Epiloog. Begrijpen we Amerika nog?

De bijdragen van Trump aan de teloorgang van democratische normen zijn nu al enorm. Elke keer dat hij een instituut bezoedelt, de rechtsstaat in twijfel trekt of valse beschuldigingen uit, beschadigt hij Amerika’s democratische systeem. Het grootste risico voor de Amerikaanse democratie en de rechtsstaat is dat we normaal gaan vinden wat eerder onacceptabel werd geacht, enkel omdat het nu dagelijkse kost is. Het is niet normaal, het mag niet normaal zijn.

Je hoeft geen alarmist te zijn om de gevaren te zien. We hebben de neiging te denken dat meer ontwikkeling en een groeiende middenklasse meer democratie met zich meebrengen. We hoopten dat dit in China zou gebeuren. Maar zou het proces ook omgekeerd kunnen werken? Zou het kunnen dat als de middenklasse krimpt, een democratie onder druk komt te staan, verwatert, weinig enthousiasme losmaakt, kortom, wordt bedreigd? Is het, met andere woorden, een omkeerbaar proces? Is dit wat er gaande is in de Verenigde Staten?

Dat president Trump een voorliefde heeft voor autoritaire leiders is genoegzaam bekend. Vooral de he-man Wladimir Poetin mag op zijn bewondering rekenen. Ook de Filipijnse president Duterte, verantwoordelijk voor uitgebreide (en populaire) moordpartijen, geniet zijn warme vriendschap, net als de Egyptische dictator al-Sisi, de Turkse leider Erdogan en de leiding van Saoedi-Arabië. De keuze wie zijn vrienden zijn, maakt van Trump niet automatisch een vijand van de democratie. Het is vooral zijn gedrag, dat de vraag oproept hoe veilig de Amerikaanse democratie is in zijn handen.

Als president ging Trump door op de weg die hij tijdens de campagne was ingeslagen. Toen zijn moslimban door de rechters werd verworpen, was Trumps reactie de legitimiteit van de rechters aan te vallen. Hij beschrijft journalisten als mensen zonder eer of fatsoen, mensen die ‘niet houden van ons land’, een klimaat van dreiging creërend waarin kritische journalisten tot vijand worden verklaard. Hij ontsloeg de FBI-directeur die onderzoek naar hem deed. Zijn tweets varieerden van totaal absurd tot dreigend. Zijn persconferenties liepen vaak uit op wanvertoningen. Hij gaf gratie aan ex-sheriff Joe Arpaio, die was veroordeeld wegens het schenden van de grondwet.

Trumps gedrag houdt enorme risico’s in, nog los van de meest voor de hand liggende. Zijn manier van communiceren met zijn achterban is gevaarlijk. De tweets, beledigingen, oprispingen en gevechten met al of niet vermeende vijanden die het meest voldoening geven, hebben als bijeffect dat ze het moeilijk maken om iets praktisch of iets positiefs te bereiken. Het daaruit voortvloeiende wetgevende debacle is olie op het vuur, want bij Trump zit het excuus voor mislukkingen bij voorbaat ingebouwd in zijn cyclus van vergif. Aanhangers kunnen altijd zeggen dat hij nooit een kans kreeg en dat de media, het Ruslandonderzoek en andere samenzweringen hem hebben tegengewerkt.

Trumps gedrag en zijn uitingen hebben invloed. Dat bleek uit een aantal opinieonderzoeken met onrustbarende uitkomsten. Zo bleek een bijna-meerderheid van de Republikeinse kiezers bereid om rechters de mogelijkheid te geven nieuwsorganisaties de mond te snoeren als die ‘fake news’ brachten – wat dat ook mocht zijn. Ook een niet gering percentage Democraten vond dat wel best. Het roept de vraag op hoe sterk de bescherming van het eerste amendement, de vrijheid van meningsuiting, zal zijn als het eropaan komt.

In juli 2017 liet een ander onderzoek zien dat een meerderheid van de Republikeinse kiezers bereid was de verkiezingen van 2020 op te schuiven of uit te stellen als zou blijken dat de kiesregisters vervuild waren. Aangezien de regering-Trump vanaf de dag dat Trump werd verkozen heeft verkondigd dat miljoenen illegale kiezers hem van een enorme overwinning afhielden, is dat een reden voor zorg. Ik denk niet dat dit zal gebeuren, maar de opinieonderzoeken geven twee dingen aan. Ten eerste dat het laagje vernis van de democratische rechtsstaat flinterdun is: de gemiddelde Amerikaan geeft in de praktijk minder om zijn fundamentele waarden dan in theorie. Ten tweede laat het zien dat als je een boodschap maar lang genoeg herhaalt, partijdige kiezers bereid zijn haar te geloven. Kiezers zijn nu zo partijdig dat ze zich keurig opsplitsen, en we hebben gezien dat Amerikanen volgzamer zijn dan men meestal denkt. Als Trump zegt dat de Russen prima lui zijn en Poetin een respectabele vent, dan vindt de meerderheid van zijn kiezers dat ook. Als Trump volhoudt dat de traditionele journalistiek erop uit is hem onderuit te halen met valse informatie dan geloven zijn kiezers dat.

De meeste Amerikanen vertrouwen erop dat het systeem van grondwettelijke ‘checks and balances’ president Trump wel aan banden zal leggen. Dat kon weleens te optimistisch blijken. Democratische instellingen bestaan bij de gratie van sterke informele normen. Democratieën werken het best als de ongeschreven regels van het spel een minimum van beschaafdheid en samenwerking verzekeren. Ongeschreven regels, terughoudendheid in partijpolitiek en fair play voorkomen dat politieke gevechten uit de hand lopen. Die regels lijken echter steeds minder te betekenen.

Een andere bedreigde norm is het idee van een legitieme oppositie. In een democratie moeten partijdige rivalen elkaars bestaansrecht accepteren, het recht om te concurreren en afwisselend te regeren. Democraten en Republikeinen mogen intens van mening verschillen, maar ze moeten elkaar zien als loyale Amerikanen, en accepteren dat de andere kant ook verkiezingen kan winnen en kan regeren. Met name Republikeinen lijken daar moeite mee te hebben, terwijl ze helemaal losgaan als ze zelf regeren.

De afgelopen jaren suggereerden rechtse columnisten en roeptoeters, en zelfs de nodige politici, dat progressieven verraders zouden zijn van alles waar Amerika voor staat. Eerst werd geprobeerd Bill Clinton af te zetten, daarna werd de legitimiteit van Barack Obama in twijfel getrokken. Op de Republikeinse conventie suggereerden de spreekkoren dat de Democratische kandidaat geen legitieme rivaal was, maar een crimineel: ‘Sluit haar op.’ Er is reden voor ongerustheid als politieke tegenstanders niet meer mensen zijn met een andere mening, maar misdadigers.

Donald Trump is maar één persoon, maar hij symboliseert een ontwikkeling van de Amerikaanse samenleving die niemand kan wensen. De verkiezingen van 2016, de stagnatie in het Congres, de echokamers van de verschillende ideologische richtingen, de haat: Amerika is een sterk verdeelde samenleving geworden. Letterlijk haast, want veel groepen hebben geen onderling contact. Er lijkt geen samenhang meer in de Amerikaanse samenleving, een vaststelling die in combinatie met Trump als president alleen maar pessimistisch kan stemmen.

Als ikzelf Amerika niet meer had begrepen, dan was ik op de voorgaande pagina’s waarschijnlijk niet in staat geweest het aan je uit te leggen. Ik vrees echter dat ik Amerika wél begrijp of in elk geval rationeel en emotioneel kan plaatsen. Ik zeg bijna: ‘helaas’, want het is een verhaal dat steeds minder mooi oogt, steeds problematischer is. Ik hoop dat het gaat om een midlifecrisis, maar het kan ook zijn dat het land over zijn top heen is.

Mijn zorgen over het Amerika waarvan ik houd zijn de afgelopen decennia gegroeid. Ik zag de samenleving uiteenvallen. Er was altijd weinig compassie in deze harde samenleving, maar nu werd dit een gekoesterde eigenschap. Sommige Amerikanen zijn er zelfs trots op. Ronduit verontrustend is dat de Amerikanen die het goed voor elkaar hebben zich niet meer interesseren voor degenen die het minder goed vergaat. Politieke tegenstellingen, strijd en een assertieve uitwisseling van ideeën zijn één ding, desinteresse is heel wat anders. Dan heb je de moed opgegeven dat het ooit goed zal komen. Desinteresse is dodelijk.

Een handboek uit 2001 kon nog vaststellen dat de ‘belangrijkste eigenschap’ van Amerika ‘zonder twijfel’ deze was: ‘Zijn capaciteit om ogenschijnlijk diepe tegenstellingen over de rol van de overheid in de samenleving bij elkaar te brengen, zonder de grondwettelijke orde of wat je zou kunnen definiëren als Amerikanisme ter discussie te stellen.’1 Ik ben er steeds minder van overtuigd dat dit verhaal nog opgaat.

Vroeger, toen Amerika nog great was, was dat allemaal beter, gingen mensen meer met elkaar om, kenden ze elkaar meer. Er was iets van samen leven. We zien een uitholling van het gevoel dat mensen in een samenleving sámen succes hebben of falen, dat ze een verantwoordelijkheid delen voor het economisch en sociaal welzijn van hun land en hun landgenoten. De samenhang dreigt verloren te gaan, iedereen sluit zich op in zijn eigen groep. De gated community en het getto, de eerste een vrijwillige opsluiting, de ander een opgedrongen isolement, zijn symptomen van deze kwaal.

De Verenigde Staten dreigt niet uiteen te spatten in sociale onrust, ontevredenheid en angst voor de toekomst, zoals in de jaren 1890 of begin jaren dertig het geval was. Dit keer is het eerder een langzaam brandend vuurtje dat uiteindelijk Amerika in chaos, verdeeldheid en wanhoop zal doen ontploffen. Een implosie dreigt, de stabiliteit is in het geding. Het gaat niet om een vermeende klassenstrijd, zoals Republikeinen claimen. Het gaat evenmin om een plutocratie voor de weinigen, zoals Democraten soms verkondigen. Nee, de VS gaat ten onder aan collectief negeren van wat een samenleving nodig heeft: samenhang. Het enige waarover iedereen in Amerika het eens is, is dat de echte problemen genegeerd moeten worden. Dat kan niet goed aflopen.

De verkiezing van Trump was een waarschuwing dat het Amerikaanse politieke systeem zich niet op eigen kracht kan herstellen, dat het hulp nodig heeft, met name van die burgers die zich er jarenlang van afkeerden, die deden alsof het hen niet aanging. Die burgers zijn nu wakker geschud, dat geldt zowel voor de Trump-aanhangers als voor de meerderheid van de Amerikanen die hem een ongemanierde en ongeïnformeerde charlatan vinden. De sfeer is merkbaar veranderd. Ieder gesprek begint nu met politiek, met de vraag wat je ervan vindt, of simpelweg bij het ontbijt: is er vannacht weer iets absurds gebeurd? Zou die betrokkenheid nieuwe energie en nieuwe dynamiek kunnen opleveren?

Er is reden genoeg om pessimistisch te zijn over het feit dat het rijkste en meest ontwikkelde land van de wereld dit zichzelf aandoet. Het bevestigt een gevoel van neergang dat al veel langer aanwezig is, waarvan Trump niet de oorzaak maar het symptoom is. Maar er is ook een optimistischer kijk mogelijk, een die zicht biedt op een betere toekomst, maar geen garantie is voor succes. Die visie stelt dat de destructieve aanwezigheid van Donald Trump nodig is om Amerika uit het dal te helpen. Noem het een variant op de theorie van de econoom Joseph Schumpeter: creatieve vernietiging om vooruit te komen. Het fenomeen Trump is nodig om Amerikanen los te weken uit hun onverschilligheid, zich te doen realiseren dat hun samenleving niet vanzelf bij elkaar blijft.

Ook voor ons is het nodig om Amerika te begrijpen, uit zelfbehoud. Tijdens de Burgeroorlog omschreef Abraham Lincoln Amerika als de ‘the last best hope of earth’ en misschien is dat nog steeds zo. We kunnen een gezond en stabiel Amerika niet missen. In het verleden was Amerika in staat zichzelf te herpakken in periodes die het land verscheurden, meestal veroorzaakt door de eigen verdeeldheid. Denk aan de Burgeroorlog, de sociale onrust rond 1900 en de Grote Depressie. De ironie van de Amerikaanse geschiedenis is dat alles wat het land groot en groots maakt, ook datgene is wat het land klein en destructief maakt. Het presidentschap van Donald Trump reikt dan ook veel verder dan zijn persoon, zijn partij of deze vier jaar. Zijn presidentschap en de reactie erop zullen bepalen of Amerika nog steeds in staat is om zichzelf te heruitvinden.

1 American Politics and Society, David McKay (5de ed., 2001).