Meer Amerikaanse toestanden, graag

In het najaar van 2003 maakte Haci Karacaer, de Amsterdamse leider van de Turkse moslimbeweging Milli Görüs een rondreis door de Verenigde Staten. In het Hollands Dagboek dat hij voor NRC Handelsblad bijhield, schreef Karacaer over zijn indrukken. Hij bezocht onder meer het Islamic Center of Greater Cincinnati, waar hij zich onder de indruk toonde van de omvang van het complex, maar vooral van de andere manier waarop Amerikaanse moslims omgaan met hun geloof en hun samenleving. Mannen en vrouwen komen door dezelfde ingang, jongens en meisjes zitten in dezelfde klas. De kinderen mogen tekenen, foto’s maken en mensen afbeelden. Docenten zijn moslim en niet-moslim, met en zonder hoofddoek. ‘Islamitische identiteit’, concludeert Karacaer, ‘is hier geen excuus om je te isoleren, maar een inspiratiebron.’ Hij stelt vast dat de moslimgemeenschap hier ‘zeer ontwikkeld’ is. Ze hebben zelf voor het gebouw betaald, in het bestuur zit een niet-moslim. De vrouwen blijken ‘zeer divers. Zeer modern, super opgemaakt en zeer traditioneel gekleed. Maar allemaal hoog opgeleid en geëmancipeerd.’ ‘Het zijn geen vrouwen die zich door de mannen de wet laten voorschrijven.’ Schijn kan bedriegen, maar het lijkt erop dat Tweede-Kamerlid Hirsi Ali hier in de Verenigde Staten weinig werk hoeft te verrichten. Karacaer waagt zich niet aan een analyse van het waarom achter deze opvallende verschillen met Nederland. Wel merkt hij in een tussenzinnetje op: ‘In vergelijking met Nederland staat er geen horde mannen in en om het gebouw.’

Waar zouden die mannen zijn? Ik denk dat ik het wel weet. Ze zijn aan het werk. Immigranten in Amerika krijgen niets op een presenteerblaadje aangereikt. Ze moeten voor zichzelf en hun familie zorgen. Ze helpen elkaar, vanuit hun gemeenschap, die tegelijkertijd fungeert als veiligheidsnet en als trampoline. In Amerika krijg je de kans niet om rond een moskee te hangen.

Als dat klopt, dan heeft Karacaer het antwoord bij de hand. Niet alleen hijzelf maar ook de Nederlandse samenleving zou eens in het grootste immigratieland ter wereld moeten kijken hoe het komt dat daar geen tweede- en derdegeneratieproblematiek is.

Mijn stelling is dat daar twee redenen voor zijn. Om te beginnen is Amerika niet alleen een immigratieland maar is het zich daar ook zeer van bewust. Nederland is ook een immigratieland, maar in ontkenning. Ten tweede heeft Amerika geen verzorgingsstaat en de bijbehorende verstikkende en initiatieven dodende overheid zoals Nederland die kent. Die twee redenen wil ik meteen in elkaar schuiven, want ze hebben nadrukkelijk met elkaar te maken.

Een op immigratie ingestelde samenleving hecht veel waarde aan zelfhulp en zelfwerkzaamheid. Moslims, en niet alleen zij maar alle immigranten in de Verenigde Staten (van de 290 miljoen Amerikanen zijn er 31 miljoen niet in de Verenigde Staten geboren), krijgen geen overheidshulp. Ze moeten het zelf rooien. Een van de resultaten is dat tweede-generatie-immigranten (in Amerika geboren) niet tegenover ‘echte’ Amerikanen gesteld worden. Ze zijn Amerikaan net als ieder ander. Het woord allochtoon bestaat niet in Amerika. Zeker, er zijn Chinees-Amerikanen, Italiaans-Amerikanen, Mexicaans-Amerikanen en nog honderd andere varianten. Maar ze zijn allemaal Amerikaan, ze spreken voor het overgrote deel Engels en ze werken zich een ongeluk. Is er geen discriminatie? Natuurlijk wel. Voor een belangrijk deel lost die zichzelf op. Etnische groepen, die heerlijk bij elkaar kunnen blijven wonen als ze dat willen (maar de tweede en derde generatie vertrekt vanzelf), creëren zelf hun economische massa. Aziaten werden in de jaren vijftig en zestig ook in Californië danig gediscrimineerd, maar geen mens die dat nu nog doet. Ze zijn te belangrijk. Probeert u gewoon maar eens die vraag te beantwoorden: waarom zouden tweede en derde generatie etnische Nederlanders zo heel veel anders zijn dan tweede en derde generatie Amerikanen? Nee, geloof is het niet. Ooit kwamen miljoenen Ierse, Gealic sprekende, katholieke armoedzaaiers naar de Verenigde Staten. Priesters werden gezien als afgezanten verkenners van van Rome , kien op het vergroten van de invloed van de moederkerk. Armoede en achterstand is het ook niet, want de Italiaanse, Poolse, Russische en nu Mexicaanse immigranten kwamen uit de meest achterlijke en armoedige gebieden van Europa. Er is een hele bibliotheek van romans over de ervaring van de immigrant. Of kijk naar The Godfather -vooral Part II – waarin de jonge Italiaan zich een plaats verwerft in de wereld.

 

Waarom zouden Turks-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse kinderen, hier opgegroeid en hier geworteld, zich anders gedragen dan Amerikanen met een streepje? Waarom zouden etnische groepen hier niet bij elkaar kunnen blijven zitten of elkaar opzoeken, zoals in Amerika gebeurt? Houd op met leuteren over spreiding. Amerikaanse steden zijn vol wijken met etnisch ongemengde groepen. Het is hun thuisbasis en hun springplank naar succes. Een eigen geografische plek biedt geborgenheid en bescherming. De Amerikaanse problemen van vooroordelen en parallelle samenlevingen kan Nederland juist voorkomen omdat getto’s hier nooit erg groot zullen kunnen worden.

Zou het kunnen dat de verstikkende polder en de alle initiatief afremmende verzorgingsstaat ons grootste probleem is? Niet alleen het probleem van de etnische Nederlander maar ook dat van de platgeslagen, initiatiefloze en zich voortdurend bedreigd voelende Hollander?

We moeten ons door de moord op Van Gogh, een extreme maar ook geïsoleerde daad die in een vrije en open samenleving niet te voorkomen is, niet laten afleiden van de zaken waar het werkelijk om gaat. Het grootste Nederlandse probleem is de verzorgingsstaat en het mensbeeld waarop die gestoeld is. Lange tijd waren we er zo trots op dat we ons niet realiseerden dat de tijd ons al had ingehaald. Ik zal hier niet ingaan op de redenen waarom we ons verkeken hebben en waarom we zo traag waren met het openen van onze geesten voor de wereld zoals die werkelijk in elkaar zit. Laat het voldoende zijn te constateren dat de verzorgingsstaat niet houdbaar is. Punt uit. Laat het voldoende zijn vast te stellen dat ons mensbeeld van een goedwillende, meewerkende en op het algemeen belang ingestelde burger niet, of in elk geval, niet meer, klopt. Nederland is ziek. Dat geldt voor Nederlandse Nederlanders, Turkse Nederlanders en Marokkaanse Nederlanders – voor iedereen. We zijn verslaafd aan hulp. Overal is beleid voor, overal is een potje voor, overal een regeling. Ik zit in het Concertgebouw met subsidie, maak zogenaamd journalistieke reizen met subsidie. Honderdduizenden Nederlanders zitten zonder enige hoop of aansporing op zelfverbetering thuis met een uitkering, volgen herscholingen of opleidingen op kosten van de samenleving, schrijven opiniepagina’s vol met pietluttigheden. We zijn niet decadent zoals soms wordt gesteld, we zijn gewoon lui. Gegeven de omstandigheden is dat een rationele reactie. We zijn lui in ons gedrag, lui in ons denken en lui in de zin dat we onze verantwoordelijkheid hebben uitbesteed. Niets wordt van ons gevraagd en niets wordt gegeven. Sociale zorg? Daar is de overheid voor. Integreren? Daar moet je beleid voor maken. Een tegenvaller? Compensatie vragen. Een regeling voor de ene bedreigde groep, dan regelingen voor honderden groepen. Lastige Turks-Nederlandse kinderen? Onderwijzers op vakantie naar Turkije. Alles willen we regelen, alles moet Den Haag doen. De teleurstelling is onvermijdelijk, waardoor het vertrouwen in de politiek verder afneemt. Gevaarlijk en onnadenkend populisme of, in intellectuele kringen, pessimisme en paniek zijn het resultaat.

De essentie van onze problemen zijn we zelf, etnische Nederlanders en de rest. Het is ons Nederland dat een probleem is, voor ons allemaal. De kern van een oplossing zit erin dat we onszelf, individueel en gezamenlijk, weer verantwoordelijk moeten maken voor wat er om ons heen gebeurt. Jazeker, de overheid is de vijand als hij de normale menselijke processen afremt, ontmoedigt of zelfs verhindert.

Het probleem is niet extremisme, geloof of gebrek aan tolerantie. Met extremisten –

moslim of milieufreak – zullen we leren te leven. Het is een lastig en gevaarlijk fenomeen maar onontkoombaar. Waar we niet mee mogen leven, is met onze luie samenleving die mensen niet aanspreekt op alles wat hen mensen én burgers maakt. Daar kunnen we wat aan doen.

 

De Nederlandse problemen zijn die van een overrijpe verzorgingsstaat. Als daarin niets gebeurt, blijven die problemen doorzieken. Dat vraagt andere politici. Ze moeten niet simpelweg doen wat hun focusgroepen en achterbannen zeggen, en al helemaal niet links- of rechts-conservatief zijn in hun verlangen alles te willen behouden wat ooit gerealiseerd is. Dat zijn achterhoedegevechten. Ze, we, moeten nieuwe wegen vinden, nieuwe voorstellen doen en bannen doorbreken. Misschien dat dan ook de interesse in wat politici doen terugkomt. Nu worden ze aan alle kanten opgejaagd, maar uiteindelijk draagt de burger zelf niets meer bij dan een proteststem als hij weer teleurgesteld is in zijn overspannen verwachtingen.

‘Hoe nu verder’ klinkt als een wanhoopskreet. Dat is niet nodig. Het probleem is onveranderd de aanpassing van de verzorgingsstaat. Dat is geen etnisch probleem. Het probleem is leiderschap, visie. Dat heeft niets met moslim of niet-moslim te maken. Milli Görüs’ Haci Karacaer zag wat we van Amerika kunnen leren. Iedereen die de moeite neemt om naar het immigratieland bij uitstek te kijken, ziet dat. We hoeven niet hetzelfde te doen als de Amerikanen, maar zoals wíj het zelf hebben gedaan, dat werkt zeker niet. De ontmanteling van de verzorgingsstaat moet een nationaal project worden, gedragen door allen. Dat wil niet zeggen dat we niets moeten regelen maar wel dat we radicaal moeten gaan denken om überhaupt wat gedaan te krijgen.

In december werd gemeld dat nu acht procent van de detailhandel in Nederland wordt gerund door iemand van buitenlandse afkomst. Nog los van wat dit betekent (buitenlands = ook in Nederland geboren Turks of Marokkaans? – opnieuw een vernietigend effect van het gebruik van het begrip allochtoon/buitenlands), geeft dit cijfer en de verwachte groei in deze sector bij uitstek aan dat mensen, als je ze aan zichzelf overlaat, heel goed weten wat ze moeten doen. Het probleem is de overheid, het probleem is beleid dat denkt dat je alles kunt organiseren, alles kunt maken. iets wil bereiken dat het probleem is Het probleem is de politiek, de samenleving, die denkt dat overal een kant en klare oplossing voor is, die we gewoon beleidsmatig kunnen verwezenlijken. Dat is, zo zouden we moeten weten, goedbedoeld gerommel met kwalijke gevolgen. Dit is geen pleidooi voor marktwerking maar voor menswerking. Daarop inspelen is een noodzaak. Als wij het niet doen, doet de wereld het. We kunnen Nederland nog langer dichttimmeren en proberen ons gevederde nest te beschermen, maar het zal niet mogelijk blijken. Meer Amerikaanse toestanden, graag.