Amerikanen zijn workaholics

X Klopt helemaal

   Zit wel wat in, maar…

   Onzin

Clifford Chance is een advocatenfirma met haar basis in New York. In het jaarlijkse tevredenheidsonderzoek onder de associates van advocatenkantoren, de werkbijen die nog geen partner zijn, eindigde Clifford Chance in 2002 op de allerlaatste plaats. Een intern memo dat de associates van Clifford Chance opstelden om dit te verklaren, bood onthullende inzichten in de dagelijkse praktijk. De belangrijkste reden van ontevredenheid was het vereiste dat associates per jaar 2420 uur billable hours maken. Enig rekenwerk leert dat ze bijna vijftig uur per week in rekening moeten brengen om zo hoog uit te kunnen komen. Tussen de regels door werd gesuggereerd dat double billing niet ongewoon was.

Het was een leuk inkijkje. De praktijk bij grote advocatenkantoren is dat jonge associates bereid zijn tot zeventienurige werkdagen, zevendaagse werkweken en doorgehaalde nachten. In ruil daarvoor krijgen ze een beginsalaris van 125.000 dollar per jaar en de kans na zes of zeven jaar sloven bij de grote jongens en meisjes te horen. Net afgestudeerde juristen staan in de rij om zich aan dit regime te onderwerpen.

Clifford Chance mag de pers gehaald hebben, elders gaat het niet veel anders. Toen mijn vrouw nog bij een Washingtons advocatenkantoor werkte, was het jaarlijkse doel 2000 billable hours. ’s Avonds doorwerken was normaal, het weekend bestond hoogstens uit één dag. Mijn vrouw haalde indertijd altijd meer uren dan het target en ze was niet de enige. Ondertussen vond ik het niet zo vreemd dat veel huwelijken naar de knoppen gingen of partners op hun veertigste een burn-out hadden. Ter vergelijking: in Nederland is 1500 billable hours de norm.

Veel langere werkweken

Ook de gewone Amerikaanse werknemer draait meer uren dan de gemiddelde Europeaan. Van een 35-urige werkweek heeft geen Amerikaan ooit gehoord, laat staan van een ATV-dag. Maar het is vooral in de lengte van de vakanties dat Amerika zich onderscheidt van Europa. Meer dan twee weken zit er voor de meeste Amerikanen niet in, terwijl Europa gewend is aan vijf à zes weken. Amerikanen maken langere werkweken dan Europeanen. Ze werken zelfs langer dan Japanners.

Volgens sommigen zit het in hun genen, worden Amerikanen geboren als werkbeesten. Volgens anderen worden ze zo gemaakt en hoort het bij het Amerikaan-zijn. De socioloog Max Weber, die schreef over het verband tussen de calvinistische werkethiek en kapitalisme, gebruikte Benjamin Franklin graag als voorbeeld. Weber citeerde gretig uit de boeken van deze Founding Father, een wijze drukker, uitvinder en politicus uit Philadelphia, vooral uit zijn Autobiography. De oude Ben was voor hem het prototype van de Amerikaan met de waarden en de arbeidsmoraal die goed van pas kwamen bij de beginnende industrialisatie. Amerikanen vinden dat trouwens ook: Franklins werk wordt jongeren nog steeds voorgeschoteld als voorbeeld van klassiek-Amerikaanse waarden en normen.

Niet iedereen is overigens zo arbeidzaam als Franklin of de jonge juristen. Veel werknemers draaien simpelweg hun uren. Ze worden uitgemolken voor lage salarissen en geven daar weinig voor terug. Ze zitten hun tijd uit en hebben noch aan hun baan noch aan hun bedrijf enige loyaliteit. De werkgever beantwoordt dat met gelijke gevoelens van desinteresse. Zo kun je bij het warenhuis Sears personeel tegenkomen dat duidelijk liever heeft dat je weggaat. Je ontmoet verkopers die geen idee hebben wat ze precies verkopen, maar wat babbelen en volgende week weer ergens anders mee bezig zijn.

Shop till you drop

In de hele wereld daalde de afgelopen decennia het aantal werkuren, schrijft Juliette Schorr van Harvard University in The Overworked American, behalve in de Verenigde Staten. Daar steeg het juist. In het midden van de jaren negentig werkten Amerikaanse werknemers in de productiesector per jaar 320 uur meer (ongeveer twee maanden) dan hun collega’s in Duitsland en Frankrijk. Schorr stelt vast dat Amerikanen hun extra productievermogen niet hebben omgezet in extra vrije tijd, zoals Europeanen, maar in extra inkomen.

Eén reden daarvoor is dat werkgevers die keuze niet bieden. Wilt u meer vakantie en minder inkomen? Dan zoeken we wel iemand anders. Een andere reden is Schorrs stelling dat de Amerikanen verslaafd zijn aan consumptie. Ze moeten steeds meer werken om hun dure gewoontes te bekostigen. De hele economie lijkt te draaien om de consumerende burger. Toen de torens in New York nog smeulden, riep president Bush de burgers op toch vooral gewoon door te gaan met winkelen. Consumenten zorgen ervoor dat de economie blijft draaien.

Schorr ziet een patroon. Werkgevers vragen om lange werkuren, de beloning schept een hoog consumptieniveau, mensen gaan meer schulden aan, luxegoederen worden dagelijkse behoeften, meer inkomsten zijn nodig. Wie eenmaal veel verdient, kan niet meer terug. Alleen al om op gelijk niveau te blijven, moet je steeds meer werken. Het verklaart misschien waarom er zoveel drop-outs zijn in Amerika. Dropping out is zo ongeveer de enige manier om van de tredmolen af te komen.

Een andere redenering stelt dat het privé-leven van de Amerikanen zo vervelend is dat ze liever op kantoor bivakkeren. Ik onderschat huiselijke verveling niet, maar dat lijkt me toch niet voldoende. De meeste studies suggereren een plattere reden: de relatieve balans tussen beloning, inspanning en kosten. Lage marginale belastingtarieven betekenen dat Amerikanen veel overhouden van een extra verdiende dollar. Dat kun je van extra euro niet zeggen. Maar het is ook zo dat blue collar workers, tot over hun oren in de schulden, wel móeten werken. Alle extra inkomen is welkom. Extra overuren? Mooi meegenomen. Bovendien lopen weigeraars het risico dat ze er het eerst uitgaan als er bezuinigd moet worden.

Ondernemers verkijken zich op de bereidheid om veel uren te draaien. Het lijkt slim om iemand die toch al goed functioneert zoveel mogelijk te gebruiken. Een extra persoon inhuren en opleiden is pas een laatste optie, want veel te duur. Maar het leidt wel tot opgebrande werknemers, lage moraal of gebrekkige creativiteit, terwijl de efficiency en productiviteit er ook niet beter van worden. Bovendien zijn er hoge kosten aan verbonden, niet alleen voor de individuen, maar ook voor de samenleving, zoals veel echtscheidingen en half-opgevoede kinderen.

Lage extra kosten en flexibiliteit verklaren waarom de Amerikaanse industrie graag werkt met ‘verplichte overuren’. Als het goed gaat met de bedrijven en er meer gewerkt moet worden, verlangen de ondernemers deze extra werkuren. De werknemers doen dat graag, overuren betalen meer. Beide partijen profiteren: de werkgever hoeft geen nieuwe mensen in dienst te nemen totdat het echt noodzakelijk is, de werknemer kan een graantje meepikken van de economische groei voordat die breed verspreid is. Dit is een van de redenen voor de trage banengroei aan het begin van een economische opgang.

Amerikaanse vakbonden maakten zich altijd drukker om de inhoud van het loonzakje dan om werktijden en werkomstandigheden. Misschien dat ze daarom zoveel leden hebben verloren. Een recente studie ontdekte dat twee derde van de Amerikanen graag korter zou werken voor een overeenkomstig lager loon. Hoeveel ze bereid waren in te leveren, steeg in de loop van de jaren: van dertien procent in 1989 naar eenentwintig procent in 1999. Meer dan een kwart van de Amerikanen had toen al werktijd opgeofferd voor vrije tijd (downshifting heet dat), meer vrouwen dan mannen overigens.

De hardst werkende groep, de professionals van advocatenkantoren, consultants en andere persoonlijke dienstverleners, lijkt werkdruk nodig te hebben om te kunnen functioneren. Het werk zelf is een soort verslaving. Druk, druk, druk bevestigt hun zelfbeeld van onmisbaarheid. Cliënten die om tien uur ’s avonds bellen dat ze de volgende ochtend een memo willen hebben, krijgen wat ze wensen. En waarom ook niet? Ze mogen wel wat verlangen als je tussen de vijfhonderd en duizend dollar per uur moet betalen. Zo jagen ze elkaar op. Er zijn cliënten die eisen dat er niet ’s avonds aan hun dossiers wordt gewerkt, als de uren draaiende medewerkers niet meer zo fit zijn. En als het eens even wat minder gaat en er niet zestig maar slechts veertig uur per week in rekening gebracht kunnen worden, raken ze meteen in een depressie.

Terwijl deze professionals zich soms letterlijk een ongeluk werken, groeit de kloof met de mensen die niet eens voldoende aaneengesloten werk kunnen vinden voor een 35-urige werkweek. Zij moeten goochelen met twee banen, met hun gezin en leningen. Zij hebben het druk, druk, druk op hun eigen manier. Workaholics is niet zo’n slechte omschrijving, of de verslaving nu bestaat uit het werk of de opbrengsten ervan.