Hoe houdt Trump de Republikeinen in zijn greep?

Donald Trump verloor de presidentsverkiezingen, zijn partij raakte de meerderheid kwijt in de Senaat en had die in 2018 al verloren in het Huis. Trump was op zijn minst mede verantwoordelijk voor de aanval van zijn aanhangers op het Capitool op 6 januari, waarbij politici van beide partijen met de dood bedreigd werden. Meer dan voldoende, zou je zeggen, om te verwachten dat deze loser geruisloos in de coulissen zou verdwijnen.

Zo niet Trump. Hij zit opgehokt in Florida, ontbeert een landelijk platform en kan de social media niet meer gebruiken. Hij zwelgt in zijn slachtofferschap, stug volhoudend dat de verkiezingen in november hem zijn ontstolen. Hij golft. En ondertussen heeft hij de Republikeinse Partij in een stevige houdgreep. Republikeinse kiezers geloven elk woord dat van zijn lippen rolt en steunen hem onvoorwaardelijk.

Republikeinse politici komen naar Florida om zijn voeten te kussen, te slijmen en vooral aan zijn aanhang hun loyaliteit te laten zien. Het verleent Trump bijzonder gezag. Toen senaatsleider Mitch McConnell dreigde in te stemmen met een door beide partijen uitonderhandeld onderzoek naar de gebeurtenissen op 6 januari, Trumps staatsgreep, was een oekaze uit Mar-a-Lago voldoende om hem bij de les te halen. Spring, riep Trump, en McConnell sprong.

Wat gebeurt hier? Hoe is de loyaliteit van kiezers te verklaren? Hoe kan het dat politici naar zijn pijpen dansen? Hoe gevaarlijk is Trumps houdgreep voor de rechtsstaat en de Amerikaanse democratie? Om deze vragen van een begin van antwoord te voorzien is het belangrijk een onderscheid te maken tussen wat Trumps achterban beweegt en wat de politici. Want al is het uiteindelijke resultaat hetzelfde, hun motivatie verschilt. 

#

Laten we beginnen met de achterban. Een flink deel van de Republikeinse kiezers steunt Trump door dik en dun en zou als ze de kans krijgen in 2024 opnieuw op hem stemmen. Althans, dat zeggen ze nu. Ruim de helft van alle Republikeinen gaat mee in de Big Lie, is het eens met Trump dat hij eigenlijk heeft gewonnen maar door verkiezingsfraude het presidentschap hem is ontstolen. Hij is hun president. Vanwaar deze hondentrouw van kiezers voor wie Trump beleidsmatig weinig tot stand heeft gebracht?

Om te beginnen is beleid irrelevant. Dit zijn mensen die dénken dat Trump hun belangen behartigde, ook al is zijn belangrijkste succes belastingverlaging voor de rijken en voor ondernemingen. Ze zijn bereid zijn om het gebrek aan resultaat toe te schrijven aan obstructie van de bureaucratie, Deep State of wat dan ook. Cognitieve dissonantie is gemakkelijk weggewerkt. Ze geloven in hém.

Trump geeft deze mensen het gevoel dat hij namens hen spreekt. Het is de toon die de muziek zet: confrontatie zoekend, grof in taal en zoals ze graag zeggen, ‘tell it as it is’. Dit zijn de boze witte kiezers, inclusief evangelische nationalisten, die hem in 2016 de overwinning bezorgden. Het zijn witte Amerikanen die zich het slachtofferdenken hebben eigen gemaakt dat conservatieven juist verwijten aan minderheden. Alles zit tegen, alles is verkeerd, altijd worden ze gepiepeld. Hun cultuur wordt bedreigd. Trump deed zijn best, maar er was altijd iets of iemand, of vele iemanden, die maakten dat het weinig opleverde. Anders gezegd: hij kan niets fout doen.

Liz Cheney, de onlangs overboord gezette Trump-critica, had het over een persoonscultus. Daar lijkt het inderdaad op. De Republikeinen gingen de verkiezingen in zonder programma. Op de conventie, door Trump tegen alle normen in in het Witte Huis georganiseerd, besloot de partij geen programma aan te nemen maar verder te gaan met dat van 2016. Het was deels gemakzucht, deels onwil om te knokken met Trump en zijn acolieten, maar het betekende inderdaad dat de verkiezingen draaiden om de persoon Trump. Het oppositiebeleid tegen president Biden past daarbij: vooral culturele onderwerpen. Deze Republikeinse Partij heeft geen agenda. Nou ja, geen inhoudelijke agenda.

Het begrip charismatisch, een van de drie machtsvormen die de socioloog Max Weber onderscheidde, verklaart misschien wat. Trump appelleerde aan mensen op een onzichtbaar niveau, zoals Pim Fortuyn dat deed bij ons. Ik neig te zeggen, daarbij maakt het niet uit wat hij zei of deed, maar dat is natuurlijk niet waar. Wat Trump zei, was de essentie van zijn aantrekkingskracht. Racisme, misogynie en xenofobe oprispingen waren cruciaal. Het scheppen van een vijandbeeld essentieel. Hillary en Dr. Fauci waren prachtige doelwitten.

Bij het begrip charismatisch hoort, volgens Weber, ook het idee van een ‘geroepene’, iemand die van hoger orde is gekozen om zijn volgelingen naar het paradijs te leiden. Ik denk dat lang niet alle kiezers zo naar hem kijken, maar een niet gering aantal ziet hem als iemand met een God gegeven opdracht. In een van de reportages over 6 januari waren de Q-Anon-shaman en vijf medestanders te zien achter de voorzitterstafel in de Senaat, nota bene de zetel van Mike Pence, de man die ze wilden ophangen, met een gezamenlijk gebed. 

Evangelisch nationalisme schreeuwt om een geroepene en het gaat hier om mensen die rationeel denken niet in hun repertoire hebben. Toch heb ik moeite om Trump als charismatisch te zien. Ik zie eerder een ordinaire volksmenner, uit op eigenbelang. Trumps variant was geen vorm van leiderschap maar een marketing tool, eerder Mussolini dan Hitler.

#

Stof voor overpeinzing vond ik op een onverwachte plek, een essay uit de zestiende eeuw. Niet zo lang geleden las ik Discourse de la servitude volontaire, een lang essay door Étienne de La Boétie (1530-1563), de beste vriend van Michel de Montaigne, de befaamde essayist. Via de biografie van De Montaigne werd ik op hem geattendeerd en lezing deed me realiseren dat De La Boétie een verfrissende en ook bijna vijfhonderd jaar later nog steeds interessante kijk heeft op het fenomeen ‘tiran’ en de vraag waarom en in hoeverre mensen zich laten onderdrukken.

Boétie’s fundamentele inzicht is dat ook een tirannie gegrond moet zijn op acceptatie van de bevolking. Kort door de bocht: mensen gaan akkoord met hun eigen onderwerping, om wat voor reden dan ook. Natuurlijk schreef Boétie in een tijdperk dat democratie als systeem niet bestond, maar de vaststelling is er niet minder pertinent om. Waarom accepteren mensen hun eigen onderwerping?

De econoom Murray Rothbard poneerde in 1975 in het voorwoord bij een Engelse vertaling dat dit het centrale probleem is van de politieke filosofie: het mysterie van burgerlijke gehoorzaamheid. Niet de vraag waarom mensen in opstand komen maar juist waarom ze dat niet doen. Waarom ze zich gezag, zelfs onderdrukking, laten aanleunen. Anders geformuleerd: een tiran kan onderdanigheid alleen opleggen als de meeste van zijn onderdanen uit eigen beweging hun onderdanigheid aanbieden.

David Hume beschreef hetzelfde principe twee eeuwen later – zonder Boétie te hebben gelezen. ‘Niets oogt verrassender voor hen die de menselijke zaken met een filosofisch oog aanschouwen dan het gemak waarmee de velen worden geregeerd door de weinigen; en de impliciete onderwerping waarmee burgers hun eigen gevoelens en passies ondergeschikt maken aan die van hun regeerders.’

#

Dit beperkt zich in onze tijd niet tot de kiezers. Hoe kan het dat verstandige mensen zich plooien naar de nukken van iemand die ze niet respecteren, hun lot verbonden aan een narcistische hork met gevaarlijke trekken? Voor sommigen was het excuus dat ze niet de persoon maar het ambt van die persoon dienden, het presidentschap. Denk aan de chef staf John Kelly (een oud-generaal) en de veiligheidsadviseur generaal McMaster. Ook oud-minister van Defensie John Mattis valt in die categorie. Het is geen toeval dat allen een militaire achtergrond hadden, gepokt en gemazeld in het dienen van de wettelijk gekozen machten. Opstand zit niet in hun systeem.

Deze mensen kwamen zonder uitzondering op een punt aan waar ze dat excuus niet meer voor zichzelf konden verantwoorden en ontslag namen. Een les van deze vier jaar: als het ambt wordt vervuld door een hork, door iemand die het ambt vijandig is, dan verliest ook het ambt aan aanzien, of het nu gaat om presidenten of ambassadeurs. Sommige meelopers, zoals minister van Justitie William Barr, vernietigden hun eigen reputatie zonder dat echt duidelijk werd wat hen motiveerde. Anderen, zoals de arme Trump supporter van het eerste uur Jeff Sessions, werden gewoon vermalen door de man die ze groot gemaakt hadden.

Weer anderen dienden eigenbelang, hetzij materieel, hetzij ideologisch. John Bolton, Trumps derde veiligheidsadviseur, was uit op een militaire confrontatie met Iran. Pas toen hem dat niet lukte, vertrok hij met luidde trom en een vet boekcontract. En passant bewees Bolton hoe weinig hij gaf om het systeem door te weigeren te getuigen in het eerste impeachmentproces. 

Een tiran die geen andersdenkenden om zich heen tolereert, vermindert automatische de intellectuele capaciteit van die omgeving. Alleen pluimstrijkers en opportunisten blijven dan over. Plus de enkele ideoloog die door samenvallende belangen erin slaagt van zijn prioriteiten die van de tiran te maken. De white supremacy aanhanger Stephen Miller deed dat.

De gekozen politici bewogen mee. Toenmalig Speaker Paul Ryan haalde de lagere belastingen binnen en vertrok daarna gefrustreerd. Mitch McConnell, de leider van de Republikeinen in de senaat, hield zijn neus dicht, maar joeg er meer conservatieve rechters door dan hij ooit had kunnen dromen. Allen maakten zij zich onderdanig aan de tiran. Het werkte voor hen.

Boétie: ‘Het was altijd zo dat tirannen om hun macht te versterken hard werkten om hun vazallen niet enkel te trainen in gehoorzaamheid en dienstbaarheid aan hem, maar ook in adoratie’. We herinneren ons de kabinetszitting waar elke minister en vicepresident Pence claimde dat het dienen van Trump de grootst mogelijke eer was. ‘Als ik die mensen gadesla die pijnlijk de tiran dienen om enig gewin te halen uit zijn tirannie en uit de onderwerping van de bevolking, raak ik vaak overweldigd met verbazing over hun slechtheid en soms door medelijden met hun stupiditeit.’ 

Volgens Boétie hoeven tirannen niet met geweld te worden afgezet, het is voldoende om hen de fondsen en gelden te ontzeggen uit de publieke kas. Maar, waarschuwt hij, hoe meer je toegeeft aan een tiran, hoe sterker en machtiger die wordt. Je zag het met Trump gebeuren in zijn laatste jaar, omringd door jaknikkers en losgeslagen van de werkelijkheid. En machtiger dan ooit. Je ziet het nu: een man zonder macht die enorme macht blijft houden omdat hij die krijgt. Boétie stelt dat als de tirannen ‘simpelweg niet gehoorzaamd worden’ ze ‘ontrafelen’. De keizer heeft geen kleren aan, maar er moet wel iemand zijn die dat roept.

‘Het is daarom de bevolking zelf die toestaat, of, liever, veroorzaakt, dat ze onderworpen wordt, want simpelweg door op te houden zich te onderwerpen zouden een ze een einde maken aan hun onderdanigheid. Een volk maakt zichzelf tot slaaf, snijdt zijn eigen keel door, als het in de keuze tussen vazallen zijn en vrije mensen, ze hun vrijheiden verkwanselen en het juk op zich nemen, instemmen met hun eigen ellende, of liever, die ogenschijnlijk verwelkomen.’

In de definitie die Boétie geeft van een tiran is het niet nodig dat die tiran illegale middelen gebruikt om de macht te verwerven. Er zijn drie soorten tirannen, zegt hij, sommige krijgen hun positie omdat ze gekozen zijn, anderen gebruiken wapengeweld en weer anderen erven de macht. De gekozen tiran probeert op allerlei manieren zijn macht om te zetten in erfelijk despotisme. Je gedachten gaan meteen naar addergebroed als Ivanka en de niet al te briljante zonen.

Zoals Boétie’s het formuleert: hij probeert ‘te begrijpen hoe het komt dat zoveel mensen, zoveel dorpen, zoveel steden, zoveel landen, soms lijden onder een enkele tiran die geen andere macht heeft dan de macht die ze hem geven’. Als zoveel mensen de capriolen van een enkele man accepteren moeten we dan niet zeggen dat het ze blijkbaar onverschillig is, meer dan dat ze laf zijn? Is dat dan de grootste dreiging voor democratie: onverschilligheid? Aan de andere kant, de Trump aanhang kun je niet onverschillig noemen. Sterker, ze denken democratie te dienen.

#

Een ander boek dat me dat de afgelopen maanden bezighield was The Civic Foundations of Fascism in Europe door Dylan Riley. Geweldig boek, dat verbanden legt waar je ook nu nog wat aan hebt. Ook hier kan ik alleen kort er doorheen gaan, hopend dat u zelf het boek ter hand neemt. Nee, Trump is geen fascist, Trumpisme (wat dat ook moge zijn) is geen facisme. Er is niet systematisch aan Trump, er zit geen denkwerk achter. Zijn hoofd zou ontploffen.

Een van de observaties van Riley over Italië in het interbellum is dat als serieuze hervormingen faalden of gewoon nooit van de grond kwamen, de schuld daarvoor werd toebedeeld aan het politieke systeem. Voor fascisme was de politiek het probleem, wat automatische leidde tot oplossingen, of voorgestelde oplossingen, die de politiek omzeilden.

Met Gramsci zegt Riley dat fascisme daar ontstond waar civic society zich ontwikkelde maar niet kon worden ingebed in een machtsstructuur omdat er geen elite was die georganiseerd was en het dus onder controle hield. Dat leidde tot een klaagcultuur die volhield dat er geen interesse was in de ‘echte’ problemen van het land en dat er een parasitaire ‘politieke klasse’ was ontstaan. 

Niet alleen Trump gebruikt dit soort formules maar het zijn ook de argumenten waarmee andere populisten, inclusief kleine krabbelaars als Thierry Baudet, hun verhaal vertellen. ‘Het partijkartel’ komt uit een bekende oude doos. Riley: ‘Fascistische bewegingen incorporeerden de retoriek van civil society als een veld van spontane samenwerking dat bevrijd moest worden van de politiek.’

In de meest recente druk van Riley’s boek, met een nieuwe inleiding, gaat hij in op de opkomst van Trump. Zijn boek accepteert grotendeels het Marxistische idee dat fascisme een regime was dat de positie van de bestaande dominante klassen versterkte. Het probeert echter een meer bevredigende uitleg te vinden door te focussen op de organisatorische dynamiek die fascisme onderscheidt van andere vormen van rechtse autoritaire regimes.

Riley claimt dat fascistische regimes het best kunnen worden begrepen als autoritaire democratieën. Op die stelling had hij indertijd, bij de eerste publicatie veel kritiek gekregen. Hij betoogt dat democratie een omstreden begrip van legitimiteit is, niet een neutrale beschrijving van bestaande politieke werkelijkheid. Als je fascisme per definitie als ondemocratisch beschrijft, dan wordt de massaparticipatie en de corporatistische organisatie betekenisloos. Maar die waren cruciaal voor fascisme. En ook Trump was in zijn eerste variant was niet ondemocratisch en zoekt ook nu naar een democratische legitimatie, of die nu is gebaseerd op leugens of niet.

Riley vergelijkt Trump eerder met 19 eeuws Bonapartisme waarin een charismatisch figuur opduikt in de context van een gefragmenteerde en zwakke civil society. Een verschil met de jaren dertig is wel dat imperialisme niet deel uitmaakt van Trumps repertoire. Toen leidde dat altijd tot grotere betrokkenheid van de staat. Plus een massabeweging van onderen in de context van een mislukte revolutie. Nu was dat niet aan de orde.

Trump is niet opgekomen na een de massa mobiliserende oorlog, maar je kunt wel zeggen dat hij profiteerde van de lange nawee van een economische ineenstorting (2008, maar eigenlijk verder terug) waarop door de elite niet adequaat werd gereageerd waardoor niets gebeurde aan de onderliggende oorzaken van de ineenstorting. De dynamiek van de huidige politieke crisis heeft wel degelijk te maken met de disintegratie van bestaande partijen. Het is een reactie op falend reformisme van de Obama-jaren. De bailout, de halfbakken regulering en de door de Republikeinen opgejuinde afkeer van Obamacare verzwakten progressieve initiatieven tijdens de Obama-jaren.

Trump kwam aan de macht op basis van een fragmenterende traditioneel partijsysteem en een grotendeels passief electoraat. Trump, of in elk geval zijn Svengali Steve Bannon, wilde juist niet staatsmacht gebruiken maar de ‘administratieve staat’ ontmantelen. In Riley’s afweging: de dreiging van Trump is niet een neo-totalitaire nationalistisch regime maar een neo-patrimonial Bonapartist regime gebaseerd op de logica van een huishouden.

De leiderschapsstijl van Trump heeft wel overeenkomsten met iemand als Hitler. Als je de biografie van Ian Kershaw leest, herken je veel. Het narcisme, de luiheid, de nadruk op loyaliteit, en anti-bureaucratische structuur van kabinet, met ontbreken van duidelijk gedefinieerde sferen van competentie. Dat geldt ook voor beslissen op basis van je gut feeling, het zich compromitteren van een zelfzuchtige, kortzichtige elite. De chaos, de onmacht om systematisch te werken, de onzekerheid onder de branie en het zoeken van zondebokken.

#

Maar we kunnen het niet laten bij Trumps trouwe volgelingen. De enige reden dat zij nog een politiek actieve Trump hebben is te danken aan de Republikeinse politici die, toen ze de kans kregen, Trump niet lieten vallen. Voor een goed begrip: de politici zijn geen gelovigen, zoals de kiezers dat zijn. De politici zijn cynische opportunisten. De volgende vraag is waarom zij bereid zijn Trump te blijven steunen, ook na al die nederlagen en ook na de aanval op het Capitool. Wat is hun belang? 

Kevin McCarthy, de leider van de Republikeinen in het Huis van Afgevaardigden, en Mitch McConnell, de leider in de Senaat, weten beiden dat er geen sprake is van verkiezingsfraude. Ze weten dat Donald Trump op zijn minst medeverantwoordelijk is voor de aanval op het Capitool van 6 januari. Beide heren, door hun voorbeeld en door hun interne macht, voeren contingenten Republikeinse politici aan die hun verstand op nul hebben gezet, of erger, bewust de leugens versterken. Met enkele prominente uitzonderingen kun je vaststellen dat Republikeinse politici niet dom zijn. Een aantal van de Trump-aanbidders, zoals senatoren Ted Cruz, Josh Hawley en Tom Cotton, en Mitch McConnell zelf, behoren tot de slimste lieden in het Congres. Ze hebben simpelweg geen principes.

Waarom hebben de Republikeinen ervoor gekozen om Trump en zijn verdeeldheid zaaiende stijl te omarmen? Nooit in de Amerikaanse geschiedenis kon een loser zoveel invloed uitoefenen. 

Het argument dat Trump zelf enorme macht heeft, lijkt me niet steekhoudend, of beter gezegd, een cirkelredenering. Wie hem kritiseert wordt door Trump direct aangevallen, politiek bedreigd en moet vrezen voor een Trumpistaanse tegenstander in de Republikeinse voorverkiezingen. Dat is zo, maar het verklaart niets. Het is eerder een gevolg van gebrek aan actie. Want na de aanval op 6 januari, of tijdens het daarop volgende impeachmentproces, hadden de partijleiders een buitengewone kans om Trump te laten vallen. Dat deden ze niet. Ze wilden niet. Ze hadden geen behoefte aan een schone lei. Ze hadden de kans om Trumps persoonlijke macht te breken maar deden dat niet. Het is daarom niet zijn macht die hen weerhield, het is juist hun onwil die hem macht heeft gegeven.

Het argument dat Trump toch maar bijna won in november snijdt ook weinig hout. Van de 74 miljoen kiezers die toen op Trump stemden, zal een niet gering deel dat nooit weer doen. Voor hen was 6 januari het breekpunt. Trump zal nooit meer een presidentsverkiezing kunnen winnen, iets wat de Republikeinse leiders ook best weten. Ze verborgen de door peilingen vastgestelde impopulariteit van Trump in Republikeinse kiesdistricten voor hun partijgenoten. Het zou dan ook verrassen als een Trump-paladijn als Cruz of Hawley onder Trumps mantel zou kunnen winnen. Het Witte Huis is voorlopig buiten bereik voor de Trump-partij.

Dat beleid er niet toe deed, bleek uit de vervanging van Liz Cheney in de Republikeinse leidersschaps tructuur in het Huis door de aanzienlijk minder conservatieve maar Trump omarmende Elise Stefanik. Lastig is ook dat de Biden-agenda behoorlijk populair is. Maar elementen ervan verkeren nu al in de probleemzône en Republikeinen kunnen hopen op stagnatie. 

Wat voor baat hebben die Republikeinse politici dan bij het bestendigen van de Big Lie en van Trumps greep op henzelf? Waarom denken ze dat de toekomst van de Republikeinen, in de woorden van superopportunist senator Lindsey Graham, alleen mét Trump mogelijk is? 

Macht is het antwoord. Korte termijn macht. De permanente agitatie van de Trump-fanatici zorgt ervoor dat op staatsniveau, waar Republikeinen machtiger zijn dan Democraten, de kieswetten kunnen worden aangepast zodat het moeilijker wordt te stemmen. Over het geheel genomen profiteren Republikeinen van het bemoeilijken van stemmen, zeker in congresverkiezingen. Ze profiteren ook van het herindelen van kiesdistricten, van gerrymandering, zodat Republikeinse kandidaten met een minimaal aantal stemmen een maximaal aantal zetels kunnen binnenhalen. Republikeinen weten dat ze een minderheidspartij zijn, waar ze erg goed in zijn is die minderheid te laten winnen. 

Dat is vooral het geval in tussentijdse verkiezingen voor het Congres zoals die in 2022 op het programma staan. Want daar ligt de sleutel voor het optreden van Republikeinse politici. Ze denken dat koortsige opwinding onder de Trump aanhangers, gecombineerd met de ervaring dat zittende regeringen bijna altijd kiezers verliezen, hen de macht in het Congres zullen geven. Vergeet 2024. Focus op de korte termijn.

We kunnen vaststellen dat Kevin McCarthy een zielloze, principeloze, zwakke politicus is, die na aanvankelijke kritiek op Trump na 6 januari, naar Florida toog om diens voeten te kussen. Dat is hij. Je kunt geen woord van wat hij zegt serieus nemen. McCarthy wil Speaker worden van het Huis van Afgevaardigden. Daarvoor heeft hij een meerderheid nodig. Trump kan die verschaffen. Iedereen loopt met hem mee want door Trump macht te geven moeten zijn mede-afgevaardigden bang zijn voor uiterst rechtse uitdagers in de voorverkiezingen.

Evenzo kunnen we vaststellen dat Mitch McConnell geen principes heeft, een expert is in obstructie, en zijn kritiek op Trump in januari en februari fluks heeft ingeslikt. Hij gaat niet naar Florida, hij kan Trump niet uitstaan en denkt dat de man een gevaar voor Amerika is. Sterker, hij zit op één lijn met Liz Cheney op alles behalve haar overtuiging dat Trump gestopt moet worden. Maar McConnell had geen moeite een onderzoek naar 6 januari te dwarsbomen toen Trump daarover een tirade begon, en hij dwingt de Republikeinse senatoren alles te blokkeren wat wordt voorgesteld. Zijn enige doel is opnieuw meerderheidsleider in de Senaat te worden. Daarvoor heeft hij in 2022 Trump nodig.

Ziedaar een verklaring voor de greep die Trump nog steeds heeft op de Amerikaanse samenleving. Hoe je het ook wendt of keert, die greep is primair te danken aan anderen dan Trump zelf. Hoewel: je kunt Trump niet enige lange termijnplanning ontzeggen. Hij begon al begin 2020 met het opbouwen van zijn Big Lie. Alles stond klaar om het ‘stop the steal’ project in gang te zetten, op de avond van 3 november. Maar hij was er niet ver mee gekomen als zijn Republikeinen er niet mee waren meegegaan. Het is wonderwel gelukt.

Een van de vragen aan het begin van dit verhaal was de schade die Trump en de Republikeinen toebrengen aan het Amerikaanse politieke systeem, aan de rechtstaat en de democratie. Het antwoord ligt uiteraard in de toekomst maar de bereidheid van een van de twee partijen van het land om een leugen vol te houden en een leugenaar als hun leider te blijven aanvaarden, kan alleen maar tot ellende leiden. De Big Lie gaat nu al een half jaar mee. De gelovers erin zullen zich nu niet meer bekeren, erger, het wantrouwen lijkt diep geworteld. Door hun optreden maken de Republikeinen ook de Democraten sceptisch over wat democratie brengt. Wantrouwen voedt wantrouwen. Dat kan niet goed aflopen.

Literatuur

Etienne de La Boetie. La politique de l’obéissance: Le discours de la servitude volontaire. 2021 

Meest recente engelstalige uitgave: The Politics of Obedience. The Discourse of Voluntary Servitude. 2015

Dylan Riley. The Civic Foundations of Facism in Europe. 2019

Max Weber. Politics as a Vocation. Vele uitgaven.

David Hume. On the First Principles of Government, in Selected Essays. Oxford World’s Classics. 2008

Over De la Boetie en de Montaigne: Sarah Bakewell. How to Live: A Life of Montaigne in one question and twenty attempts at an answer. 2010

Ian Kershaw. Hubris en Nemesis. 2001.