De wereldverbeteraars zitten in Washington

Op 15 februari (2003) zal Amsterdam vollopen met demonstranten tegen de oorlog in Irak – althans, dat hopen de organisatoren. De boodschap zal zijn dat er niets moet gebeuren met Irak, dat Amerika niet moet denken dat ze zomaar op eigen houtje dictators kan afzetten en landen kan bevrijden. Nog net niet ‘Handen af van Saddam’ maar veel zal het niet schelen. Tezelfdertijd zullen in Washington de voorbereidingen worden afgerond om het Midden Oosten revolutionair te veranderen met als doelstelling om door het brengen van economische en politieke vrijheid deze regio de stabiliteit en de vrede te verschaffen die ze al tientallen jaren ontbeert.

Het is een curieuze omkering: de wereldverbeteraars zitten in het Witte Huis, de hoeders van de status quo lopen op straat. Deze voorstelling van zaken is maar een beetje gechargeerd. Want president Bush is een vertegenwoordiger van een uitstervende soort: iemand die gelooft in de maakbare internationale samenleving. De oorlog in Irak die hij zo vastbesloten is te voeren gaat dan ook niet om olie maar om een ideaal dat vooral Nederlanders zal aanspreken: een betere wereld.

Wie het Amerikaanse optreden puur door strategisch-realistische bril bekijkt, slaagt er niet in de vele vragen die het beleid oproept te beantwoorden. Wie slechtheid of domheid als belangrijkste Amerikaans motieven veronderstelt, stelt überhaupt geen vragen. Maar wie accepteert dat deze regering vastbesloten is haar macht te gebruiken om de wereld fundamenteel te veranderen, die begint wat te begrijpen van wat er omgaat in Washington. Jazeker, de moralisten zijn aan de macht. Ze hebben een missie. Dat komt niet door een overvloed aan evangelische Christenen met ontoombare zendingsdrang, maar omdat ze handelen in een lange traditie van wereldverbeteraars waarvan Woodrow Wilson, president van 1913 tot 1921, de bekendste en meest succesvolle vertegenwoordiger was. Het is een eerbare en sterke traditie in de Amerikaanse buitenlandse politiek – zij het dat hij veel beschimpt werd door superrealisten als Henry Kissinger en tot nog toe vaak werd bewonderd door de Europeanen.

Hoe is deze omkering van waarden tot stand gekomen? Elf september is het simpele antwoord. In twee opzichten waren de aanslagen op elf september de katalisator voor de ontpopping van George W. Bush als een moderne Wilson. In de Amerikaanse analyse kwam deze vorm van terrorisme voort uit de economische en politieke achterlijkheid van het Midden Oosten. Het was geen toeval dat de piloten die het WTC binnenvlogen hoogopgeleide, middenklasse Saudi’s waren. Hun daad was een uiting van frustratie, voortkomend uit de uitzichtloosheid van de economische en politieke ontwikkeling in hun land. De enige manier waarop deze mannen een statement konden maken was als held van fundamentalistisch terrorisme. In de visie van Bush, zoals die ook is neergelegd in de opmerkelijk interessante National Security Strategy die in september werd gepubliceerd, is het Midden Oosten een regio waaraan de moderniteit voorbij is gegaan. Die moderniteit bestaat in de Amerikaanse visie in het verschaffen van economische mogelijkheden voor de burger, vergezeld van de politieke, democratische mogelijkheden die ervoor zorgen dat landen stabiel zijn en flexibel genoeg om met de wereld om hen heen om te gaan op eigen termen.

Zeker, het is een heel Amerikaanse visie: meer economische groei brengt meer democratie en de twee samen nemen de voedingsbodem weg voor terrorisme. Zo bezien moet de strijd tegen het terrorisme beginnen met het wegnemen van de voedingsbronnen ervan – dat is de link tussen Irak en terrorisme. In deze visie is het militair indammen van Irak vanzelfsprekend geen oplossing, want dat zou een militaire betrokkenheid vergen in omringende landen. Wat pleiters voor containment vergeten is dat juist die Amerikaanse aanwezigheid in omringende landen het motief was voor Bin Laden om aan te vallen.

Een tweede reden waarom elf september de zaak fundamenteel veranderde is dat deze plannen voor een betere wereld, voordien op zijn best latent aanwezig, opeens mogelijk werden. De aanslagen boden een once-a-lifetime-opportunity om actie te ondernemen. Er was verontwaardiging, angst, offerbereidheid en daardoor steun voor verregaande actie. Zonder elf september zou de president daarvoor nooit voldoende steun hebben gekregen. En er was een land dat als aanknopingspunt kon fungeren om woorden in daden om te zetten: Irak.

Want Irak mag dan het eerste project zijn – ongetwijfeld tot genoegen van de Israel lobby, maar niet door hen besloten – het is slechts een stap in deze opschuddings strategie voor het Midden Oosten, met als einddoel stabiliteit en een meer realistische vrede tussen Israël en de Palestijnen. Het blijft immers raar dat honderden miljoenen Arabieren zich drukker maken over het lot van de Palestijnen dan over hun eigen lot, daartoe opgejuind door zowel de fundamentalisten als de zittende machthebbers. Met andere woorden: geef de gewone mensen meer kansen en ze maken zich drukker over hun eigen lotsverbetering, zodat hun machthebbers in hun luxe-imperia de Palestijnse zaak niet kunnen misbruiken en er misschien ruimte ontstaat voor een oplossing.

Het is duidelijk dat niet alleen strategische overwegingen maar ook een sterk moreel gevoel dit beleid drijven. Amerika neemt enorme risico’s, dat is waar, en het is typisch Amerikaans om te denken dat wie de juiste idealen nastreeft altijd zal winnen. Europeanen zijn daar niet zo zeker van maar slagen er niet in hun eigen idealen te formuleren, laat staan een beleid te ontwikkelen dat perspectieven biedt voor het Midden Oosten. Ernstiger is dat Europeanen de motieven van president Bush niet (willen) begrijpen, waardoor het lijkt alsof er een enorme kloof in waarden opduikt tussen de VS en Europa. Die is er niet. De VS zijn net zo, of meer toegewijd aan de verspreiding van democratische rechten, van de rechtsstaat en open markten als Europa. Het verschil is dat ze handelen naar die waarden. Sterker, ze vinden dat ze hun macht moéten gebruiken. Waar heb jehem anders voor?

Zoals Condoleezza Rice, die in deze mag gelden als zegsvrouw voor Bush zelf, in een opinieartikel schreef: ‘Grootmachten kunnen miljoenen levens beïnvloeden en de geschiedenis veranderen.’ Door elf september, zo ging ze verder, is een samenloop van gelijke waarden en gelijke belangen ontstaan ‘die een moment schept van fantastische mogelijkheden.’ Ze stelt dat Bush streeft naar een ‘machtsbalans die vrijheid voorop stelt. . We hebben een verantwoordelijkheid om een wereld op te bouwen die niet alleen veiliger is maar beter.’ Veel mensen zullen dit als politieke pruttelpraat beschouwen maar de regering in Washington gelooft dit oprecht, net als wat ze eraan toevoegde: ‘Amerika zal, samen met onze internationale partners, armoede, ziekte en oppressie bestrijden omdat het moet geburen – en omdat het verstandig is. We hebben gezien hoe arme staten zwakker kunnen worden en zelfs failed states, kwetsbaar voor terroristische netwerken..’

De neiging om dit allemaal weg te zetten als propaganda en praatjes voor de vaak is onweerstaanbaar maar onverstandig. Deze mensen menen het. Ze willen hun stempel drukken op de geschiedenis en laten er geen misverstand over bestaan over hoe dat moet. Voor hen geen Clintoniaans pappen en nathouden of Europees geschipper tussen verschillende belangen, maar een rechte lijn naar het doel. Voor een goed begrip: deze idealen zijn niet ontbloot van eigenbelang. Natuurlijk heeft de VS belang bij stabiliteit in het Midden Oosten, in de breedste zin. Maar laat dat nu ook precies het belang zijn van zowel de Arabische burger als van de rest van de wereld. Over het ideaal bestaat geen verschil van mening.

De risico’s zijn groot (ook voor Bush’ presidentschap). Voor militaire analisten en praatgrage diplomaten zullen ze allicht te groot zijn. Maar er zit meer idealisme achter dan we vaak bereid zijn te zien. Meer idealisme in elk geval dan achter het Europese verlangen naar het volgen van de juiste procedures, gebruik van de VN, het geven van laatste kansen en vooral, eindeloos praten en niets doen. Is het bedreigend dat de VS bereid zijn hun militaire macht in te zetten om hun idealen te bereiken? Alleen als je denkt dat gebruik van militaire macht altijd slecht is. Na Kosovo (na de Balkan in het algemeen) kunnen Europeanen dat moeilijk volhouden. Het valt ruimschoots te verdedigen dat de VS hun militaire macht in brede zin zelden hebben ingezet uit puur malicieuze overwegingen, voor verovering of om eng omschreven economische of imperiale belangen veilig te stellen – wat niet wil zeggen dat ze er soms niet onverstandig mee omspringen.

Cru gezegd: oorlog, of de dreiging ermee, als middel om een belangrijke verandering tot stand te brengen, wordt in onze denkwereld nogal onderschat. We hebben de neiging om onze Europese ervaringen te vertalen naar de regel dat oorlog enkel mag om een aanval af te slaan. Amerika voelt die beperkingen minder, zeker niet nu er feitelijk sprake is van een aanval op hun eigen grondgebied. Het Amerikaanse streven om de grondoorzaken voor die dreigingen weg te nemen, is alleszins begrijpelijk en valt, ook in ons denkraam, zelfs idealistisch te noemen. Uiteindelijk zijn het Amerikaanse soldaten die gaan sneuvelen en wat de cynici daar ook van zeggen, geen enkele president gaat daar lichtvaardig mee om.

Of het realistisch is, blijft een inschattingsvraag. Maar wel kunnen we zeggen dat de realiteitswaarde van de Amerikaanse strategie stijgt naarmate er meer bondgenoten meedoen met hun beleid. Daarom is het zo jammer dat, afgezien van de Engelsen, de Europeanen zich in praktische zin hebben geneutraliseerd. Als Europa actiever mee zou doen, zouden de risico’s van Amerikaanse overmoed en verkeerde inschatting minder groot zijn dan nu Europa alleen maar aan de kant staat te roepen. Is dat een reden om alles voor zoete koek te slikken? Nee, natuurlijk niet. Maar er is een punt waarop je een grotere invloed kunt uitoefenen door mee vuile handen te maken dan door stijfkoppig te roepen dat niets goed is, niets mag en oorlog altijd, overal verboden is. Europa dreigt dat punt te missen. Dat is niet alleen jammer omdat Europa zo een kans mist om tot een gezamenlijk beleid te komen voor een naoorlogs Midden Oosten, maar ook omdat het Amerikaanse idealisme de meeste kans op succes heeft als hun realistische en cynische vrienden ook wat in de melk te brokken hebben. Misschien moet de demonstratie een ander thema krijgen: tegen moralisme in de buitenlandse politiek. Dáár zou Nederland nog eens van opkijken.