De Amerikaanse democratie deugt niet

Anno 2023 kunnen nog meer vragen gesteld worden over de kwaliteit van de Amerikaanse democratie. Ik verwijs u naar mijn blogs de afgelopen jaren.

   Klopt helemaal

   Zit wel wat in, maar…

X Onzin

Hoe dit cliché ons denken is binnengeslopen, weet ik niet, maar onzin is het. Als je kijkt naar het aantal gekozen functionarissen, dan zijn er weinig landen waar er méér democratie is te vinden. Volgens het US Census Bureau, dat dit soort statistieken bijhoudt, zijn er ruim een half miljoen gekozen functionarissen in Amerika. Dat wil zeggen dat één op de 360 Amerikanen van kiesgerechtigde leeftijd een gekozen functie heeft. In de meeste gevallen gaat het om lokale ambten: ruim 490.000. Op het niveau van de staten waren er meer dan 18.000 burgers actief, de helft van hen als gekozen functionarissen of rechters.

Dat is nog maar het halve verhaal. Vaak wordt in voorverkiezingen bepaald wie de kandidaten zullen zijn, wat het aantal keuzemogelijkheden nog eens verdubbelt. Daarnaast hebben veel staten en county’s een vorm van directe democratie, via referenda of recall-verkiezingen waarbij functionarissen worden afgezet. Het meest dramatische voorbeeld hiervan zagen we in Californië toen in 2003 de zittende gouverneur naar huis werd gestuurd en Arnold Schwarzenegger in zijn plaats werd gekozen. Als nieuwe gouverneur vroeg Schwarzenegger een paar maanden later aan de kiezers toestemming een gigantische lening af te sluiten en de sociale verzekeringen van Californië te herzien.

Aan verkiezingen geen gebrek dus. Als je alle gelegenheden bij elkaar optelt waarbij burgers een keuze hebben, dan vinden er in een vierjaarlijkse politieke cyclus meer dan een miljoen aparte verkiezingen plaats. Niet dat de Founding Fathers het zo hadden bedoeld. De opstellers van de Grondwet hadden een behoorlijke scepsis over de mate waarin het volk zonder restricties moest kunnen kiezen.

Maar het systeem dat ze opzetten, bleek er wel toe te leiden. Al in de jaren dertig van de negentiende eeuw terwijl in Europa nog koningen in zwang waren werden allerlei voorwaarden voor het kiesrecht afgeschaft waardoor feitelijk de hele mannelijke bevolking kon meestemmen. Op lokaal en staatsniveau konden functionarissen echter behoorlijk traineren, zodat zwarte Amerikanen tot ver in de twintigste eeuw hun kiesrecht werd onthouden. Vrouwen kwamen er in 1920 bij. Formele hinderpalen voor de participatie van zwarte Amerikanen werden afgeschaft door de ‘Voting Rights Act’ van 1965 en door een aantal uitspraken van het Supreme Court. Het 26e Amendement ten slotte, dat in 1971 werd geratificeerd, verlaagde de minimumleeftijd voor passief kiesrecht tot achttien jaar.

Echte vertegenwoordigers

Amerikanen kiezen zich rot. Vergelijk het met Nederland en je realiseert je dat wij helemaal niets te kiezen hebben. Bij parlementsverkiezingen krijgen we een lijst voorgeschoteld van onbekende partij-activisten, opgesteld door een partijcongres bestaande uit een beperkt deel van het geringe aantal leden. Wie zijn stem uitbrengt op zo’n lijst meestal op het enige bekende gezicht, de lijsttrekker moet maar afwachten wat er daarna gebeurt. Eerst beslist ons niet-gekozen staatshoofd wie een regering mag samenstellen. Vervolgens kunnen maandenlange onderhandelingen leiden tot bizarre coalities met programma’s waar geen kiezer aan te pas is gekomen. De premier kan van buiten het parlement komen. Een Amerikaan zou er geen genoegen mee nemen.

Ik bedoel: het is ook maar een systeem, en het is maar net waar je aan gewend bent. Het is onze zaak dat we daar genoegen mee nemen, maar we moeten niet claimen dat we veel democratischer zijn dan de Amerikanen. Een bijkomend voordeel van het Amerikaanse systeem is dat gekozenen echt een groep kiezers vertegenwoordigen, een staat, een district, een county of een wijk. De band met de kiezer is sterk en degene die hen vertegenwoordigt, moet regelmatig verantwoording afleggen. Kom daar in Nederland eens om. Hoe vaak heeft u iemand ontmoet die u vertegenwoordigt? Is er wel eens iemand bij u aan de deur geweest om uw stem te vragen? Bij mij niet.

Ook al hadden de Founding Fathers niet zoveel vertrouwen in de gewone burger, ze wilden wel dat de afgevaardigde echt de wensen van zijn achterban vertegenwoordigde. Vandaar dat hij iedere twee jaar terug moest naar de kiezer. Volgens de Amerikaanse Grondwet berust de belangrijkste macht bij het Congres, met name bij het Huis van Afgevaardigden, de direct gekozen volksvertegenwoordiging (de Senaat werd in eerste instantie indirect gekozen). Vandaar dat de Speaker van het Huis, nu de landelijk onbekende Dennis Hastert, opvolger is als zowel de president als de vice-president uitgeschakeld zou zijn.

Het Amerikaanse systeem is gebouwd op georganiseerd wantrouwen tegen de overheid en tegen de machthebbers. Het legt de macht om te kiezen en af te rekenen dan ook bij de individuele kiezer. Niet bij een partij of een lijst. Nee, het is de kiezer die beslist. Amerikaanse macht stroomt van beneden naar boven in plaats van omgekeerd.

De laatste kiezer in Florida

Al die democratie betekent niet dat alles koek en ei is. De potentiële kiezers zijn lang niet allemaal geïnteresseerd. Het wordt ook niet echt gemakkelijk gemaakt om te stemmen. Anders dan bij ons moet je in Amerika geregistreerd staan om je stemrecht uit te kunnen oefenen. Veel te veel mensen zijn dat niet. Ze zijn niet geïnteresseerd, hebben geen vaste verblijfplaats, weten van niets of hebben in de gevangenis gezeten. Er is van alles geprobeerd om registratie gemakkelijker te maken, bijvoorbeeld bij het aanvragen van je rijbewijs. Geholpen heeft het niet. Verrassend is dan niet dat veel van de laagst opgeleide, minst verdienende, meest kansarme burgers helemaal niet bij het kiesproces zijn betrokken.

Ook de opkomst van de mensen die wel geregistreerd staan, is een probleem. De hoogste opkomst zien we in jaren dat er ook presidentsverkiezingen zijn en ook dan nog brengt krap vijftig procent van de mogelijke kiesgerechtigden zijn stem uit. In het Amerikaanse systeem van de winner takes all is er soms weinig reden om te stemmen. Een Democratische kiezer in een sterk Republikeinse staat kan de uitslag nauwelijks beïnvloeden. Neem Montana, waar beide senatoren en de ene afgevaardigde Republikeins zijn en waar de Republikeinse presidentskandidaat meestal wint. Een Democraat kan wel gaan stemmen, maar dat verandert de uitslag niet. Er valt dus wel veel te kiezen maar je ziet je keuze niet altijd terug. In een proportioneel systeem, zoals in Nederland, is dat anders. Dan telt elke stem mee, maar het nadeel is dat hij nauwelijks wat uitmaakt.

Aan de andere kant kunnen in zogenoemde swing states de kiezers een kandidaat net wel of net geen meerderheid geven. In 2000 maakt de laatste kiezer in Florida wel degelijk verschil. Deze opkomstraadsels verklaren waarom het mogelijk is dat een president gekozen wordt met een minderheid van het aantal landelijke stemmen. Dat gebeurde in 2000 (en trouwens ook in 1876 en 1888, en bijna in 1880, 1916 en 1960). Het is inherent aan het systeem.

In 2000 had Al Gore inderdaad een half miljoen stemmen meer dan George W. Bush. Hij profiteerde van een hoge opkomst, maar op de verkeerde plekken. Zijn kiezers kwamen opdagen in staten waar het er weinig toe deed omdat Gore ze toch al had, zoals New York en Californië, maar niet in West Virginia, Tennessee of Florida, waar Gore ze nodig had. Had Gore 7400 stemmen meer gekregen in New Hampshire dan was Florida irrelevant geweest. Met een systeem van kiesmannen moet je gewoon niet meer naar het aantal stemmen kijken. Is dat ondemocratisch? Niet ondemocratischer dan dat een stem op de SGP voor de gang van zaken in Nederland niet echt relevant is.

Hoewel er columnisten zijn die blijven volhouden dat Bush niet echt is gekozen omdat hij die meerderheid aan stemmen niet had, is dat toch vooral de sneer die ze elke keer weer willen uitdelen aan een president die ze niet zien zitten. Het is een beetje flauw en het suggereert iedere keer weer dat het met Amerika toch niet helemaal in de haak is. Ik blijf volhouden dat Amerika het democratische land bij uitstek is.