De jachtvelden van het geluk

De jachtvelden van het geluk. Reizen door historisch Amerika door A. Lammers. Uitgeverij Balans, 198 pags fl. 32,50. ISBN:90-5018-410-3

 

De Leidse hoogleraar Amerikaanse Geschiedenis Professor Lammers heeft een voorliefde voor het historische reisverslag over de Verenigde Staten. Hoeveel het er zijn weet ik niet precies, maar dit is zeker niet zijn eerste boek waarin hij een groot aantal Amerika-watchers de revue laat passeren. Hij heeft daarbij een voorkeur voor de negentiende eeuwse bezoekers, die

rondreisden in en schreven over een relatief onbekend land en vaak in hun reisboeken met elkaar in debat gingen, en en passant interessante dingen vertellen over hun eigen tijd en hun eigen samenleving.

In De jachtvelden van het geluk komen deze scribenten in min of meer historische volgorde aan bod, gelardeerd met commentaren van Lammers over de manier waarop ze naar Amerika keken. Af en toe waagt hij ook een uitstapje naar hedendaagse debatten of opinies over de Verenigde Staten, en aan het eind van het boek duiken zowaar Lewinsky en Clinton nog op. Gelukkig is dat een zijspoortje wat snel weer terugvoert naar Lammers grote historische verhaal. Historici moeten vooral historici blijven: toen Lammers zich waagde aan een analyse van het presidentschap van Bill Clinton ongeveer halverwege diens ambtermijn (Van Clinton en Dingen die voorbijgaan), was ik minder onder de indruk. Laat hij vooral bij zijn stiel blijven.

Dit boek is geschreven in de vorm van brieven aan een student Amerikanistiek – een ideale student, zoals Lammers die zou wensen. Iemand die alle leessuggesties van zijn leermeester oppikt en zelf enthousiast wordt. Hij heeft deze vorm gekozen omdat ‘de edele kunst van het brievenschrijven verloren dreigt te gaan’ in deze tijd van televisie, telefoon en e-mail. Waar genoeg, maar in het boek is het vooral een stijlmiddel, dat de schrijver toestaat suggesties te doen aan de lezer zonder zich tot de boekenlezer te wenden, maar via de brievenlezer. Als brieven voldoen de opstellen echter niet, vooral omdat Lammers discussieert met zichzelf en niet met een andere partij die reacties levert (misschien iets voor een volgend boek: een ware briefwisseling – die kunnen we dan op het web publiceren).

Lammers is hier meer een verteller. Iemand die geamuseerd, amusant en gedreven kan vertellen over die (vooral) Britten die in de negentiende eeuw Amerika als onderzoeksobject namen. En ja, zo komen voor mij vaak onbekende auteurs aan bod, waarvan je dan denkt: die moet ik ook eens lezen. En ja, Lammers maakt aannemelijk dat hij gelijk heeft als hij zegt dat ‘de Europese reisverhalen een integraal deel van de Amerikaanse geschiedenis zijn’. Ik zou haast wensen dat hij zelf eens een reis van enige maanden onderneemt om daar verslag over uit te brengen.

Waar het Lammers vooral om gaat is om het historisch perspectief te bewaren en wat vooral blijkt uit zijn boeken, die trouw worden uitgegeven door Balans (de uitgever weet dat ze geen enorme oplages zullen halen), is Lammers’ grote liefde voor de geschiedschrijving. Zoals hij in het laatste hoofdstuk zegt: ‘Tegen het geweld van heden en toekomst is het verleden nauwelijks bestand, tenzij het door ondernemende historici relevant wordt gemaakt.’ En het is waar, de dagboeken van John Quincy Adams zijn oneindig interessanter dan het Starr rapport. En wat belangrijker is, ze zullen dat ook over honderd jaar nog zijn. Mede dank zij vlot schrijvende historici zoals Lammers die niet toestaat dat ze in het zwarte gat verdwijnen.

 

Frans Verhagen