Een ander geluid

The End of the American Era. US Foreign Policy and the Geopolitics of the Twenty-first Century door Charles A. Kupchan, Knopf, 2002. ISBN: 037541215-8. Importeur: Van Ditmar. Prijs: € 36,50. Pag’s. 390. Door Frans Verhagen

Niets helpt beter om een boek in de schijnwerpers te plaatsen dan een provocerende stellingname. Vandaar dat Charles Kupchan van publiciteit verzekerd is met zijn betoog dat het Amerikaanse imperium, net nu het vastbesloten lijkt om zijn almacht tot in lengte van jaren te bestendigen, op zijn einde loopt. Een unipolaire wereld is instabiel, niet te handhaven en zal onvermijdelijk plaats maken voor een wereld met meerdere machtscentra, stelt Kupchan.

Balsem voor de ziel van critici van de huidige opstelling van de Verenigde Staten en een garantie dat Kupchan, lid van Clintons Nationale Veiligheidsraad tussen 1993 en 1997, vaak en enthousiast geciteerd wordt. Volgens Kupchan zijn er twee ontwikkelingen die de solitaire machtspositie van de Verenigde Staten zullen ondermijnen. De eerste is dat de VS zal worden uitgedaagd door met name Europa en in mindere mate door Azië, als nieuwe, concurrerende machtscentra. De tweede is dat Amerika zich in toenemende mate terug zal trekken van het wereldtoneel, terug zal vallen op zijn traditionele isolationisme. Wat daar ook van moge zijn, als zelfverklaarde ‘liberal internationalist’ is Kupchan hoopvol gestemd dat een nieuwe wereldorde tot een betere wereld zal leiden – hij gelooft in de progressie van de geschiedenis.

Ik begrijp Kupchans voorspellingen maar het kan even vrolijk de andere kant op gaan. Europa zal wel ooit opstaan, al zou je het aan de recente ontwikkelingen niet kunnen afzien. En Amerika zal wel terugvallen op isolationisme: tot aan 11 september leek het land daarheen meer onderweg dan in de richting van het gestaalde unilateralisme dat we nu zien. Maar ik kan ook een verdeeld en onmachtig Europa zien. En ook een assertief, ambitieus en over-the-top soort Amerika, zo ongeveer als de neoconservatieve wereldverbeteraars in Washington dat voor ogen hebben.

Ook valt er zeker een goede verdediging op te bouwen voor liberal internationalism, maar wie Kupchans boek leest, ziet weinig reden voor zijn optimisme. Het boek is ambitieuzer dan het waar kan maken. Kupchan geeft soms mooie historische vignetten maar schiet tekort waar hij een theoretisch kader wil bieden om ontwikkelingen te verklaren en voorspellingen te doen.

Een voorbeeld van wat mij betreft wat al te overdreven historisering: volgens Kupchan lijkt de ontwikkeling van de verhoudingen tussen Amerika en Europa op de splitsing in het Romeinse Rijk. Toen er eenmaal twee hoofdsteden waren, Rome en Byzantium, was het onvermijdelijk dat ze zouden gaan concurreren. Washington en Brussel zouden dat nu worden. Me dunkt dat je historische analogieën ook te ver kunt doorvoeren.

Meer to the point is Kupchans stelling dat de situatie aan het einde van de negentiende eeuw vergelijkbaar is met nu. Toen werd Groot Brittannië uitgedaagd door de Verenigde Staten. Nu zou het Europa zijn die tornt aan de privileges van de VS en diens almacht niet zonder meer accepteert. Ook zonder de historische analogie, die alleen maar vertroebelt, kunnen we zo’n stelling poneren. Of Frankrijks optreden in de Irak crisis een voorbode is van deze ontwikkeling, staat nog te bezien. Eerder lijkt het erop dat Europa voorlopig met lege handen staat: geen gezamenlijk beleid, geen militaire macht, geen idee.

Waar Kupchan een theoretisch kader wil scheppen, poogt hij af te rekenen met ‘optimisten’ als Francis Fukuyama en Lawrence Friedman die democratisering en globalisering als de oplossing van alle problemen zien, en met ‘pessimisten’ als Samuel Huntington, die de westerse beschaving zag botsen met de Islam, Robert Kaplan die toenemende verwording ziet, Paul Kennedy die waarschuwt voor ‘imperial overstretch’, en John Mearsheimer, een superrealist die een nieuwe wereldwijde competitie voorziet, vanuit de onverbiddelijke logica die grootmachten in militair en economisch opzicht dwingt elkaar uit te dagen. Eerlijk gezegd ben ik niet zo onder de indruk van Kupchan demontage van deze ‘opponenten’. Hij verwerpt hun theoretische kaders (voorzover aanwezig, want ik denk niet dat Friedman en Kaplan, beide journalisten, hun boeken zo zouden omschrijven) en belooft zelf met een theorie te komen die meer verklaart en beter voorspelt.

Kupchan de historicus is goed op dreef in zijn analyse van wat de Verenigde Staten drijft. Hij ziet isolationisme en unilateralisme tegelijkertijd aan het werk. Hij vreest, en daar ben ik het wel met hem eens, dat de isolationistische tendens die al onder Clinton aan kracht won, sinds 11 september slechts tijdelijk is opgeborgen in ruil voor assertieve bemoeizucht, overal in de wereld. Hier wordt het interessant. Hoe kan het dat een regering die bescheidenheid predikte en bedachtzaam nationaal belang, zich nu ineens overal mee bemoeit – en zich daarbij weinig gelegen laat liggen aan andere belanghebbenden? En zou dat weer kunnen omslaan in een ingegraven isolationisme? Zijn we daar beter mee af? Hier biedt de Amerikaanse geschiedenis de nodige lessen en hier is Kupchan op zijn best. Jammer alleen dat hij de vragen niet beantwoordt.

Hij pleit voor een opnieuw op te bouwen ‘liberal internationalism’ dat de VS begeleidt en terugleidt naar een multilateraal engagement via internationale instellingen. Dat moet snel gebeuren, betoogt hij, voordat de VS zich terugtrekt uit de zaken van de wereld, zoals zijn natuurlijke houding is. Hij maakt zich daarom zorgen over een te ambitieuze buitenlandse politiek die kan leiden tot een binnenlandse politieke terugslag en een gang naar isolationisme. Daarin staat hij niet alleen, maar wat te doen?

Mijn grootste kritiek op Kupchan is dat hij, anders dan hij zelf meent, geen structureel kader verschaft van waaruit de wereld geïnterpreteerd kan worden. Dat is enigszins onbevredigend nu hij zoveel moeite doet schrijvers die dat wel doen in gebreke te stellen. Volgens Kupchan zou Mearsheimer’s beeld van de ‘logica van het realisme’, die leidt tot supermacht-concurrentie, geen rekening houden met de mogelijkheid van ‘politieke keuzes’ om die logica bij te stellen. In zijn boek The Tragedy of Great Power Politics toont Mearsheimer echter juist gedetailleerd aan hoe onvermijdelijk zijn logica is, terwijl Kupchan zich met zijn politieke keuzes op glad ijs begeeft. Tegelijkertijd ziet Kupchan de opkomst van de Europese Unie als onvermijdelijk – terwijl juist Mearsheimer daar veel sceptischer over is (op grond van zijn eigen logica). Ik zie bij Kupchan geen beter model, wel een andere interpretatie van de wereld, maar vooral functionerend binnen dezelfde logica die de ‘realisten’ hebben vastgesteld.

In de laatste hoofdstukken van zijn boek gaat Kupchan me wat te ver in zijn drift grote structuren te schetsen. Hij verdwaalt in grote concepten en lege uitspreken. Het einde van de Amerikaanse tijd is niet alleen het einde van Amerikaanse dominantie en de terugkeer van meerdere machtscentra, stelt Kupchan, maar ook het einde van het tijdperk van industrieel kapitalisme, republikeinse democratie en de natiestaat – allemaal tegelijk. Vervolgens komt hij met een ‘mode of production’ theorie die nogal simplistisch aandoet. Hij ziet nu in sneltreinvaart (alles gaat fast forward tegenwoordig) het einde van het industriële tijdperk en het begin van de digitale tijd, de digitale ‘mode of production’. Zijn taalgebruik wordt in deze laatste pagina’s steeds onhelderder, hij verliest zich in een soort digitale waarzeggerij met nauwelijks controleerbare stellingen, veel platitudes en soms opgeblazen onzin.

In het laatste hoofdstuk, onder de vlag The Rebirth of History loopt Kupchan dan ook vast. Vanuit zijn ‘progresieve notie van de geschiedenis’ kan hij niet tot andere conclusies komen dan dat ‘serieuze uitdagingen’ voor ons liggen, die het potentieel hebben ‘de grondslagen van de republikeinse democratie en de natiestaat’ te compromitteren. Wat volgt is een oproep voor publieke en private sector om de integriteit van de Amerikaanse natiestaat bijeen te houden – hij leunt zwaar op de ‘disunity analyses’ van Arthur Schlesinger en Robert Putnam (Bowling Alone) en maakt zich zorgen over de samenhang van de VS. Tot een echte conclusie komt hij niet, wel tot een uitspraak als deze: ‘menselijke keuzes doen ertoe, maar de geschiedenis heeft zijn eigen vitale momentum’. Tsss.

Dit boek, stelt hij, rust op een fundament ‘dat de geschiedenis ziet met zowel een cyclisch als een evolutionair karakter’. En dus is Kupchan optimist.

Dat is onbevredigend. Kupchan is een keurige liberal internationalist, iemand die gelooft in de internationale gemeenschap en de belangrijke rol die Amerika daarin moet spelen. Hij is bang dat de isolationistische tendens in de VS daar een stokje voor zal steken. Dat kan ik allemaal volgen. Maar wat doen we eraan? Daar komt Kupchan niet uit, net zomin als zijn voormalige baas daarin slaagde.