Amerikaanse conservatieven zijn permanent gefrustreerd

Sociaal conservatieve kiezers, voornamelijk te vinden in de Republikeinse achterban, klagen erover dat zij steeds aan het kortste eind trekken. Hun genomineerde is altijd een gematigde establishment figuur. Ze hebben gelijk en het is een van de redenen waarom Newt Gingrich met zijn anti-establishment verhaal nog een aardig eind kan komen.

Kijk naar de geschiedenis van Republikeinse kandidaten. In 1964 kregen de conservatieven de man die ze wensten, de radicale conservatieve aartsvader Barry Goldwater, een man die overigens op privaat terrein bepaald niet zo conservatief was als de huidige geloofsverdwaasden. De Republikeinen verloren in 1964 als nooit tevoren en het veroordeelde de conservatieven voor jaren tot de achterbankjes. In 1968 kregen ze Richard Nixon opgedrongen die in geen enkel opzicht conservatief was – sterker nog, onder Nixons leiding groeide de verzorgingsstaat als hij daarna nooit meer gedaan heeft en werd de nu verketterde EPA opgericht, het Environmental Protection Agency.

Gerald Ford, nodeloos te zeggen, was een brave borst die de conservatieven niet kon enthousiasmeren. Toen president Ford boog voor de predikanten in zijn partij door vice president Nelson Rockefeller, een establishment Republikein als er ooit een was, te laten vallen, was zijn reputatie voor eerlijkheid geruïneerd zonder dat hij er iets mee won. De conservatieven haakten hun karretje aan bij Ronald Reagan, een nationaal conservatief die op het terrein van de sociale issues de juiste geluiden maakte maar er in zijn twee termijnen niets aan deed. Dat Reagan nu een soort heilige is geworden voor Gingrich en zijn volgelingen is licht ironisch. Reagan verhoogde de belastingen, liet de overheid groeien en deed niets aan social issues. De conservatieve lieveling werd afgevaardigde Jack Kemp maar die zou landelijk nooit doorbreken (behalve als vp kandidaat in de falende Dole campagne van 1996).

In 1988 werden de conservatieven opnieuw bij de neus genomen doordat de partij een establishment figuur op de troon zette: de patriciër George H.W. Bush, die maar wat riep op het terrein van social issues en verder een gewone Wall Street conservatief was. De pathetische televisiepredikant Pat Robertson maakte in Iowa zijn opwachting maar kon in de rest van het land waar ze minder gediend waren van het bidden om orkanen van richting te veranderen niets bereiken. Het establishment won en dat deed ook Bush.

In 1992 kwam Pat Buchanan, een radicaal rechtse katholieke (gezien zijn proto-fascistische neigingen niet irrelevant in deze context) houwdegen, in New Hampshire uit het kreupelhout om Bush het vuur aan de schenen te leggen. Hij kwam niet ver, maar mocht op de conventie het woord voeren (pas op met Ron Paul, Romney!) en dat deed op zo’n intolerante manier dat de Democraten er van profiteerden. Bush verloor en de sociaal conservatieven, van wie een aantal hun heil had gezocht bij de zakenman Ross Perot, vonden dat niet zo heel erg.

Ze hoopten op een nieuwe kans in 1996. Enfin, het verhaal wordt saai: hun lievelingen Pat Buchanan, Steve Forbes en Phil Gramm overleefden het niet. Het establishment won opnieuw en de inmiddels tamelijk oude Bob Dole mocht het opnemen tegen Clinton. Jack Kemp mocht de sociaal conservatieven nog wat hoop geven op een vertegenwoordiger maar samen verloren ze natuurlijk.

In 2000 hoopten de sociaal conservatieven op Steve Forbes maar vooral op de onuitstaanbare Gary Bauer van de club Family Values. In Iowa won de kleine Bush echter, op de premisse dat hij ook redelijk conservatief was. Na New Hampshire was alleen John McCain nog in de race, toen nog niet geriatrisch gehandicapt maar een authentieke opstand kandidaat. Bush rekende er mee af. God en gebod waren vaak te horen tijdens de Bush jaren en menig sociaal conservatief was niet ongelukkig. Kleine Bush breidde echter zowel de overheid als de Amerikaanse internationale foot print behoorlijk uit, niet tot genoegen van conservatieven. Vier jaar na zijn aftreden is er geen enkele sociaal conservatief die heimwee heeft naar de Bush jaren, al heeft de president door zijn benoemingen voor het Supreme Court, in al zijn krukkigheid (hij stelde zijn hulpje in het Witte Huis voor), de Amerikaanse samenleving behoorlijk wat conservatiever gemaakt.

In 2008 moesten de sociaal conservatieven het doen met de flip floppende oude man John McCain. Geen sociaal conservatief die hem, voormalig straight talker, vertrouwde, maar Mike Huckabee, de olijke basspelende predikant uit Arkansas, haalde McCain nog bijna onderuit. Dank zij het establishment systeem van winner takes all in alle voorverkiezingen, won McCain. Dat hij vervolgens verloor in een knullige campagne die voor sociaal conservatieven alleen werd opgevrolijkt door het opduiken van Sarah Palin, inclusief ongewenst zwanger kind en dergelijke, zat de meeste conservatieven niet echt dwars.

En nu in 2012, na drie jaar activisme van de Tea Party, worden de sociaal conservatieve kiezers opnieuw, er is geen ander woord voor, genaaid door het establishment. Het liefst hadden ze een Michele Bachmann of een andere recht-in-de-leer evangelische gezien maar alles is dan toch nog beter dan die Mormoon zonder eigen waarden, Mitt Romney, de establishment kandidaat bij uitstek. Vandaar, na al die jaren frustratie, dat de sociaal conservatieven zullen blijven stemmen op Gingrich en het nog wat conservatievere deel op Santorum. Ze zullen ook deze keer het afleggen tegen de machtige bazen in Washington en opnieuw gefrustreerd afdruipen.

Ze zijn met een hoop, die conservatieve radicalen, misschien wel dertig procent van de Amerikanen (volgens Maarten van Rossem psychopaten maar hij vergist zich, het zijn enkel evangelische gelovigen die soms ook katholiek zijn). Maar vanwege hun compromisloosheid zullen ze altijd blijven verliezen. Voor de rest van de wereld is het fijn dat ze meestal ook de establishment kandidaat nog flink voor de voeten lopen.

De reden waarom de Republikeinse Partij nu vol zit met deze mensen is overigens de grote ommekeer die plaatsvond na 1965, na de burgerrechten wetgeving. Blanke arbeiders en blanke zuiderlingen stapten toen over naar de Republikeinen en hebben van de partij van Lincoln een partij van kleine luyden gemaakt. Ieder succes heeft zijn prijs.