Vrijmetselaars

Zoals Robert Putnam betoogde In Bowling Alone is het Amerikaanse sociale leven niet meer wat het geweest is. Misschien is dat een reden dat de Vrijmetselarij aan het uitsterven is. Ruim tweehonderd jaar geleden waren de meeste Founding Fathers lid van deze club en een dikke eeuw geleden was het een voorbeeld voor talloze verenigingen, van de Elk Lodge tot de Rotary.
Nog maar veertig jaar geleden had de Amerikaanse Vrijmetselarij zo'n vier miljoen leden, tegenwoordig is dat gezakt tot onder de twee miljoen – de gemiddelde leeftijd is boven de zestig.
Er zijn heel wat krachtige mythes gebouwd rondom de vermeende macht van de Vrijmetselaars. In het midden van de negentiende eeuw was deze mythologie zelfs voldoende om te leiden tot anti-vrijmetselaars partijen.

De geheimzinnigheid van de v wordt vergroot door een zekere voorkeur voor rare symbolen. Het lijken hyrogliefen, een scarlet kruis in een gouden kroon, het gezicht van een sfinx onder een schijnende scimitar, een gouden troffel in een blauwe driehoek met een gebroken basis. Pijlen die van het ene symbool naar het andere wijzen.

De basisgegevens zijn deze. De vrijmetselarij is een fraternity, zeg maar een gezelligheidsclub, voor mannen van boven de 21, die geacht worden een goed karakter te hebben. Een vrijmetselaar moet geloven in een Hoogste Wezen, maar zijn geloof doet er niet toe. Er zijn christelijke vrijmetselaars, joodse, moslim, buddistische. Vrijmetselaars doen veel aan liefdadigheid. In de Verenigde Staten halen ze wel twee miljoen dollar per dag bijeen voor goede doelen. Maar het is niet hun hoofdbezigheid. Hun doel is zichzelf een beter mens te maken door middel van de gezamenlijkheid van de fraternity.
Om een vrijmetselaar te worden moet iemand vragen toegelaten te worden; vrijmetselaars doen niet aan actieve recruitering. Als hij wordt toegelaten, volgt het nieuwe lid de drie graden van de Blue Lodge: Entered Apprentice, Fellow Craft en Master Mason, elk met zijn eigen geheime ritueel, handshake en codewoord. De meeste vrijmetselaars gaan niet verder dan dat niveau. Maar bijna de helft van de Amerikaanse vrijmetselaars kiest ervoor om hogere graden na te streven. Er zijn twee manieren daartoe: de Scottish Rite en de York Rite. In de Scottish Rite kan een vrijmetselaar 29 graden meer verdienen, van de vierde (‘Secret Master') tot de 32ste (‘Master of the Royal Secret'). Er is nog een 33ste graad maar die wordt alleen als eerbetoon verleend door de Hoogste Raad. In de York Rite doen ze het zonder nummers, maar met even indrukwekkende titels zoals ‘Most Excellent Master' en ‘Super-Excellent Master' en als hoogste eer ‘Order of the Knights Templar'. Er zijn vrijmetselaars die in beide ordes de top bereiken.
‘De twee takken onderwijzen ieder op hun eigen manier aspecten van de Vrijmetselarij', zegt een lid. ‘De graden zijn feitelijk moraliteitsspelen. Ze worden geacteerd door mensen in costuums en makeup.' De spelen zijn uitgebreide allegorieën, soms op bijbelse thema's en zijn ontworpen om moraliteitslessen te leren die de vrijmetselaars die ze uitacteren en die ernaar kijken, beter mensen moeten maken. Ze zijn geheim. En vrijmetselaars hebben beloofd nooit de geheimen van de broederschap te onthullen.

De Free and Accepted Order of Freemasons is de oudste fraternity ter wereld – maar niet zo oud als de vrijmetselaars graag willen doen geloven. De oorsprong van de club leggen overenthousiaste vrijmetselaars graag bij de Kruistochten, maar ook wel bij Pythagoras en Euclides, of bij de bouwers van de tempel van koning Salomon en die van de pyramides in Egypte, en er zijn mensen die het zelfs bij Adam zoeken.
Historici noemen dat onzin, of als ze vriendelijker zijn, mythes. In werkelijkheid kwamen de Vrijmetselaars zo'n vijfhonderd jaar geleden voort uit de gildes van de metselaars die vrij waren om in Europa van stad naar stad te reizen om kathedralen te bouwen. Het geheime handenschud ritueel en de wachtwoorden waren oorspronkelijk manieren waarop iemand kon aantonen dat hij een lid van het gilde was. Geleidelijk aan nodigden de metselaars anderen uit om lid te worden van hun gemeenschap en geleidelijk aan ontwikkelde de vereniging zich in een fraternity. Geschreven verwijzingen naar de vrijmetselaars gaan terug tot 1390 maar pas in 1717, toen vier lodges in Londen samengingen, werd de moderne Vrijmetselarij geboren.
In een periode waarin geloofshaat domineerde, was de Vrijemetselarij een van de eerste niet-gelovige organisaties ter wereld. De club stond bekend als een broeinest van de zich ontwikkelende democratische ideeën van de Verlichting en daarmee waren vrijmetselaars een doorn in het oog van de zittende machten, vooral van de katholieke kerk. Maar de Vrijmetselarij was vooral een vereniging en ze stonden bekend om hun bijeenkomsten, na een samenkomst, in de tavernes, waar ze talloze uitgebreide toasts uitbrachten. Ze ontwierpen speciale ‘firing glasses' met extra dikke bodems zodat ze de glazen op de tafel konden laten knallen na iedere toast om het geleid van geweervuur te benaderen. In een aantal opzichten hadden ze wel iets van een studentenvereniging.

Tegen het midden van de achttiende eeuw had de Vrijmetselarij zich gespreid door Europa en de Amerikaanse kolonies, waar het veel mensen aantrok die later de opstand leidden tegen Koning George, mensen zoals George Washington, Benjamin Franklin, Hancock en Paul Revere – en de ‘verrader' Benedict Arnold, al wordt die door vrijmetselaars minder vaak genoemd. De Vrijmetselarij trok ook een vrijgelaten slaaf aan die Prince Hall heette, en die werd gevraagd voor de lodge door een Britse soldaat in Boston. Hall zou een Afrikaanse lodge stichten die zich later ontwikkelde in een parallele Black Msonry organisatie die de Prince Hall Masons heette en die nog steeds bestaat. Na de Revolutie werden de Vrijmetselaars die quasi-officiële ceremoniële arm van de nieuwe Amerikaanse regering en ze zorgden voor kleurrijke rituelen bij het leggen van eerste stenen voor openbare gebouwen. President George Washington zelf deed een Vrijmetselaarsschort aan om te presideren over de inwijding van de Capitol van de Verenigde Staten.
Op 13 oktober 1792 legde een groep vrijmetselaars uit Georgetown de eerste steen voor het Witte Huis. Na de ceremonie marcheerden ze terug naar de Fountain Inn in Georgetown en begon te toasten en te drinken. Na de zestiende formele toast – ‘May peace, liberty and order extend from pole to pole' – strompelden de vrijemtselaars de nacht in, zonder precies op de schrijven welke hoeksteen nu de plechtig ingewijde was. Tot op de dag van vandaag weeet niemand zeker welke hoek van het Witte Huis nu het anker is – een van die vrijmetselaars geheimen.

Na de revolutie zochtn de Amerikaanse vrijmetselaars naar hogere graden en meer bizarre rituelen. Waarom ophouden bij maar drie graden als je er eindeloos meer kunt bedenken? In korte tijd kwamen er duizenden nieuwe graden bij en de rituelen namen wel heel bizarre vormen aan. In een ceremonie droeg een voorgedragene bijvoorbeeld een menselijke schedel tegen een achtergrond van de dood en opstanding van Christus. Dan dronk hij wijn uit de schedel als symbool van ‘de bittere kop van de dood die we allemaal, vroeger of later, moeten drinken'. Dit soort rituelen vond een deel van de vrijmetselaars wel heel erg heiligschennis. Predikanten begonnen de vrijmetselaars rituelen aan teklagen als heiligschennis en zelfs duivels. Amerikanen begonnen zich af te vragen wat de geheimzinnige broederschap zoal uitvoerde achter de gesloten deuren van de lodges.
En toen verween William Morgan, op een nacht in 1826. Morgan was een teleurgestelde vrijmetselaar uit Batavia, New York, die had aangekondigd dat hij van plan was de geheime rituelen openbaar te maken van een aantal van de meest controversiële hoogste graden. Zijn drukkerij werd in brand gestoken. Vervolgens werd Morgan gearresteerd op beschuldiging van het niet-betalen van een schuld van twee dollar. Die nacht betaalde een vreemdeling de borgtocht voor Morgan. Toen hij de gevangenis uit wandelde, duwde een groep Masons hem in een rijtuig en hij verdween schreeuwend ‘moord, moord'. Hij werd nooit meer teruggezien. De lokale sheriff, een Mason, gaf zijn assistent opdracht om de Grand Jury vol te stoppen met Masons zodat er geen aanklacht zou volgen.
Dat werkte niet. Het woedende publiek eiste gerechteigheid. Uiteindelijk, na drie speciale onderzoekers en twintig processen, werden vier Masons veroordeeld wegens ontvoering. De sheriff kreeg de hoogste straf, dertig maanden. De Morgan affaire leidde tot een serieuze backlash tegen de vrijmetselarij. Anti-masons publiceerden almanakken en tientallen kranten. Ze richten de Anti-Masonic Party op die gouverneurs leverde in Pennsylvania en Vermont en won zeven kiesmannen in de presidentsverkiezingen van 1832. De gevolgen voor de Vrijmetselarij waren vernietigend. In Indiana werden tweederde van de lodges gesloten. In New York moesten negen van de tien hun deuren sluiten. Vrijmetselaars in Illinois, Michigan en Vermont stopten helemaal met bijeenkomsten in de staat als geheel. Over het hele land verloor de broederschap meer den de helft van zijn leden. Maar zo tegen 1854 was de anti-vrijmetselaars beweging uitgewerkt en begon de Vrijmetselarij aan een wederopleving. Binnen een paar decennia was de vrijmetselarij terug op zijn oude ledental maar de broederschap had de status verloren die ze had in de dagen van George Washington. Hij had ook wat ingeleverd aan de arrogantie en veel van zijn macho kroegjolijt. Het was voorzichtiger organisatie geworden. De feestbeesten kwamen niet terug en de vrijmetselarij werd eenheel sobere, heel serieuze organisatie, heel vroom, prim en keurig.

Veel mensen associëren de piramide met het oog erbovenop dat op het dollarbiljet is te vinden met de vrijmetselarij. En inderdaad is dat het alziend oog van de vrijmetselaars.

Tussen 1860 en 1920 ontstonden in de Verenigde Staten letterlijk honderden broederschappen, vrijwel alle met uitgebreide rituelen die ze gepikt hadden van de vrijmetselaars. De Knights of Columbus, The Benevolent and Protective Order of the Elks, The Loyal Order of Buffaloes en zo voort, namen die je nog wel eens ziet staan op een nondescript gebouw in een klein stadje. Dit was, zoals de journalist W.S. Harwood schreef in 1897, de ‘gouden eeuw van de broederschappen'. IN een land met 19 miljoen volwassen mannen, hadden de diverse broederschappen in dat jaar maar liefst zes miljoen leden. De Vrijmetselaars en de Odd Fellows waren het grooste, elk met 750.000 leden, gevolgd door de Knights of Pythias met ongeveer 500.000 en de Red Men met 165.000. Veel mannen waren lid van verscheidenen groepen en als ze overleden stonden hun lidmaatschappen op de rouwberichten als medailles. Harwood vroeg zich af waarom zoveel mensen lid werden. Het antwoord was divers. Zakenlui gebruikten de broederschappen om contacten te leggen, te netwerken in modern idioom. Immigranten gebruikten ze om te assimileren. Arme mensen gebruikten ze als clubs om levensverzekeringen en begrafenisrechten te krijgen. Echtgenoten om het huis te ontvluchten. Maar, concludeerde Harwood, de grootste aantrekkingskracht was het ritueel. Amerikaanse mannen waren blijkbaar dol op de ceremonies, de geheimzinnigheid, de kostuums, de opgepepte titels. Het ritueel, zo schreef Harwood, had op Amerikanen een ‘vreemde en krachtige aantrekkingskracht'. De historicus Arthur Schlesinger Sr. vond dat ook. Amerika was een ‘nation of joiners' schreef hij tientallen jaren later. ‘De gewone burger had soms genoeg van zijn gewoonheid en, uit behoefte aan zowel rites als rechten, hunkerde hij naar ceremonies, groots klinkende titels en exotische costuums van een mystieke broederschap.'

Rituelen die waren afgeleid van de vrijmetselarij waren zo poplair dat ze opdoken in allelei niet-broederschapsorganisaties, van de Mormoonse kerk tot de Ku Klux Klan en de Knights of Labor tot de Grange. Met zoveel rituelen, titels, kledij en pompeuze titels, was het onvermijdelijk dat anderen er de draak mee zouden steken. Ironisch genoeg bleken vrijmetselaars daar het best in. In 1872 bedachten twee vrijmetselaars uit New York City, Walter Fleming en Billy Florence, een organisatie die ze de Ancient Arabic Order of the Nobles of the Mystic Shrine noemden. Er was niets ‘ancient', arabisch of mystiek aan. De Shrine was een parodie op de Vrijmetselarij, compleet met eigen wachtwoorden, ceremoniële hoeden en een verzameling overdreven titels. De installatie ceremonie was een persiflage op het ritueel van de vrijmetselaars. Nieuwe leden werden uitgekleed en geblindoekt, moesten rondkruipen terwijl de Shriners blaften als honden en net deden of ze op hen urinieerden door ze met warm water te bespuiten.
De club was alleen toegankelijk voor vrijmetselaars van eenhogere graad en bleek een doorslaand succes, vooral om het de feestbeest sfeer schiep die zinds het Morgan schandaal had ontbroken. Duizenden vrijmetselaars zetten de rode fez van de Shrine op en kwamen bijeen om te drinken, te paraderen, wat meer te drinken en elke vrouw die maar in de buurt kwam met kussen te overdekken. Ze vonden het ook leuk om met rollen toiletpapier over straat te wandelen, schreeuwend als krantenjongens: ‘Evening Paper!'. Meer dan veertig jaar lang diende de Shrine vooral om bacchantisch te zwelgen. Tot in 1920 het Amerikaanse puriteinse denken weer de overhand kreeg en de Nobles besloten zich te wijden aan het vergaren van fondsen voor kinderziekenhuizen. Tot de dag van vandaag halen de Shriners tientallen miljoenen dollars per jaar bijeen om 22 ziekenhuizen te ondersteunen. En ze feesten al lang niet zo fanatiek als ze vroeger deden, misschien ook omdat de leden vooral boven de zestig zijn.
Dat is ook het probleem met de vrijmetselarij in het algemeen. Het is aan het uitsterven. Sinds 1959 daalde het aantal leden van 4,1 miljoen naar 1,9 miljoen. De redenen voor het ledenverlies zijn dezelfde die Robert Putnam noemde in Bowling Alone voor het afnemend lidmaatschap in organisaties: Amerikanen werken veel langer. Ze besteden meer tijd aan forenzen. Met beide echtgenoten aan het werk, hebben ze meer tijd nodig voor het opvoeden van kinderen en het aan kant maken van het huis. En dan is er de televisie die menig Amerikaan thuis aan de bank kluistert in plaats van bij gemeenschaps bijeenkomsten. Amerika is niet langer een natie van ‘joiners'.
Een bijkomend probleem is dat Amerikanen minder geïnteresseerd zijn in rituelen. De ceremonies en de geheimen die ooit fascineerden lijken nu stom, ouderwets en absurd. Een onderzoeker, ingehuurd door een bezorgde lodge, stelde vast dat van de geinterviewden letterlijk niemand geinteresseerd was in ‘pomp, circumstance and ritual'. Ze leken eerder een hekel te hebben aan uitgebreide inwijdingsrituelen, speciale kleding en geheime ceremonies. De Vrijmetselarij lijkt inderdaad helemaal uit. Vrijmetselaars zijn dol op formaliteit, overdreven architectuur, grandioze titels, gekke kleuren. Maar Amerika is een land geworden van informaliteit, utilitaire architectuur, voornamen, ontspannen kleding en casual Fridays. Alleen het charitatieve aspect van de bezigheden van de vrijmetselaars zou nog aantrekkelijk kunnen zijn – moeten hun rituelen achterlaten en meer naar buiten komen. Het probleem is dat daarmee nu juist de essentie van de vrijmetselarij wordt verlaten. En dus luisteren de oude heren niet naar wat hen wordt geadviseerd. En er is het probleem dat alle clubs hebben, de lieden die ondanks alles nu nog uiterst actief zijn, houden ervan zoals het nu is en zullen vertrekken als het wordt aangepast. Verander het en je jaagt de meest actieve leden weg.

 

 

 

Though often mistaken for such, Freemasonry is not a Christian institution. Freemasonry contains many of the elements of a religion; its teachings enjoin morality, charity, and obedience to the law of the land. For admission the applicant is required to be an adult male believing in the existence of a Supreme Being and in the immortality of the soul. In practice, some lodges have been charged with prejudice against Jews, Catholics, and nonwhites. Generally, Freemasonry in Latin countries has attracted freethinkers and anticlericals, whereas in the Anglo-Saxon countries, the membership is drawn largely from among white Protestants.

Negentiende eeuwse Amerikanen waren bijzonder wantrouwig. Van geheime genootschappen moesten ze niets hebben. Toch bleven de Vrijmetselaars lange tijd gevrijwaard van kritiek vanwege hun link met de politici in de Amerikaanse Revolutionaire periode. In de eerste kwart van de negentiende eeuw was lidmaatschap van de Vrijmetselaars zelfs een noodzaak voor wie een politieke carrière ambieerde.
Na de Morgan affaire verenigden tegenstanders van de vrijmetselarij, waarin de pers, de georganiseerde kerken en ook de anti-slavernijgroeperingen zich in een veroordeling van de vereniging. Thurlow Weed, de uitgever van de Rochester Telegraph leidde de persaanval op de Vrijmetselarij en hij gaf steun aan Anti-Masonry kandidaten voor ambten in de staat New York in de verkiezingen van 1827. Toen vijftien van die kandidaten in de State Assembly werden gekozen, werd in 1828 een Anti-Masonic Party opgericht. Twee jaar later kreeg Weed financiele steun voor zijn Albany Evening Journal, dat het officiële orgaan werd van de partij. In de oostelijke staten groeide het aantal anti-Masonic kranten snel: in 1832 waren er al 46 in New York en 55 in Pennsylvania.
De Anti-Masonic Party was de eerste partij die een nominatie conventie heild en de eerste die een programma aankondigde. Op 26 september 1832 kwamen de Anti-Masonics bijeen in Baltimore. Ze nomineerden William Wirt voor het presidentschap en Amos Ellmaker als vicepresident. Het politieke effect was dat deze eerste derde partij in de Amerikaanse geschiedenis stemmen trok van Henry Clay en de herverkiezing van Andrew Jackson nog glorieuzer maakte (beide heren waren overigens Vrijmetselaars, al zou Clay zijn lidmaatschap uit politieke overwegingen opzeggen). Na de verkiezingen van 1836 verliep de partij echter. Hij ging uiteindelijk op in de Whig Party.

 

Op 2 juni open in het Museum of American Heritage, in Lexington, Massachusetts, een tentoonstelling over de Vrijmetselarij. http://monh.org/