Hoe D66 een doodgewone middenpartij werd voor goede opgeleide, mondige burgers

November 2014

Het verraad van d66

Door Frans Verhagen

Lef kun je Alexander Pechtold niet ontzeggen. ‘Met ons denken lopen we al vijftig jaar voorop. Het wordt tijd dat we zelf het tempo gaan bepalen.’ Zo sprak de D66-aanvoerder op het recente congres van zijn partij. Het lef zat hem vooral in de mate waarin hij bij de kiezers eenzelfde geheugenverlies veronderstelt als bij de verzamelde leden. Hier sprak immers dezelfde man die de kroonjuwelen van D66, lange tijd haar raison d’être, in de kelder heeft gezet. Vijftig jaar geleden liep D66 inderdaad voorop: ze wilde het systeem opblazen, fundamentele veranderingen doorvoeren en, bovenal, de burger meer te zeggen geven. Anno 2014 is D66 de meest gehaaide gebruiker van het systeem.

D66 bewijst het dagelijks door via de Eerste Kamer de macht af te dwingen die ze in de enige echte volksvertegenwoordiging ontbeert. Deze chantage van de meerderheid in de Tweede Kamer is in strijd met alles waar D’66 (toen nog met apostrof) ooit voor stond. De Eerste Kamer, gekozen door de Provinciale Staten, was en is het minst democratische onderdeel van ons parlementaire stelsel. Logisch dan ook dat dat frisse, nieuwe D’66 die Eerste Kamer wilde afschaffen. Vijftig jaar later werd op het congres in Den Bosch Thom de Graaf op het schild geheven als ‘lijsttrekker’ voor de Eerste Kamer. De Graaf, als minister de grafdrager van de laatste D66-poging om een gekozen burgemeester te realiseren, moet de kiezer verlokken om via de provinciale verkiezingen, die dus eigenlijk verkiezingen voor de Eerste Kamer zijn, de regering het regeren onmogelijk te maken en zo ten val te brengen. Ergens in het programma van D66 staat nog de afschaffing van de Eerste Kamer als doelstelling, maar het is blijkbaar opportuun om dat maar even te vergeten. De Graaf wil ‘tien zetels halen’.

Dat levert straks, in maart, een travestie op van de democratie. De kiezers die in september 2012 de regering bij de enige algemene verkiezingen die we kennen een meerderheid gaven, zien hun stem ondermijnd door de kiezers die in 2015 voor de Provinciale Staten gaan stemmen. Welke meerderheid telt? Wat is nog de waarde van een stem in de parlementsverkiezingen?

Als het D66-plot lukt komen er straks na de zielloze Provinciale Staten verkiezingen nieuwe algemene verkiezingen. Misschien is de uitslag daarvan in overeenstemming met de verhoudingen in de Eerste Kamer, waarschijnlijk niet (de PVV is er ondervertegenwoordigd). Moeten we daar als kiezers rekening mee gaan houden? Het zou er niet toe moeten doen, maar we zitten wel vast aan de Eerste Kamer tot nieuwe opportunisten bij de volgende Provinciale Staten verkiezingen het hele spel opnieuw kunnen gaan spelen, misschien dan tégen D66 als regeringpartij.

Als er leden zijn die daarover hun twijfels hebben, dan hoor je ze niet. Voor een partij met de D van democraten in haar naam, is D66 een opmerkelijk stille club. Zeker, congressen zijn gezellig en druk bezocht, maar echt debat, debat met consequenties, vindt er zelden plaats. In 2006 stelde Pechtold nog dat D66 een ‘bruisende ideeënpartij’ moest worden, of, in een variant, een debatpartij. Maar kan iemand een onderwerp bedenken waarover binnen D66 heftig wordt gedebatteerd? Zeker niet over het afgedwongen bezuinigingsbeleid, de Kunduz-operatie en andere onderwerpen waarover andere partijen in de clinch gaan. Het lenteakkoord dat Rutte een nooduitgang verschafte voor zijn Wilders-omarming verscheurde Groen Links, bij D66 viel geen kik te horen. Ook toen het naderhand diezelfde Rutte in staat stelde de verkiezingen te winnen en D66 op een zijspoor te zetten, vroeg niemand zich hoorbaar af of dat nou allemaal wel zo slim was geweest. Het enige gerommel dat je hoort gaat over ruzies in afdelingen en die lijken altijd over personen te gaan.

De partij is ‘geprofessionaliseerd’, horen we. De leiding praat in modieuze managementtermen over het runnen van de partijmachine. Ze heeft een huisstijl ontwikkeld en bedenkt treurige slogans als ‘en nu vooruit’ of ‘Anders Ja’. Professioneel betekent controle, en controle betekent dat Pechtold en zijn vertrouwelingen bepalen wat er wel en wat er niet gebeurt. Afgezien van de PVV hangt geen partij in Nederland zozeer op één persoon. Het lijkt een verslaving, ze doet het telkens weer. De Van Mierlo-partij is nu de Pechtold-Partij. Hij bepaalt de keuzes. Hij koos de hulptroepen in zijn bleke Kamerfractie. Pechtold is het gezicht van een partij die verder weinig persoonlijkheden lijkt te bieden en die qua gedachtengoed alle kanten op kan. Ideologie is taboe, maar je moet toch wat, en daarom steunt D66 inhoudelijk op ‘richtingwijzers’ zoals ‘vertrouw op de eigen kracht van mensen’ of ‘denk en handel internationaal’, nietszeggende formules waarbij iedereen zich thuis kan voelen. Het bijna verdwijnen van de partij wegens gebrek aan bestaansrecht leidde in 2006 niet tot een echte liberale beginselpartijpartij, zoals sommigen hadden gehoopt, maar tot de zoveelste versie van een éénmans-machine om macht te verwerven. Een gewone middenpartij voor en door de gegoede, hoog opgeleide burger, geleid door de verpersoonlijking daarvan.

Pragmatisme maakt van de ideologieloze D66’ers geheugenloze en kroonjuweelloze machtszoekers. Ze zeggen dat het gemakkelijker en effectiever is om beleid af te dwingen zonder er zelf verantwoordelijkheid voor de te dragen, zoals ze dat nu doen, maar in werkelijkheid staan ze te trappelen om het pluche van de Kamer te verruilen voor het pluche van de uitvoerende macht. Was Alexander Pechtold na zijn magere ministerschap en de pijnlijke verkiezingsnederlaag in 2006 nog bedeesd en zelfs onzeker, nu adverteert hij zichzelf als potentieel minister-president.

Je hoeft niet te houden van de huidige regering om te accepteren dat ze een meerderheid heeft in de Tweede Kamer. De kiezers, in hun wijsheid en als mondige burgers, wilden dat zo. Regelmatig blokkeert of amendeert D66 die wil van de kiezers via de Eerste Kamer. Je kunt dat pragmatisch noemen, opportunistisch, sluw of zelfs, met veel fantasie, een daad van staatmanschap. Maar te stellen dat dit het resultaat zou zijn van D66 denken waarmee de partij ‘al vijftig jaar voorop loopt’ is te veel eer. Het huidige D66 is juist een travestie van het denken waarmee de partij ooit is begonnen. Sterker, ze verraadt haar eigen geschiedenis.