The Children door David Halberstam.
Random House, New York. 783 pags. f.73,50.
Walking With the Wind door John Lewis, Simon and Schuster, New York.496 pags. f. 56,85.
Hans Veldman
De verhouding tussen de rassen is nog steeds de open zenuw van de Amerikaanse maatschappij. Hoewel in de tweede helft van deze eeuw drastische maatregelen zijn genomen om de integratie tussen blank en zwart te bevorderen, blijft de Nieuwe Wereld uit twee samenlevingen bestaan: een zwarte en een blanke, gescheiden en ongelijk. Sinds 1954, toen het Hooggerechtshof segregatie bij wet verbood, is er schijnbaar grote vooruitgang geboekt. De zwarte middenklasse is spectaculair gegroeid, maar wordt in omvang overtroffen door Afro-Amerikanen onder het bestaansminimum. In het dagelijks leven komen subtiele vormen van racisme veelvuldig voor en blijkt iedere poging een dialoog over de rassenverhouding te houden, tot mislukken gedoemd.
Illustratief voor de taboesfeer waarin het debat over de rassenverhouding nog immer verkeert, is de aard van de publikaties die over dit onderwerp verschijnen. Waar het aantal boeken over de burgerrechtenbeweging en leiders van zwarte protestbewegingen niet aan te slepen zijn, zien publikaties waarin de maatschappelijke ontwikkeling van de minderheid centraal staat, slechts mondjesmaat het daglicht. Het in deze zomer verschenen The Children van onderzoeksjournalist David Halberstam, is een van de weinige goed gedocumenteerde werken waarin wordt stilgestaan bij de emancipatie die een generatie zwarte activisten sinds de jaren zestig doorgemaakt heeft.
Halberstam, die als publicist naam maakte met onder ander The Best and the Brightest en The Fifties, kwam als journalist in Mississippi in 1955 voor het eerst in aanraking met de burgerrechtenbeweging. Voor een lokale krant schreef hij sympathieke stukken over de beginnende protesten tegen ongelijkheid, met het gevolg dat hij zijn biezen kon pakken en terecht kwam bij het invloedrijke dagblad, The Nashville Tennessan. Hoewel in Tennessee het niveau van repressie van zwarten aanzienlijk minder was dan in Mississippi, verkeerden zij ook hier in een rechtenloze situatie. Stemmen werd hen onmogelijk gemaakt, op blanke universiteiten werden zij niet toegelaten en, wellicht het meest symbolisch voor de apartheid, in kranten werden zij aangeduid met hun voor- of achternaam, terwijl blanken meestal met de toevoeging van ‘Mr.’ Of ‘Mrs.’ genoemd werden.
In The Children schetst Halberstam op bewogen wijze welke moed er voor nodig was om het systeem van segregatie uit te dagen. Dominee Jim Lawson, een vriend van Martin Luther King, was de spil van het ontstane verzet tegen de onderdrukking. De wijze waarop Lawson tijdens zijn ‘workshops’ op de universiteit zwarte studenten wist te mobiliseren tegen hun maatschappelijke onderdrukking is verbazingwekkend. Diana Nash, John Lewis, Marion Barry, Rodney Powell, en anderen golden op de eerste bijeenkomst van zijn colleges als eenvoudige, schuchtere studenten, wiens ouders elke cent opzij hadden gelegd om hen in staat te stellen colleges te volgen. Tijdens de eerste bijeenkomst met Lawson was het ondenkbaar dat deze studenten de woordvoerders van het protest zouden worden en een prominente rol gingen spelen in de ‘freedom-ride-’ en ‘sit-in-actions’ in Alabama en Mississippi. Na zijn eerste ontmoeting met de studenten, merkte Lawson over hen op dat zij de ambassadeurs van de bescheidenheid waren en, als zij zich ergens kritisch over uitlieten, de vertwijfeling hen reeds snel in haar macht had. Law-son’s volgelingen waren bijbelvaste studenten en hij leerde hen dat zij als devote Christenen God’s werk op aarde konden uitvoeren indien zij een kruistocht ondernamen tegen het onrecht van segregatie. Het gevecht vereiste fysieke moed, een rotsvaste overtuiging en een bereidheid om hen te vergeven die de studenten tijdens hun acties zouden slaan of bedreigen.
In februari 1960 begonnen de door Lawson getrainde studenten hun acties om de luchcentra in de grote warenhuizen van Nashville te integreren. Gewapend met boeken en piekfijn gekleed, stuitten zij op woedende blanke burgers die hen met ketchup overgoten en brandende sigaretten in hun nek uitdrukten. Terwijl de eerste protest-acties in het Zuiden verspreid plaatsvonden, ontwikkelde zich spoedig een massabeweging die, beginnend met de Mars van Washington in 1963, het Amerikaanse politieke systeem op haar grondvesten zou doen laten trillen.
In het derde deel van The Children toont de auteur welke maatschappelijke ontwikkeling de generatie activisten op de golven van hun protest doorgemaakt hebben. Hun leidende rol in de burgerrechtenbeweging leidde in de jaren tachtig tot maatschappelijke posities die het equivalent hiervan was. Barry werd burgemeester van Washington, Lewis een invloedrijke Afgevaardigde en opvallend veel andere activisten zouden op universiteiten vooraanstaande posities gaan bekleden. Hoewel The Children als een standaardwerk over de burgerrechtenbeweging kan gelden en voor verscheidene pretentieuze boekenprijzen is genomineerd, luidt mijn kritiek op het boek dat op de 783 bladzijden geen ruimte is voor een verklaring van de betrokkenen voor de nog immer bestaande tweedeling in de Amerikaanse samenleving.
In zijn onlangs verschenen autobiografie doet John Lewis een voorzichtige poging een verklaring te geven voor het bestaan van het gordijn van de stilte waarmee de rassenkwestie in Amerika versluiert wordt. Volgens Lewis, die in de organisatie van de Mars van Washington een groot aandeel had en nu Afgevaardigde is in het Congres,werd met de moorden op King en Robert Kennedy in 1968 het lot van de burgerrechtenbeweging bezegeld. Met de dood van King werd de burgerrechtenbeweging ontdaan van een leider die in staat was de Amerikaanse media actief voor het rassenvraagstuk te interesseren, terwijl met de aanslag op Robert Kennedy een einde kwam aan het vooruitzicht dat de belangen van zwarten door de Democratische Partij behartigd werd.
Hoewel de burgerrechtenbeweging in de jaren zeventig en tachtig opzienbare politieke successen heeft behaald, is Lewis van mening dat Washington alleen nimmer de bestaande ongelijkheid tussen blank en zwart weg kan nemen. Het ontbreekt de politiek aan de steun van de massamedia, die volgens hem alleen maar aandacht voor de rassenrelaties hebben wanneer zich een kijkcijfer-gevoelige gebeurtenis voordoet, zoals de omstreden benoeming van opperrechter Clarence Thomas, de zaak O. J. Simpson, of het aftuigen van zwarten door de politie in Los Angeles. Volgens Lewis kan er op nationaal niveau alleen maar een zinvolle dialoog over de rassenverhouding onstaan wanneer de media, net als in de jaren zestig en zeventig, de rassenkwestie zelf commercieel belangrijk gaan vinden. Misschien dat er dan serieus gediscussieerd kan gaan worden.