Reaching for Glory

NADEREND ONHEIL

Michael Beschloss (ed.), Reaching for glory. Lyndon Johnson’s secret White House tapes, 1964-1965. New York: Simon & Schuster, 2001. € 38,95.

 

Toen president Lyndon B. Johnson (LBJ) – in een klein gezelschap – voor de zoveelste keer moest uitleggen waarom Amerika in Vietnam vocht, deed hij zijn gulp open, haalde zijn ‘aanzienlijke geslacht’ tevoorschijn en zei: This is why! Geen verheffende, maar wel een afdoende verklaring. Immers, de Verenigde Staten moesten in Vietnam hun viriliteit bewijzen, of zoals dat destijds heette hun ‘credibility’. Als de supermacht zich door een nietige natie liet vernederen, dan kwam volgens Eisenhower, Kennedy en Johnson (én daarna Nixon) de Pax Americana onvermijdelijk in gevaar. Bondgenoten zouden aan Amerika’s standvastigheid gaan twijfelen, aldus de interpretatie van de hoge heren in het Witte Huis. Door het verlies van Zuid-Vietnam zouden in Azië alle dominostenen direct omvallen. Daarom moest de agressor – lees Noord-Vietnam en de Vietcong – een lesje worden geleerd. Als dat niet gebeurde waren de gevolgen, net als in de jaren dertig, niet te overzien.

Bovendien: de Verenigde Staten waren militair gespierd, naar eigen mening onoverwinnelijk en inderdaad groot geschapen. Elke vijand zou zich daardoor laten afschrikken. Het enige risico was een te veel aan wapengeweld; een alles verwoestende oorlog met de Sovjet Unie en/of de Volksrepubliek China was een reële dreiging. Het Amerikaanse optreden tegen de Vietnamese communisten diende daarom beheerst te blijven.

Onoverwinnelijk

Al deze overwegingen zijn terug te vinden in het tweede deel – het eerste verscheen in 1997 (besproken in Amerika 9805), het derde is in de maak – van de door Michael Beschloss bezorgde uitgave van de Johnson tapes. Het boek bestrijkt de periode van september 1964 tot september 1965, met als toepasselijke titel Reaching for glory. LBJ bevond zich immers op het hoogtepunt van zijn macht. In november 1964 had hij bij de verkiezingen om het presidentschap de Republikein Barry Goldwater weggevaagd en de Democraten in zowel Huis als Senaat aan een imponerende meerderheid geholpen. De Great Society kon in de steigers. Johnson streefde er in de binnenlandse politiek naar zelfs Franklin D. Roosevelt te overtreffen. En natuurlijk moest hij de naar zijn mening volstrekt ten onrechte bewierookte JFK doen vergeten. Een koud kunstje, want zijn vroegere baas had de weg naar de New Frontier slechts ten dele afgelegd. Kennedy had te weinig rekening met het Congres gehouden en zich voornamelijk op de buitenlandse politiek geconcentreerd. Crisismanager JFK mocht, volgens Johnson, een ruime voldoende hebben gehaald, als Chief Legislator was hij tekortgeschoten. LBJ zou laten zien hoe het wél moest. In 1965 leek eeuwige roem in het verschiet te liggen. Beschloss schrijft in de verantwoording van het boek nogmaals – hij deed het ook in deel I – dat Johnson tussen 1963 en 1969 ongeveer 9500 privé-gesprekken op de band liet opnemen, die in totaal 642 uur beslaan. (De meeste werden per telefoon gevoerd.) De vraag welke gesprekken iets nieuws toevoegen aan het bestaande beeld van LBJ gebruikt Beschloss, die na al dit werk ons triomfantelijk aankijkt vanaf de achterflap, als criterium voor de keuze van het overvloedige materiaal.

Opmerkelijk is in elk geval dat Johnson de eerste en enige president is geweest die ál zijn gesprekken in het Oval Office op de band vastlegde. Roosevelt, Truman, Eisenhower en Kennedy deden het incidenteel, terwijl Nixon – als reactie op Johnson – eerst de afluisterapparatuur liet verwijderen en deze pas weer later, vanaf 1970, tot zijn eeuwige schade opnieuw in gebruik nam. Hun beweegredenen zullen wel nooit helemaal worden opgehelderd, historici kunnen er slechts naar gissen. Maar het nageslacht past dankbaarheid: Reaching for glory biedt net als het eerste deel een driesterrenuitzicht op het machtsspel in Washington D.C., met Johnson als grote regisseur.

Gekweld man

Of is groot toch het verkeerde woord? Had de regisseur zichzelf wel voldoende in de hand en wist hij anderen te inspireren? Uit het boek van Beschloss komt een vaak gekwelde man naar voren, iemand met ernstige weeffouten in zijn karakter, voortdurend door twijfel geplaagd, tot het absurde toe. Symbool daarvoor staat de broer van de vermoorde president, Robert Kennedy. Dat komt voor kenners niet echt als een verrassing – de mate waarin toch weer wel. Zelfs in zijn dromen werd de president door Bobby de troonpretendent achtervolgd. Bobby én Vietnam, tot die twee uiteindelijk, later in de jaren zestig, met elkaar samenvielen en het presidentschap voor LBJ één grote beproeving maakten.

De contouren hiervan worden in Reaching for glory al duidelijk. Johnson kijkt voortdurend over zijn schouders. Elke tegenslag, hoe gering ook, is Bobby’s schuld of van de coterie die zich rond Robert had verzameld, een coterie die de zittende president, ook na diens afstraffing van Goldwater, inderdaad bleef beschouwen als een vulgaire usurpator, een opdringerige indringer.

Johnson betaalde met gelijke munt terug en liet geen gelegenheid voorbijgaan om zijn almacht te demonstreren. Niet alléén tegen Kennedy, ook tegen kritische journalisten, zo nodig tegen zijn eigen medewerkers, zelfs tegen vice-president Hubert Humphrey die volledig naar de zijlijn verdween toen hij even de moed had vraagtekens te plaatsen bij het Vietnambeleid van zijn baas. LBJ leek er behagen in te scheppen mensen te vernederen en af te bekken, maar allemaal, zo dacht hijzelf, voor de goede zaak: die van het liberalism, van de Great Society waar alle Amerikaanse burgers, zwart en blank, gelijke kansen kregen ter verwezenlijking van hun Amerikaanse Droom. Dat verheven doel heiligde kennelijk alle middelen. Zo schakelde Johnson telkens J. Edgar Hoovers FBI in om echte of vermeende vijanden mores te leren. In veel opzichten was hij inderdaad een angstaanjagende, imperiale president, hoe belangrijk wetten als bijvoorbeeld de Voting Rights Act ook waren.

Begin van het einde

Behalve de uitgeschreven banden bevat Reaching for glory fragmenten uit het dagboek van Johnsons wederhelft, Lady Bird Johnson (iedereen en alles in de naaste omgeving van de president kreeg als initialen LBJ). Ze lijkt een veel evenwichtiger persoonlijkheid dan de manisch-depressieve man in het Witte Huis, die na een periode van intense activiteit geregeld het bed moest houden of zum Tode betrübt was, in de veronderstelling dat de hele wereld tegen hem samenspande. Nu was Vietnam ook een welhaast gekmakende kwestie. Johnsons oude mentor Richard Russell, de senator van Georgia, suggereerde eind 1964 dat de Amerikaanse regering ervoor moest zorgen dat in Zuid-Vietnam een nieuw regime werd geïnstalleerd dat meteen daarna zou verklaren dat de aanwezigheid van Amerikaanse militairen en adviseurs niet langer gewenst was. Russell was ervan overtuigd dat verdere escalatie van de strijd, waar Johnson begin 1965 voor koos, heilloze gevolgen voor de Verenigde Staten zou hebben. In feite was ook Johnson deze opvatting toegedaan. Dat maakt de hele geschiedenis juist zo vreemd – en voor historici een debat zonder einde. De president wist precies waar hij met operatie Rolling Thunder mee begon: het begin van zijn einde. Zijn gesprekken met Russell, minister van defensie McNamara, de grote vertrouweling Abe Fortas en al zijn andere raadgevers zijn wat dit betreft onthullend, tragisch en meelijwekkend tegelijk. ‘I’m no military man at all,’ verzuchtte Johnson op 8 juni 1965, toen hij de mantel van Commander in Chief moest dragen en zich gedwongen zag steeds meer troepen te sturen naar het reddeloze Zuid-Vietnam. Kort daarna begon de Great Society in zijn voegen te kraken. Reaching for glory is zwanger van naderend onheil. 

  1. Lammers