Amerika is veroordeeld tot verdeeldheid.

Amerika is nog nooit zo verdeeld geweest, horen we. Niet geloof, etniciteit, sekse, ras of identiteit, zelfs niet ideologie verdeelt Amerikanen, maar simpelweg partijloyaliteit. Je bent nu Democraat of Republikein en er tussenin ligt een ravijn van peilloze diepte en onoverbrugbare breedte. Amerika is zo verdeeld, zo partijdig, voelt zich zo gedwongen partij te kiezen dat politiek als gespreksonderwerp op dinner parties of rondom de barbecue liefst wordt vermeden. Voor je het weet loopt een gesprek over de samenleving uit op een discussie over het beschavingsniveau van Donald Trump en hoe hij het land naar de kloten helpt, respectievelijk redt van de ondergang. Ook als je het probeert te vermijden, laten we zeggen op een familie-etentje of straks bij Thanksgiving, sluipt het bijna onvermijdelijk er ergens in en dat is zelden goed voor de sfeer.

Er zit een zelfsturende dynamiek in de blijkbaar gevoelde noodzaak om zich uit te spreken, om partij te kiezen, en dat uit te dragen. Het wordt steeds erger. Mensen die zich nooit bezondigden aan politieke stellingnames, springen nu met beide benen vooruit in de discussie of wat daarvoor doorgaat. Elk gesprek vergroot de kloof want het gaat niet over een brede visie welke kant het land op zou moeten gaan en waar die visies van elkaar verschillen of, is het mogelijk, elkaar raken. Het gaat er enkel en alleen nog over hoe die visies elkaar uitsluiten. Het gaat over wat Amerikanen scheidt in plaats van wat hen bindt.

In de aanloop naar de tussentijdse verkiezingen van 6 november lijken er inderdaad geen tussenvormen meer te bestaan. Veel mensen hebben het gevoel dat het land reddeloos verloren is als de Republikeinen in november niet een flinke douw krijgen. Anderen vinden het juist noodzakelijk dat definitief wordt afgerekend met Clinton-aanhangers, socialisten en ander on-Amerikaanse types. Politici hebben natuurlijk alle baat bij het aanscherpen van die tegenstellingen en voldoen geheel aan dat patroon. En gelijk hebben ze: in een tweepartijensysteem zijn nuances een luxe. De meeste media stellen de tweespalt vast en het in het geval van kabelnieuws en social media zijn ze actieve deelnemers aan het vergroten ervan.

Is het werkelijk zo erg? Zien we niet een karikatuur van verdeeldheid? En zelfs als er zonnige randjes zijn te bekennen aan de samengepakte wolken, waar komt die onmiskenbaar aanwezige rotsfeer vandaan? Dieper gravend: is Donald Trump een symptoom van een probleem of de oorzaak ervan? En als we daar toch naar kijken, waarom was de sfeer ook onder president Obama al zo slecht? En onder Clinton of kleine Bush? Een breder perspectief is nodig.

Om te beginnen is het goed vast te stellen dat Amerika altijd tot op het bot verdeeld was en zelfs in zijn diepe idealen tweeslachtigheid uitstraalde. Te beginnen met de schrijver van ‘all men are created equal’ die er 300 slaven op na hield. Misschien heeft Amerika juist confrontatie nodig, is het land de brandstof die het land aan de gang te houdt. Amerika is geboren uit confrontatie en strijd. Met de oorspronkelijke inwoners, met de Fransen, de Engelsen, de Spanjaarden en vooral met elkaar, inclusief de Amerikaanse erfzonde van diep geworteld racisme en de behandeling van zwarten. Amerika ontleent een zekere energie aan die confrontaties, onaangenaam als ze vaak waren. Het zijn twee zijden aan dezelfde medaille: dynamiek en confrontatie.

Toch lijkt me de huidige verdeeldheid, aangejaagd en opjuind door de enige persoon die het land zou moeten verbinden onaangenaam, disfunctioneel en gevaarlijk. Maar Trump is enkel symptoom, het probleem was er al. Er iets fundamenteel misgegaan, Amerika is uit de rails gelopen. Als ik achterom kijk, dan is het omdat ik wil begrijpen wat er is gebeurd, hoe het zover kon komen, én omdat ik denk, hoop misschien, dat inzicht daarin zicht op de toekomst kan geven. Ik heb twee kandidaten voor de rol van kwade genius achter de huidige onaangename stemming in de VS: Richard Nixon en Newt Gingrich.

Als je, zoals ik, denkt dat de wortels van de huidige Amerikaanse verdeeldheid te vinden zijn in de jaren zestig, dan kom je onvermijdelijk uit bij Richard Nixon. Natuurlijk was hij niet de veroorzaker van de politieke en culturele verschillen die in die jaren opdoken. Die hadden hun eigen kracht. Sommige confrontaties in die jaren waren hoognodig, zoals de opheffing van de segregatie, seksuele bevrijding en vrouwenemancipatie, elementaire sociale wetgeving, sommige waren minder relevant zoals ontkerkelijking, drugs, sociale lompheid en het zielloos elkaar de maat nemen. De rampzalige oorlog in Vietnam was natuurlijk al aanwezig toen Nixon aantrad, de verantwoordelijkheid van Kennedy en Johnson.

Waar Nixon en alleen Nixon verantwoordelijk voor was, is het rücksichtslos uitbuiten van onderbuiksentimenten in zijn ‘silent majority’-campagne, waarin hij tegenstellingen op de spits dreef. De kanttekening daarbij is natuurlijk dat ook de Democraten schuld aan hadden aan die tegenstellingen. Uiteindelijk was segregatie, de Amerikaanse apartheid, een Democratische liefhebberij. Maar dat juist de Democraat Lyndon Johnson, een zuidelijke Texaan, daar doorheen brak, was een bron van ressentiment waar de Republikein Nixon vrij uit kon putten. Het verenigde zijn achterban, terwijl de Democraten in de zomer van 1968 in Chicago, tijdens de conventie, met elkaar en de politie op de vuist gingen. De Democraten werden Republikeinen en namen hun onaangename culturele vooroordelen mee.

Nixon won in 1968 op cultuur, maar het was vooral Vietnam, het wrede oprekken van de oorlog tot medio 1972 en de daarmee samengaande verharding van de tegenstand, dat het land verdeelde. De combinatie daarvan met cultuur was dodelijk – en effectief. In 1972 kenschetste de Nixon-campagne George McGovern als de kandidaat van ‘amnestie, abortus en acid’. Ook in dit geval kon Nixon moeiteloos gebruik maken van Democratisch geklungel maar hij kon niet nalaten de kloof te verdiepen.

Dat Nixon, net als de huidige president een ‘law and order’ kandidaat, inmiddels de wet had overtreden en lak leek te hebben aan elementaire regels van de rechtsstaat, kostte hem pas de kop toen zelfs Republikeinen gedwongen waren hem te laten vallen – begin 1974. Ze deden dat omdat ze niet anders konden, maar ze koesterden hun ressentiment. In 1998 namen ze wraak.

In de jaren zeventig kwam de coalitie tot stand tussen sociaal conservatieve Amerikanen en anti-overheid, anti-belasting lobbyisten. Social issues, de Amerikaanse term voor etnische en morele kwesties, werden het vehikel voor ideologen. Of scherper geformuleerd, social issues werden gebruikt door goed gefinancierde belangengroepen om hun doelstellingen te verwezenlijken. Nixons schaduw hangt nog steeds over de Amerikaanse samenleving.

Na de zielloze en behoorlijk gewelddadige jaren zeventig, vooral in het begin, leek Reagan het land weer enige eenheid te geven. De Republikeinen genoten van een twaalfjarige regeerperiode en leken hun machtspositie vanzelfsprekend te vinden. Toen ze hem in 1992 verloren, nam hun woede daarover een kwade keer. Hun grote irritatie was echter dat ze al sinds 1954 het Huis van Afgevaardigden en daarmee de doorslaggevende wetgevende macht aan de Democraten hadden moeten laten. De ambitieuze jonge afgevaardigde Newt Gingrich, afkomstig uit Georgia, was met een strategie gekomen om daar wat aan te doen. Terwijl de kleurloze oude Bush president was, begon Gingrich de politiek op te stoken, de culturele en politieke verschillen om te zetten in keiharde polarisatie.

Sluw maakte Gingrich gebruik van een nieuw medium: C-span, een helemaal op de overheid toegesneden televisienetwerk, 24 uur per dag, stelde camera’s op in de zaal van het Huis van Afgevaardigden. Gingrich zag de mogelijkheden: hij hield steeds vaker confronterende toespraken en kon erop rekenen dat die werden uitgezonden. De eerste scalp die Gingrich veroverde was die van de nu vergeten Democratische Speaker van het Huis, de ouderwetse Texaan Jim Wright. Wright had een boek geschreven dat in grote aantallen was afgenomen door lobbyisten – een veel gebruikte manier om extra geld binnen te halen. Gingrich wist er een zaak van te maken en slaagde erin om Wright afgezet te krijgen. Het was niet het enige ethische probleem dat Wright zich op de hals had gehaald maar Gingrich kreeg de eer. Hij gebruikte het om zijn positie te versterken in de Republikeinse leiderschapsstructuur. De haat tussen Republikeinse en Democratische politici groeide, contacten tussen beide partijen namen af.

In Bill Clinton, een babyboomer als er ooit een was, vonden de Republikeinen een heerlijk doelwit in hun cultuuroorlog. Geen samenzweringtheorie was gek genoeg om niet serieus te worden aangekaart door een coterie van haatzaaiers, geleid door radiopiraten als Rush Limbaugh maar getolereerd en aangemoedigd door de Republikeinse elite. Met zijn ‘Contract with America’ hielp Gingrich de Republikeinen in 1994 aan een meerderheid in het Huis en hij werd zelf Speaker. Ze begonnen eindeloze onderzoeken naar Clintons vermeende misdragingen, die culmineerden in de Lewinsky-affaire en de poging om de president af te zetten en zo de wraak over Watergate te voltooien.

Die poging mislukte maar de haat die aan beide zijden steeds meer werd gekoesterd zou de kloof verdiepen. Cultuur was het middel, macht was de doelstelling. Dat Gingrich in november 1998 als Speaker moest aftreden vanwege ethische problemen en een affaire met een 23 jaar jongere medewerker, onderstreept de hypocrisie waarmee de Republikeinse machtsgreep gepaard ging, de via het Supreme Court afgedwongen overwinning van kleine Bush in 2000 de vastbeslotenheid. De arrogantie van compromisloze zelfverzekerdheid en de hulpeloosheid van de minder scrupuloze tegenpartij wordt mooi weergegeven door deze vaststelling: Democraten brengen altijd een mes mee naar gunfight.

De cultuuroorlog werd geholpen door een in eerste instantie door progressieven onderschatte factor in de polarisatie: Roe v. Wade, de abortusuitspraak van het Supreme Court in 1973. Hoe welkom het recht van een vrouw om over abortus te beslissen ook was, de uitspraak was een probaat middel in handen van conservatieven om belangrijke doelgroepen te engageren en te motiveren. De klassieke anti-overheids en anti-belastingagenda van de Republikeinen kon nu gecombineerd worden met de cultuuroorlog. De overreach van de pro-overheid activisten gedurende de jaren zestig, zowel in uitbreiding van die overheid als dominantie van de cultuur, dat wil zeggen, het vermeende opdringen van een bepaalde levenswijze, was brandstof voor de Republikeinse machine, nu toegesneden op het binnenhalen van boze blanke Democraten. Als de politisering van het Supreme Court ergens begon dan is het hier.

Ook in een ander opzicht speelde het Supreme Court een rol. Een halte tussen Watergate en Gingrich was de hoorzitting over de voorgedragen benoeming van Robert Bork als rechter van het Supreme Court. Bork was in 1973 de resterende ambtenaar in het ministerie van Justitie die bereid was in opdracht van president Nixon speciale onderzoeker Archibald Cox te ontslaan – alle anderen hadden geweigerd en waren vertrokken. Bork deed het wel. Zijn voordracht als rechter door Ronald Reagan was omstreden vanwege Borks verleden maar vooral vanwege zijn juridische filosofie die de grondwet nogal star interpreteerde. Het was een voorspel voor de ronduit politieke benoeming van Brett Kavanaugh dit jaar, door de Financial Times terecht ‘een activist in toga’ genoemd.

De geest van Nixon en Gingrich waart nog steeds door Washington en via hun perfide invloed op het politieke proces, door Amerika. Tegelijkertijd moet je vaststellen dat het Amerikaanse politieke systeem haast automatisch leidt tot polarisatie. Het systeem versterkt en verhardt tribalisme, het groeperen van gelijkgestemden: de winner-takes-all verkiezingen, partijdige nieuwsvoorziening, het commentaar op kabelnetwerken en sociale media, de clustering van mensen in gelijkgestemde bubbles. En terwijl de Democraten het verwijt krijgen de tribalisering ten top gevoerd te hebben, won juist de partij die de blanke man als bedreigde groep behandelde, de ultieme tribe.

Dat beide partijen overdrijven is een open deur maar dat wil niet zeggen, zoals die afschuwelijke Nederlandse uitdrukking wil, dat de waarheid in het midden ligt. Er is maar één Amerikaanse partij die steeds als zij geen macht heeft het systeem laat vastlopen en als zij wel macht heeft die zonder terughoudendheid gebruikt en vaak misbruikt. Het is de Republikeinse Partij die zich met huid en haar heeft uitgeleverd aan een scrupuleloze president. Want al zijn deze trends niet nieuw, ze zijn dramatisch versneld en intensiever geworden onder een president die zijn eigen wereld creëert, zijn bindende rol verzaakt, en niet terugdeinst voor misogynie en vernedering. Bill Clinton was zeker niet zonder zonden, maar de grote, structurele schandalen, zowel in het presidentschap als in het Congres, zijn bij de Republikeinen te vinden met Trumpisme als dieptepunt.

In het huidige klimaat was de Kavanaugh-affaire exemplarisch al was het maar omdat de winnaars meer genoten van de nederlaag die ze hun opponenten toebrachten dan van de mogelijke uitspraken laat staan de kwaliteit van een conservatief Supreme Court. Het toonde ook mooi hoe opgefokte woede wordt gebruikt om de eigen groep mee te nemen. Kavanaugh zelf bezondigde zich daaraan, maar terwijl hij nog met recht boos kon zijn, was senator Lyndsey Graham in zijn over-the-top voorstelling als blanke man van middelbare leeftijd ‘die het niet mocht zeggen, maar het toch zou doen’, even huichelachtig als effectief.

Je mag dus vaststellen dat de geschetste ontwikkeling van radicalisering en obstructie van de Republikeinen niet dateert van vandaag of gisteren. Zo gezien was Trump enkel de logische volgende stap. Dat Trump en zijn stijl van werken de Republikeinen heeft overgenomen was niet vanzelfsprekend, maar goed verklaarbaar als bewuste keuze van de politieke elite. Hij past in het patroon. Waar Trump een natuurtalent is in leugen en bedrog, daar is senaatsleider Mitch McConnell daarin een professioneel expert met buitengewoon succes.

Met wat overdrijving zou je kunnen zeggen dat de Republikeinen weten dat hun conservatisme in Amerika een minderheidsstandpunt is. De strategieën die ze hebben ontwikkeld houden daar rekening mee. Simpelweg in de minderheid zijn wil niet zeggen dat ze verliezen. Met alle drie de vleugels van het politieke systeem in handen, plus een ruime meerderheid van de macht in de staten, kun je zelfs zeggen dat die strategie een spectaculair succes is geweest. In elk geval vanuit het oogpunt van macht.

In middels is conservatisme is niet direct een term die we associëren met Trump en zijn wrecking crew. Het behoud van wat min of meer organisch is gegroeid, het credo van conservatieven, staat niet op de Republikeinse agenda. Het beschaafd delibereren over hoe de samenleving eruit ziet of zou moeten zien, evenmin. Maar in andere opzichten beantwoordt hij wel degelijk aan een Amerikaanse model van confrontatie, uitdaging en immense tevredenheid met zichzelf. De narcist Trump is het vleesgeworden narcistische Amerika.

Om niet alle schuld te leggen bij de Republikeinen, hoewel die het polariseren tot kunst verheven hebben, moeten we ook vaststellen dat ook Hillary Clinton tot verdeeldheid leidde, al was dat vooral door überhaupt kandidaat te zijn. Het probleem was niet dat ze vrouw was, of progressief, of zelfs Democraat. Het probleem was dat ze een Clinton was. Niets polariseerde meer dan dat. Het Clinton complex – ‘de Clintons’ – waren ideaal als haatobject en, al mogen Democraten daarvan wegkijken, niet helemaal onterecht als je het babyboomer, zelfzuchtige, ongedisciplineerde, eigen belangen dienende presidentschap van Bill bekijkt en Hillary’s rol daarin. Overigens is het geen toeval dat veel van deze kwalificaties ook gelden voor die andere babyboomer, dienstplichtontduiker en pussygraber, Donald Trump. Over de geest Nixons jaren zestig gesproken.

Twee maal eerder heeft Amerika zichzelf moeten redden van de destructieve krachten die het land uiteenscheurden, in de Burgeroorlog en in de Grote Depressie van de jaren dertig. Misschien niet helemaal toevallig dat de Burgeroorlog in 1861 begon, ruwweg tachtig jaar na de onafhankelijkheid, en de Grote Depressie in 1929, ruim zeventig jaar na de Burgeroorlog. Wie waarde hecht aan dit soort lange cycli moet vaststellen dat we nu ongeveer tachtig jaar na de depressie en het begin van de Tweede Wereldoorlog zitten. Misschien is het tijd voor een soort van revolutie.

Die twee keren had Amerika ongelooflijk geluk dat juist op het moment van die kolossale botsing van maatschappelijke krachten leiders opdoken met het karakter en de visie om de zaak weer aan elkaar te knopen, Abraham Lincoln en Franklin Roosevelt. Als de grote kladderatsj komt – de onrust over een nieuwe crisis neemt toe, en, nog helemaal los daarvan, Donald Trump is heel goed in staat zijn eigen politieke crisis te creëren door roekeloosheid of incompetentie – dan kun je alleen maar hopen dat er een politicus opstaat van dat niveau. Dat er iemand wordt gekozen die niet de haat de andere kant op jaagt maar die juist overstijgt. Kandidaten lijken niet voorhanden, maar dat is inherent aan deze omstandigheden. De verlosser zal pas zichtbaar zijn als verlossing echt nodig is. Of misschien gaat het deze keer echt mis en gaat Amerika als dominante wereldmacht ten onder aan zijn eigen destructiviteit. Misschien is er geen verlossing.

Ik begon met vast te stellen dat Amerika altijd al neigde naar tweespalt, naar confrontatie, naar voortdurende these en antithese als je het zo wilt noemen. Meestal was de synthese een praktische zaak, een compromis of een feitelijke ontwikkeling die de scherpe kantjes verzachtte, of die een nieuwe werkelijkheid creëerde waarmee het land verder kon. De rijke Republikein Theodore Roosevelt was geniaal in het temperen van de excessen van het ongebreideld kapitalisme aan het einde van de negentiende eeuw. De vraag is of Amerika in staat zal zijn met de volgende grote crisis om te gaan.

Trump lijkt die crisis, maar misschien is het nog niet zo ver, wellicht is de crisis niet groot genoeg. Misschien zwaait de pendule straks gewoon de andere kant op. Of mogelijk gaan de Democraten de raad van Hillary Clinton opvolgen en gaan ze de methoden van de Republikeinen gebruiken om de kiezers hun kant op te krijgen. Dan zou niet verbinden maar simpelweg anders verdelen, dezelfde kloof maar dan met de andere kant aan de macht, het thema worden, met kwalijke gevolgen voor een samenleving die toch al lijdt onder gebrek aan binding. ‘Je kunt niet beschaafd omgaan met een politieke partij die alles wil vernietigen waarvoor je staat’, zei Clinton die haar nederlaag mede dankte aan het wegzetten van Trump-kiezers als ‘verwerpelijke lui’. Het is een mooi voorbeeld van haar politieke toondoofheid en het enige antwoord zou moeten zijn: als je een moddergevecht aangaat met een varken, dan weet je bij voorbaat wie er wint. Clinton heeft laten zien dat ze geen leervermogen heeft, als ook de Democraten dat blijven uitstralen, verdienen ze hun lot. Je zou er blijvend pessimistisch van worden.

Dit is niet de plek om de mogelijkheden voor 2020 te onderzoeken, maar een eerste oppervlakkige analyse stelt niet gerust. Het huidige roedel bejaarden en showboats gaat het niet doen. Dit is wel de plek om vast te stellen dat de deze verkiezingen in november niets gaan oplossen en mogelijk de kans op echte problemen enkel vergroten. Als de Democraten het Huis winnen, zoals waarschijnlijk is, dan moeten we vrezen voor ‘overreach’ door stupide onderzoeken en een onverstandige impuls om aan te sturen op impeachment, plus obstructie á la de Republikeinen. Donald Trump zal er energie aan ontlenen. Zijn genius is precies die drukpunten te vinden die zijn tegenstanders machteloos maken, juist die zwakheden uit te buiten die zich lenen voor zijn manier van ontmanteling. Hij is een roofdier: Trump ruikt zwakte en reageert met dodelijke kracht. Door hun afschuw van de man neigen de Democraten ertoe zijn kracht te onderschatten.

Als de Republikeinen het Huis en de Senaat zouden behouden en we op 7 november vast moeten stellen dat de kiezers hem en zijn partij niet hebben gestraft voor hun wangedrag maar dat juist hebben beloond, dan zullen we minstens tot 2020 een systeem van machtenscheiding hebben waarin de machten niet gescheiden zijn en de meest destructieve kracht in Amerika, de Republikeinse elite, een vrij schootsveld heeft. Wie denkt dat verdere Verelendung nodig is om te komen tot een echte revolutie kan daar wellicht enig optimisme aan ontlenen.

Zo gezien is de keuze op 6 november er een die de verdeeldheid weerspiegelt: of Amerika komt massaal in opstand tegen het Trump-McConnell regime, of het accepteert Trump, de Republikeinen en hun zachte maar gestadige ondermijning van het liberale democratische systeem. Vooral lijkt het erop dat de huidige confrontatie nog niet in het stadium is gekomen dat Amerika er nieuwe energie aan ontleent, nieuw elan, en de mogelijkheid om nieuw leiderschap te kiezen. De these en de antithese zijn duidelijk. Wat de synthese zal moeten zijn, blijft voorlopig verborgen. We zullen moeten leven met die verdeeldheid.