Taking Charge & The Kennedy Tapes

Leve de geheime bandrecorders

Taking Charge, The Johnson White House Tapes edited door Michael R. Beschloss. Simon & Schuster. 592 pags. ISBN 0-684-80407-7 $30

The Kennedy Tapes. Inside the White House During the Cuban Missile Crisis edited by Ernest R. May and Philip D. Zelikow. Belknap Press. 730 pags. ISBN 0-674-17926-9. $35

Frans Verhagen

Ik denk wel eens dat het Nixons slechtste dienst aan zijn land is geweest (nou ja, één van zijn vele slechte diensten) dat hij het opnemen van gesprekken in het Witte Huis onpopulair heeft gemaakt. Stel u eens voor wat de archieven van Bill Clinton zouden onthullen, of wat die van Ronald Reagan zouden vertellen over de vraag of hij nu wel of niet controle had over zijn regering. Maar iedere president sinds Nixon wacht zich wel voor enige vorm van opname en, helaas, ook steeds meer voor welke vorm van documentatie ook. Er kan altijd een overactieve openbare aanklager opstaan die de informatie opeist.

Gelukkig kenden Nixons voorgangers die restricties niet. Franklin Roosevelt nam wel eens wat op, maar typerend genoeg liet zijn opvolger Harry Truman de apparatuur direct verwijderen. Eisenhower installeerde weer wat maar de techniek was nog niet optimaal. Kennedy was de eerste die er serieus werk van maakte. En toen Johnson hem opvolgde, continueerde de vice-president zijn lange praktijk van bijhouden op band van de afspraken die hij maakte, deals die hij sloot. Nixon vond het maar niets tot hij zich later in zijn presidentschap liet ompraten door assistenten die meenden dat hij met banden zijn historische rol beter kon bewijzen. Het resultaat kennen we.

Lyndon Johnson was ervaren genoeg met de opnamepraktijk om al op de avond van zijn ambtsaanvaarding de knop om te draaien. Hij hield het vol tot de laatste dag in het Witte Huis. Dat biedt de unieke gelegenheid om een president gedurende zijn hele ambtstermijn te volgen. De banden die Jonhson had laten maken lagen in zijn Presidential Library in Austin en zouden eigenlijk tot 2023 niet openbaar gemaakt worden. Alle heisa rond de film JFK en de daaropvolgende wetgeving (zie Amerika, 9704 over de gang van zaken) leidde in 1992 tot opening van de archieven. Michael Beschloss heeft op voorbeeldige wijze het eerste jaar van Jonhsons presidentschap nu uitgegeven, geëdit en van aantekeningen voorzien.

Het resultaat is fascinerende kost. Niet alleen geeft het opnieuw dieper inzicht in een van de meest fascinerende presidenten van deze eeuw, zijn paranoïa, zijn onzekerheid en zijn sluwheid, we zien ook het presidentschap in actie. Ineens krijgt een man die je voornamelijk kent van ‘staged action’ een gezicht. Je maakt van dag tot dag mee hoe hij mensen onder druk zet, soebat en dreigt, manupileert en schuift. Johnson was een fantastisch politiek dier, een van de meest actieve en meest succesvolle leiders van de senaat uit de geschiedenis, en hij laat hier zien waarom. Verbluffend is zijn trefzekerheid in het zetten van de juiste stappen in die cruciale eerste maand na de moord op Kennedy – Johnson had alle potentieel om een hele grote te worden. Even verbluffend is zijn onzekerheid over zijn eigen positie, ook als niemand kon twijfelen aan zijn machtsbasis. Het zal wel eigen zijn aan machtige politici om paranoïde te zijn en steeds vijf mogelijke stappen verder te denken, maar om het aan het werk te zien is weer een verhaal apart.

Uitermate interessant is ook hoezeer Johnson in beslag werd genomen door een irritant, steeds terugkerend schandaal dat met een medewerker had te maken, en door het verdedigen van zijn tijdens zijn senaatstermijn vergaarde rijkdom (je kunt je iets voorstellen van hoe de Clinton tapes geklonken zouden hebben – zonder stageaires dan). Fascinerend is ook hoezeer Vietnam al dagelijks aanwezig is, en hoe tweeslachtig Johnson is over de Amerikaanse betrokkenheid bij het land. Had hij maar zijn gutfeelings gevolgd! Mooi zoals hij de oude racisten uit het zuiden zijn burgerrechtenwetgeving oplegt en zijn Great Society plannen erdoor krijgt. Ook een obsessie tijdens dat eerste jaar, want daartoe beperkt dit deel zich, was de gedachte dat Robert Kennedy hem het presidentschap af zou snoepen (of zich al vice-president zou opdringen, en daarmee in de schaduw zou zetten). Eén onthulling (minstens): Johnson geloofde niet dat Oswald de enige moordenaar was.

Kortom: dit boek is een fascinerend kijkje in de keuken. Als u wilt weten waarom Jimmy Carter mislukte en waarom Michael Dukakis in al zijn rechtlijnigheid nooit een goede president zou kunnen worden, dan staat dat hier. Beschloss heeft fantastisch werk verricht in het vertellen wie, wat, waar is, zodat de conversaties een contekst krijgen. Taking Charge is een onmisbaar boek voor mensen die geïnteresseerd zijn in het Amerikaanse presidentschap.

Dit geldt evenzeer, maar in een andere vorm voor de Kennedy Tapes. Dit boek verhaalt over slechts dertien dagen van het presidentschap van Kennedy, maar wel de belangrijkste. Vanaf de ontdekking van de raketten op Cuba tot de deal met de Sovjet Unie die de Cuba crisis beëindigde, werden 23 uur opgenomen van de conversaties tussen Kennedy en zijn medewerkers. Veel meer dan Taking Charge is dit een verslag van crisismanagement en in zekere zin zijn de boeken moeilijk te vergelijken – behalve dat ze beide inzicht geven in het functioneren van de machtigste man op aarde. De transscriptie van de banden is geanalyseerd en wordt becommentarieerd door Ernest May en Phlip Zelikow, die beide ervaring hebben in de National Security Council. May schreef eerder handboeken over de Cuba crisis.

Er is een groot verschil met het Johnson-boek. Hier geen discussies over schandalen, politieke roddel en achterklap, maar een spannende thriller met als inzet de toekomst van de wereld. Je kunt beide boeken eigenlijk moeilijk vergelijken, maar wie beide leest, vergaart een hoop wijsheid over het presidentschap en, belangrijker misschien, de eisen die je als kiezer mag stellen (of als buitenstaander mag hopen dat Amerikanen stellen) aan de president. Als vaardigheid in crisisbeheersing een belangrijke eis is, dan zijn de Amerikaanse campagnes zo gek nog niet. Wie daar niet doorheen kan komen, is niet geschikt.

Kennedy heeft de laatste jaren alleen maar deuken opgelopen in zijn blazoen. Zijn persoonlijke integriteit is verder afgebouwd, zijn roekeloosheid te kijk gesteld (in die zin heeft Clinton meer van Kennedy dan hij zou willen) en de resultaten van zijn korte periode in het Witte Huis worden algemeen als gering beschouwd. Dit boek trekt het beeld weer een beetje recht. In alle eenzaamheid en met een verbeten doorzettingskracht sloeg hij de havikken terug, woog de kansen en mogelijkheden af, en deed uiteindelijk op het grote schaakbord van de wereldpolitiek alleen maar de juiste zetten. In eerste instantie luisterde hij vooral, daarna pakte hij de leiding en stond die niet meer af. Kennedy weerhield de havikken van een te agressieve benadering en weerstond de Joint Chiefs of Staff. En uiteindelijk, op 27 oktober, als het erop aan komt, neemt Kennedy de besluiten. Het was volgens de schrijvers ‘Kennedy’s finest hour’.

Ook de Cuba-crisis blijft interessant, al was het alleen maar om weer eens alle argumenten, theorieën en denkpatronen de revue te laten passeren, in real-time zogezegd, die in 1962 het politieke leven bepaalden. Wel geldt voor beide boeken dat ze niet alleen veel werk vergden van de editors die al die moeilijk te beluisteren tapes moesten uitschrijven en controleren, maar ook van de lezer die steeds in nieuwe gesprekken verzeild raakt. Aan de andere kant heeft het soms de spanning van een goed hoorspel. Er moet meer opgenomen worden.