Klopt helemaal
Zit wel wat in, maar…
X Onzin
Een stelsel zoals Nederland kent, dat heeft Amerika niet. Dat is ook zo specifiek Nederlands, je zou het je ergste vijand niet toewensen. Maar er is wel degelijk een omroepstelsel dat niet commercieel is en wordt gesteund door bijdragen van de kijkers en luisteraars. Het is ook bepaald niet klein: de Amerikaanse Public Broadcasting Service (PBS) is een private, niet-winstgerichte aanbieder van televisieprogramma’s waarbij zo’n 350 stations zijn aangesloten. Er is ook publieke radio, waarbij de landelijke programma’s worden aangeboden door National Public Radio (NPR). NPR heeft 750 Amerikaanse stations als affiliate en bedient ook nog eens 150 buitenlandse stations. Wekelijks luisteren er 22 miljoen mensen naar.
Dit stelsel werkt anders dan dat van de bekende netwerken als ABC, NBC of CBS. Bij deze grote netwerken krijgen de lokale televisiestations programma’s aangeboden van het landelijk netwerk, inclusief de reclameboodschappen. Dat is aantrekkelijk omdat de stations hun eigen programma’s met lokale advertenties voor en na deze publiekstrekkers kunnen programmeren. Bij het landelijke nieuws zie je dus landelijke adverteerders, bij het lokale nieuws adverteert de Cadillac dealer uit de suburb. De aangesloten stations van PBS moeten juist betalen voor de programma’s van de nationale organisatie. Vaak laat PBS zo’n programma of een serie programma’s sponsoren door ondernemingen, en laat dat alleen maar even weten. Dat is ook reclame maar het onderbreekt de programma’s niet. Zo werd Masterpiece Theatre, Engels drama, gesponsord door IBM. Aan het begin wordt dat meegedeeld: ‘Dit programma wordt mede mogelijk gemaakt door…’ Deze sponsors leggen er eer mee in dat ze dergelijke mooie, cultureel hoogstaande programma’s helpen uitzenden. Meer imago dan product.
Veel grotere vrijheid
PBS maakt ook een landelijke nieuwsuitzending, die in kwaliteit met kop en schouders uitsteekt boven de rest. The Newshour with Jim Lehrer duurt een uur en heeft een totaal andere structuur dan wat de grote netwerken doen. Meestal opent het met een opsomming van het nieuws, waarna drie onderwerpen uitgebreider behandeld worden. Vaak door middel van uitgebreide studio-interviews met betrokken personen of analisten. Volgens de website wordt het gesponsord door Archer Daniels Midland, een agribusiness, SBC, een telecommunicatiebedrijf, en CIT Group, een financieringsbedrijf. Dat hoor je alleen aan het begin en aan het einde.
Omdat ze alleen kopen wat ze echt willen, hebben de PBS-stations een veel grotere vrijheid om hun programma’s samen te stellen dan de commerciële stations. Ze hoeven zich niet aan een landelijk regime te houden. Daardoor kan het avondprogramma enorm verschillen per mediamarkt en dat is een van de aantrekkelijke kanten ervan. Het is tegelijkertijd een bron van spanning, omdat PBS een landelijk beeld wil uitstralen waar de stations soms niet aan willen.
Het netwerk wordt primair gefinancierd door de bijdragen die de aangesloten stations betalen voor de programma’s. Verder krijgen ze geld uit een federaal potje, de Corporation for Public Broadcasting(CPB). Er is ook een groot aantal filantropische stichtingen die meebetalen aan PBS-programma’s.
Voor de lokale stations die programma’s van PBS uitzenden, is de belangrijkste bron van inkomsten donaties van individuele kijkers en luisteraars. Ieder halfjaar wordt er een actie van een week ondernomen om dat geld binnen te halen. Deze pledge drives of telethons zijn zo’n beetje vast onderdeel van de programmering geworden tot veler ergernis (al is het altijd nog minder irritant dan de commercials). Stations ontvangen verder geld van staatsoverheden, universiteiten of hogescholen en dat kan per regio nogal verschillen. Ze kunnen ook blokken zendtijd verkopen voor programma’s die dan worden betaald door ondernemingen of organisaties. Dat lijkt op advertorials maar het is aan vrij strikte regels gebonden wat betreft promotioneel taalgebruik en het laten zien van producten.
De avondprogramma’s van PBS zijn de droom van iedereen die prijs stelt op volwassen en serieuze televisie. Er is nieuws, analyse, theater, drama, muziek, wetenschap en er worden serieuze documentaires uitgezonden. Overigens kent iedereen in Nederland PBS, zonder zich daar bewust van te zijn. Sesamstraat is een product van de publieke omroep, net als Barney and Friends. Omgekeerd is PBS de enige Amerikaanse omroep die Britse komedie aankoopt. Critici hebben het wel eens smalend over PBS als ‘Primarily British Series’.
Politieke dreigementen
Conservatieven menen dat veel publieke stations te ‘links’ zijn en proberen met enige regelmaat het overheidsgeld dat naar de CPB gaat, stop te zetten. Meestal tevergeefs, want het stelsel is behoorlijk populair. Maar hoewel het gaat om weinig geld en dat een beperkte rol speelt (slechts zestien procent van de financiering), maakt die afhankelijkheid het netwerk toch wel gevoelig voor politieke dreigementen. Ook van progressieve zijde trouwens. Sommige critici klagen al jaren over een programma als Wall Street Week ondersteunen, een populair beursprogramma dat gesponsord wordt door investeringsbanken. Zij zouden graag een flitsend vakbondsprogramma zien.
Sommige stations zijn uitzonderlijk goed in het maken van eigen programma’s. Die financieren ze met de te verwachten distributieopbrengsten die ze via het landelijke netwerk kunnen binnenhalen. Zo staat Boston Public Television garant voor intelligente en verrassende programma’s, en ook uit San Francisco en Seattle komt mooi materiaal. ‘Progessieve staten’ als Californië, Minnesota en Wisconsin hebben vaak sterke publieke zenders met typisch publieke programma’s.
Nieuwsradio zoals het bedoeld is
Voor mensen die meer met de radio leven dan met televisie, is er publieke radio. Als ik met de auto op pad ben in Amerika, zoek ik altijd zo’n publiek radiostation op. Dat is gemakkelijk want hun frequenties zitten volgens afspraak allemaal tussen de 88 en de 92 op de FM-band. ’s Ochtends vind je daar van zes tot negen uur The Morning Program, een intelligent nieuwsprogramma om de dag mee te beginnen, en in de middag tussen vijf en zeven uur (in het westen soms vroeger) het onvolprezen All Things Considered. In dit twee uur durende programma wordt het nationale en internationale nieuws van de dag beschouwd en geanalyseerd. Nieuws op het halve uur, hoogstaande bijdragen van correspondenten, zonder angst voor een lang of moeilijk verhaal, met serieuze discussies en verrassend goede columns. Sport doen ze niet en een plaatje draaien om de tijd te vullen of de jonge luisteraars te behagen, is er niet bij. Ik ervaar het iedere keer weer als een verademing. Zo moet nieuwsradio gemaakt worden.
Ik kom sowieso altijd bij deze stations terecht omdat alles op het commerciële net steeds meer op elkaar lijkt, met de agressief conservatieve talk radio als herkenbaar anker. In de auto is het soms moeilijk om te ontsnappen aan Russ Limbaugh, Dr. Laura en anderen die er iedere dag weer in slagen met schuim op de mond hun politieke tegenstanders zwart te maken. Dan is het plezierig dat deze publieke stations er zijn. Ze worden vaak gerund door universiteiten en zenden overdag klassieke muziek uit, jazz, progressieve pop of praatprogramma’s.
Ook hier kopen aangesloten stations materiaal van regionale stations die eigen programma’s maken. De ster is het Minnesota Public Radio System, met programma’s als Prairie Home Companion van de schrijver/troubadour Garrisson Keillor. In dit live uit een theater uitgezonden programma bouwde Keillor onder meer de Lake Wobegon-serie op, waarin hij een fictief dorp in Minnesota creëerde. In Lake Wobegon, zo meldt Keillor steeds, zijn ‘de vrouwen sterk en de mannen aantrekkelijk en alle kinderen bovengemiddeld’. De verhalen begonnen altijd met ‘It’s been a quiet week in Lake Wobegon.’ Miljoenen luisteraars zitten iedere zaterdagavond aan hun radio gekluisterd.
Het Minnesota Orchestra, een van de betere orkesten in de VS, ooit geleid door Edo de Waart, biedt al zijn concerten aan via dit publieke systeem. Wie live-opera wil luisteren, kan hier op zaterdagmiddag terecht voor de Metropolitan, direct vanuit New York. Ook hier geldt dat het de droom is van de echte radioliefhebber: lokaal gesteunde, lokaal gefinancierde radio.
Het is een mooi systeem. De mensen die er geld voor over hebben, betalen ieder half jaar hun bijdragen, de rest kan gratis en voor niets meegenieten. Het is een publiek stelsel in de ware zin van het woord.