Roosevelt’s Secret War

Joseph E. Persico, Roosevelt’s Secret War FDR and World II Espionage, New York: Random House, 564 blz. € 49,43.

 

 

Onder invloed van de terroristische aanslag op Amerika is het historische debat over de Japanse aanval op Pearl Harbor in 1941 weer volop opgelaaid. Van oudsher wordt deze discussie beheerst door de vraag hoe de Amerikaanse inlichtingendienst verrast kon worden en of president Roosevelt nu wel of niet op de hoogte was van het Japanse voornemen. Voedingsbodem voor het vaak emotionele debat is een latent gevoel van onbehagen over de Amerikaanse deelname aan de Tweede Wereldoorlog. In menig publicatie wordt benadrukt dat Roosevelt stond te popelen om de West-Europese democratieën militair te hulp te schieten, maar dat de overgrote meerderheid van de Amerikaanse bevolking daar niets van moest hebben.

In Roosevelt’s Secret War betoogt de historicus Joseph E. Persico op overtuigende wijze dat Roosevelt de Japanse aanval niet voorzag, maar wel had kúnnen voorzien. Vanaf het begin van de oorlog was FDR namelijk heel actief in het uitzetten van spionagenetwerken in het buitenland. Familieleden, vrienden, en zakenrelaties werden door de president benaderd met de vraag om bij buitenlandse bezoeken informatie konden verzamelen over militaire innovaties of politieke figuren. Roosevelt beschikte zowel in Europa als in Latijns-Amerika over een goed ontwikkeld netwerk van infiltranten, zo goed dat de president drie maanden eerder dan Buitenlandse Zaken op de hoogte was van de overeenkomst tussen Duitsland, Italië en Japan. Sterker, hij wist eerder dan Stalin van het Duitse voornemen Rusland aan te vallen.

Dat kwam onder meer omdat de Amerikaanse inlichtingendiensten met hun decoderingssysteem (Magic) in staat waren de geheime Japanse berichten te ontcijferen en de Britten met hun enigmamachine (UTRA) de Duitsers te slim af waren. Het is een van de belangrijkste verklaringen waarom de oorlogskansen van de Geallieerden na 1942-43 keerden. Door middel van ULTRA werd de dreiging van de Duitse onderzeeërs doorbroken en MAGIC zorgde ervoor dat Amerikaanse vliegtuigen in 1942 de Japanse luchtmacht een gevoelige nederlaag konden toebrengen, waardoor een einde werd gemaakt aan de onoverwinnelijke status van Japan. Het blijft raadsel dat de legerleiding in Tokio tot het einde van de oorlog niets vermoedde. Zelfs nadat in 1942 de Chicago Tribune trots kopte ‘Amerikaanse inlichtingendienst weet alles af van Japanse troepenbewegingen in de Pacific’ ging in Tokio geen lampje branden.

 

Paradox

Maar hoe kan dan de verrassingsaanval op Pearl Harbor verklaard worden? Volgens de auteur is Pearl Harbor de paradox van de Amerikaanse spionagevoering. Hoewel de verschillende geheime diensten goed geïnformeerd waren en meer dan eens vernamen dat Japan het misschien op het westen van Amerika gemunt had, werd een Japanse aanval voor onmogelijk gehouden. In de perceptie van de Amerikaanse legerleiding was het vasteland een onneembaar bastion. Bovendien werd er in de zes maanden voorafgaand aan 7 december 1941 in de 239 onderschepte conversaties tussen Tokio en de Japanse konvooien nimmer de naam van Pearl Harbor ontdekt. Ook spraken de Amerikaanse spionageafdelingen elkaar behoorlijk tegen, zodat elke inschatting van het Japanse gevaar als speculatief werd ervaren. Als Roosevelt wat te verwijten viel dan was het dat hij voor 1941 zijn inlichtingendiensten teveel onafhankelijk van elkaar liet werken waardoor zij elkanders informatie neutraliseerden. Na 7 december was de centralisering van de inlichtingendiensten dan ook één van zijn eerste handelingen.

De auteur weet veel van de Amerikaanse spionageactiviteiten en levert een spannend verhaal. Toch vind ik dat hij er zich met zijn verklaring voor het vermeende falen van de Amerikaanse inlichtingendienst in 1941 te gemakkelijk van afmaakt. Zo gaat Persico te weinig in op de steeds sterker wordende geruchten dat Churchill over informatie beschikte waaruit opgemaakt kon worden dat de Japanners in december Amerika zouden aanvallen. De Britse premier zou hier geen melding van hebben gemaakt omdat hij juist hoopte dat Amerika gedwongen zou worden aan de oorlog deel te nemen. Bovendien kan de vraag gesteld worden waarom juist Pearl Harbor en niet een andere locatie uitgekozen werd. De definitieve destructie van de Amerikaanse marine kan het doel niet zijn geweest, alleen al vanwege het feit dat de Amerikaanse zeemacht weinig potten kon breken. Meer aannemelijk is dat de Japanners Hawaï aanvielen omdat zij zich realiseerden dat Roosevelt bij een deelname aan de oorlog zich op Europa en niet op de Pacific zou concentreren. Nergens wordt duidelijk gemaakt laat staan bewezen dat Roosevelt de Japanse aanval bewust heeft laten geschieden. Integendeel, in recente biografieën wordt melding gemaakt dat de president op 7 december 1941 een zenuwinzinking nabij was en diep ontgoocheld sprak over zijn spionnennetwerk.

Persico komt met een aantal nieuwe feiten over Roosevelt. Spannend is zijn relaas over de conferentie van Jalta waar de Amerikaanse delegatie werd afgeluisterd door de Russische inlichtingendienst. Verder constateert hij dat Roosevelts vice-president, Henry Wallace, een lek vormde. Wallace had de gewoonte uitgebreid te corresponderen met zijn schoonzoon Charles Bruggeman, een in Bern woonachtige Zwitserse diplomaat die door de Duitsers afgeluisterd werd. Zo berichtte Wallace hem dat de Amerikanen met een groots geheim atoomproject bezig waren. Roosevelt werd hierover geïnformeerd en Persico veronderstelt dat dit de belangrijkste reden was waarom FDR in 1944 Wallace door Harry S. Truman liet vervangen.

Ligt er een directe lijn van Pearl Harbor naar het WTC? Ik vind zo’n gedachte gezocht, zij het dat de auteur ongewild stof geeft voor deze redenering. Zo portretteert hij uitgebreid William Donovan, de leider van de Office of Strategic Service, en besteedt hij ruime aandacht aan diens activiteiten in Nazi-Duitsland. Saillant detail daarbij is dat de latere directeur van de C.I.A, William Casey, door Donovan opgeleid werd en dat Casey verantwoordelijk was voor de Amerikaanse steun aan de guerrillaoorlog tegen de Sovjettroepen in Afghanistan, na 1981. Het resultaat was de terugtrekking het Russische leger en de opkomst van het Taliban-regime en Osama bin Laden.

 

Hans Veldman