer. Bruggen vervingen de vele pontjes in deze natte staat.

Om de tekorten te dekken gaf hij nieuwe staatsobligaties uit en verhoogde belastingen, vooral op bedrijven. Allemaal populair maar toen hij een belasting wilde invoeren die Standard Oil veel kostte, stak de wetgevende vergadering daar een stokje voor. De gevestigde belangen zagen hun kans en begonnen een impeachmentprocedure. De senaat kwam twee stemmen tekort om hem te veroordelen. Volgens critici waren ze gekocht door Long. ‘Er was een tijd dat ik probeerde zaken voor elkaar te krijgen door ‘please’ te zeggen’, zei Long na de crisis. ‘Dat heeft niet gewerkt en nu ga ik dynamiet gebruiken. Ik zal ze uit mijn weg blazen.’

Hij zette de commissies die in Louisiana veel publieke zaken regelden vol met zijn eigen mensen. Nadat hij een rechter had laten omkopen merkte hij op: ‘Het lijkt wel diefstal, zo goedkoop als we die man hebben kunnen kopen’. Hij kon doen wat hij wilde, of beter gezegd, het congres deed wat hij wenste. Wetten werden erdoor gejast zonder dat de wetgevers ze gelezen hadden, een keer nam de senaat in twee uur tijd 44 wetten aan. Toen hij geen geld kreeg voor de lekkende gouverneurswoning, liet hij die door gevangenen afbreken. De nieuw ambtswoning leek op het Witte Huis. Hij liet een nieuwe state capitol bouwen, heel ongebruikelijk voor Amerika met een toren. ‘Een symbool van de nieuwe orde’, zei Long.

Tegen zijn vrouw had Long al in 1913 gezegd dat hij president wilde worden. Het was tijd naar Washington te kijken. Wetend dat hij zichzelf in 1932 niet als gouverneur kon opvolgen, stelde Long zich kandidaat voor een senaatszetel in Washington. Naar een populair typetje op de radio ging hij zich de Kingfish noemen. Eenmaal gekozen, liet hij de senaatszetel open totdat hij zijn vijandig gezinde ondergouverneur had geloosd en vervangen door een plooibaar type. Voor zijn opvolging in 1932 charterde hij een jeugdvriend.

Eenmaal aangekomen in Washington hield Long in januari 1931 in zijn hotelkamer een persconferentie, gekleed in een roze pyjama, een sigaar in de mond. Hoe wilt u nu genoemd worden, gouverneur of senator, vroeg een van de journalisten? ‘Ze noemen me de Kingfish’, zei Huey, een wolk de kamer inblazend. Hij oreerde over de mogelijke kandidaten voor de presidentsverkiezingen van 1932. Die vent Roosevelt gaf hij weinig kans, maar die beviel hem wel. Op de Democratische conventie verplichtte hij FDR aan zich door hem in de vierde ronde aan de beslissende stemmen voor de nominatie te helpen.

Aanvankelijk steunde Long FDR en de New Deal. Maar hij was al snel teleurgesteld: FDR ging de samenleving niet op zijn kop zetten. In zijn autobiografie Every Man a King (1933) legde Long zijn visie nog eens uit. Toen Roosevelt weigerde een maximum in te stellen op persoonlijke inkomens brak hij met de president en in februari 1934 lanceerde Long zijn ‘Share our Wealth Society’. Ieder gezin in Amerika zou eenmalig een uitkering van vijfduizend dollar krijgen, zodat iedereen een huis, een auto en een radio kon kopen. Vermogens van boven het miljoen zouden belast worden om dit te financieren. De werkweek zou verkort worden tot dertig uur. De financiering van het plan was zo lek als een mandje, maar Long voerde met enthousiasme oorlog tegen de rijken.

Met hulp van een predikant uit Louisiana die voor hem door het Zuiden reisde, zette Long ‘Share our Wealth Society Clubs’ op. Tegen 1935 waren er 27.000 clubs, met een gezamenlijk ledental van ruim 4,5 miljoen. In die tijd waarin de FDR moeite had zijn beloftes waar te maken, leek een grote opschudding in de Amerikaanse politiek niet onmogelijk. De Republikeinse oppositie was zwak en gedemoraliseerd. Er werd gesproken over een nieuwe nationale partij van progressieven, Longs clubs zouden een mooie basis vormen. Longs populariteit was zeker een van de redenen voor president Roosevelt om voorjaar 1935 zijn turn to the left, de tweede New Deal, af te kondigen.

In augustus 1935 kondigde Huey Long aan mee te zullen doen aan de presidentsverkiezingen. Hij had al een boek klaarliggen onder de uitdagende titel My First Days in the White House. Niemand dacht dat Long kon winnen – hijzelf ook niet –, maar hij kon wel een spoiler zijn die Roosevelt een stok tussen de benen stak, waardoor een Republikein zou kunnen winnen. Dan kon Long in 1940 naar het Witte Huis marcheren.

Dat was het plan. Tot Long werd vermoord. Tijdens een zitting van het staatscongres in Louisiana werd Huey Long op 8 september 1935 in de gangen van zijn state capitol neergeschoten door de jonge arts Carl Weiss, die hem wilde spreken over een omgekochte rechter die zijn dochter benadeelde. Longs lijfwachten doorzeefden de dader en het blijft waarschijnlijk dat de senator werd geraakt door een ricocherende kogel, misschien schoot Weiss helemaal niet. Dertig uur na de schietpartij en na een verkeerd verlopen operatie, overleed de Kingfish, 42 jaar oud. Zijn begrafenis liep uit op een enorme demonstratie van honderdduizend arme bewoners van Louisiana.

Zoals dat gaat met charismatische politici met een populistische inslag bleek Longs macht persoonsgebonden. Binnen een paar weken viel de Long-machine uiteen in bitter verdeelde fracties. Van de Share Our Wealth beweging bleef niets over. Longs politieke erfgenamen wilden geen ruzie met de regering Roosevelt, ze wilden patronagedeals en een einde aan onderzoeken naar corruptie. Ze gingen snel door de pomp: ze steunden Roosevelt in 1936 en hij gaf hen toegang tot de patronage. Alle onderzoeken zouden worden stopgezet. Roosevelt won herverkiezing met een recordaantal stemmen.

Boeken

Voices of protest. Huey Long, Father Coughlin & the Great Depression door Alan Brinkley

De twee grote volksmenners van de jaren dertig in een verhelderend dubbelportret.

Huey Long: a Biography door T. Harry Williams

Dateert uit 1969 maar nog steeds de beste biografieën

The Populist Persuasion. An American History door Michael Kazin.

Plaatst een reeks aan populisten in context.

Kaders

Een dankbaar onderwerp

T. Harry Williams schreef in 1969 de min of meer definitieve biografie van Huey Long. Minstens zo fascinerend is de roman All the King’s Men uit 1946, waarin Robert Penn Warren in 1946 het wezen van de zuidelijke politicus beschrijft. Zo iemand wil goed doen en populair zijn, en is bereid om daartoe zonder scrupules hier en daar ook slecht te zijn. De hoofdpersoon Willie Stark is duidelijk gemodelleerd op Huey Long – Warren was assistent-professor op de Louisiana State University. Singer songwriter Randy Newman maakte een album over het zuiden, met nummers als Kingfish, Every Man a King en Rednecks (we don’t know our ass from a hole in the ground).


The second New Deal

De regering Roosevelt kondigde in 1935 een ‘turn to the left’ aan, een serie ambitieuze voorstellen die de Second New Deal werd genoemd. FDR had vele redenen om weer vaart in zijn beleid te krijgen, maar Long was er zeker een van. Volgens historicus Alan Brinkley ging het vooral om marginale wijzigingen van het beleid. Het politieke effect was echter enorm. Het belangrijkste onderdeel van de Second New Deal was de Works Progress Administration, een bureau met een budget van miljarden dat uiteindelijk drie miljoen mensen aan werk hielp. Met andere bureaus, de Public Works Administration en de Civilian Conservation Corps kwamen nog meer mensen aan de bak. De Social Security Act bood minimale uitkeringen aan bejaarden.

De gezagvoerder op audiëntie

In 1930 legde de Duitse kruiser Emden een beleefdheidsbezoek af aan New Orleans. Huey veroorzaakte een diplomatiek incident door de gezagvoerder in pyjama te ontvangen. Om zijn faux pas te herstellen, leende de Kingfish een krijtstreep broek van een hotelmanager, een spierwit shirt van een ober, een jasje van een predikant, een boord ‘zo hoog dat ik op een stoel moest staan om eroverheen te spugen’, en meldde zich opnieuw bij de Duitse commandant. Huey verontschuldigde zich: ‘Ziet u, ik kom uit Winnfield in de heuvels van Winnfield Parish. Ik weet weinig van diplomatie en nog minder van de internationale beleefdheden en uitwisselingen tussen naties. Ziet u, ik ben enkel per ongeluk gouverneur van deze staat. Er geen koninklijke erfopvolging, maar gewoon per ongeluk kreeg ik meer stemmen dan de andere gast die hetzelfde ambt wilde.’