Alexander Hamilton 1755-1804

President was hij nooit, maar Alexander Hamilton geldt als een van de grondleggers van de Amerikaanse natie. Hij was een van de meest gedreven verdedigers van de grondwet, in de Federal Papers, legde als minister van Financiën de grondslag voor een sterke federale staat en werkte als politieke intrigant tot zijn door in een duel, in 1804.

Door Hans Veldman

De opstellers van de Amerikaanse grondwet waren een kleurrijk gezelschap van politieke giganten. Maar zelfs in die omgeving spreekt Alexander Hamilton bijzonder tot de verbeelding. De man kan vanuit vele invalshoeken bestudeerd worden. Niet alleen was hij verantwoordelijk voor de financiële infrastructuur van de brandnieuwe Verenigde Staten, hij was ook gezaghebbend journalist. Als oprichter van The New York Post en belangrijkste auteur van de Federalist Papers, de flonkerende verdediging van de grondwet, kon Hamilton mooi en meeslepend schrijven.

De wijze waarop hij de jonge Amerikaanse natie in 1787 voorzag van een visie waarin voor de overheid een actieve rol was weggelegd, is nog steeds actueel. Bovendien kon Hamilton bogen op een kleurrijke levenswandel. Hij was één van de eerste staatslieden die te maken kreeg met een seksschandaal, en hij was zeker niet de laatste die meende dat deze private aangelegenheden niets van doen hadden met zijn politieke rol en geloofwaardigheid. Het was typerend dat Hamilton in 1804 het leven liet in een duel met een politieke tegenstander. En het was ironisch dat juist persoonlijke motieven hem daartoe hadden gebracht.

Dwars karakter

Voor de ontwikkeling van de Verenigde Staten is Hamilton van essentieel belang geweest. Niet voor niets staat hij afgebeeld op het tien dollarbiljet en op een in 1981 uitgegeven Amerikaanse postzegel, hoewel hij nooit president was. Hamiltons karakter en zijn impulsieve of soms juist samenzweerderige gedrag maakte hem ook ongeschikt voor een dergelijke rol. Hij was prikkelbaar, opvliegend en, als hij gedwarsboomd werd, knap lastig. Toen George Washington in de slag bij Monmouth generaal Lee berispte wegens zijn te vroeg ingezette terugtocht, sprong Hamilton opgewonden van zijn paard, trok zijn sabel en riep: ‘We zijn verraden!’ Washington legde zijn jonge assistent het zwijgen op: ‘Mijnheer Hamilton, stijg te paard, maak u niet druk, aan de orde zijn zaken van meer belang’.

Hamilton had een dwars karakter. Zo kreeg hij bijvoorbeeld tegen het einde van de oorlog onenigheid met zijn generaal Washington en wees hij elke poging om de breuk te helen af. Zijn spontane levenswijze bracht hem in contact met dames van lichte zeden en hij had een in de Amerikaanse historiografie verzwegen voorkeur voor jonge jongens. Zijn heetgebakerdheid en bereidheid onmiddellijk een twist aan te gaan leverden hem talloze conflicten op: met Thomas Jefferson, waardoor hij de regering van Washington spleet, met John Adams, waardoor hij de eenheid in de Federalistische Partij verbrak en met Aaron Burr, waarmee hij in 1804 het duel aanging.

Toch stond Hamilton ook bekend als een innemend persoonlijkheid, iemand met een grote aantrekkingskracht en een vriendelijk uiterlijk. Op het schilderij van John Trumbull en het familieportret van James Sharples zien we een knappe man, met roodbruin haar en bruine ogen, iemand die door zijn tijdgenoten als slim en scherp omschreven werd en opvallend aangenaam een toespraak kon houden. Zijn ‘retoric skills’ maakten Hamilton in de revolutionaire tijd een natuurlijk leider van de New Yorkse patriotten en was een belangrijke reden waarom Washington hem tot eerste adjudant in het leger benoemde en hij na de oorlog op 32-jarige leeftijd door Washington benoemd werd tot minister van Financiën. De mede-opsteller van de grondwet zou zich in deze hoedanigheid ontwikkelen als de ‘Founding Father’ van het Amerikaanse democratische kapitalisme.

Minister van Financiën

Na de onafhankelijkheid moest het jonge Amerika in economisch en financieel opzicht het wegvallen van de banden met Engeland compenseren. Elk van de dertien staten bleef gewoon zelfstandig zijn financiën regelen. Politiek was de toestand chaotisch: de ‘Articles of Confederation’ die in 1776 waren afgesproken reserveerden vrijwel alle macht, ook de militaire, voor de staten en lieten weinig over voor de federale regering en het Congres. Die situatie werd opgelost tijdens de Grondwettelijke Conventie die in 1787 van Philadelphia bijeen kwam, onder andere door toedoen van Hamilton. Besloten werd dat de centrale regering geen gezag had over de staten – die bleven soeverein – maar wel over de bevolking van de staten. Dat is ook de reden dat de Amerikaanse grondwet begint ‘met de woorden ‘we the people’. De staten behielden de controle over hun eigen gebied, hadden dus een plaatselijke regering en een eigen politie, het recht op eigen rechtspraak en zo meer. De regeling van het muntwezen, de post, de buitenlandse betrekkingen en de in- en uitvoerregelingen moesten aan de federale regering overgelaten worden.

Na zijn inauguratie als eerste president, stelde George Washington in 1789 een kabinet samen waarin Alexander Hamilton minister van Financiën was en Thomas Jefferson Secretary of State – toen in feite de minister van politieke zaken, inclusief het buitenland. Het duurde niet lang of beide heren lagen overhoop over de vraag of de overheid dan wel de staten de uiteindelijk bevoegdheden moest bezitten, een tegenstelling die klassiek voor de Amerikaanse geschiedenis kan worden opgevat.

Het conflict werd ingeleid door Hamilton, die als minister van Financiën de economie van het land moest organiseren. Hij was ervan overtuigd dat de Amerikaanse federale regering alleen maar aanzien kon krijgen en behouden als ze economisch geloofwaardig was. Dat vereiste allereerst een gezonde financiële basis – de staten hadden nog miljoenen aan onbetaalde schulden uitstaan. Om geloofwaardig te kunnen zijn, meende Hamilton, moest de federale overheid die schulden in zijn geheel overnemen, de munt saneren en een nationale bank op poten zetten. Nog afgezien van Hamiltons centralistische visie van een sterke overheid, was een van de problemen dat de waardepapieren voor die schulden door speculanten voor een schijntje waren overgenomen van de burgers en oud-strijders die hadden verwacht dat ze nooit meer het volle pond zouden terugkrijgen. De speculanten kregen nu het volledige bedrag van de waardepapieren vergoed. Bovendien was er ongenoegen onder staten die hun financiën op orde hadden, zoals Virginia en staten die ze hadden laten sloffen, zoals South Carolina. Na een heftig debat in het congres kreeg Hamilton uiteindelijk zijn zin, zij het met een vreemd compromis. Weliswaar werd overeengekomen dat de staatsschulden door de centrale regering werden overgenomen maar de zuidelijke staten, die zich het meest heftig verzet hadden, kregen als troost de toezegging dat de nieuw te stichten hoofdstad vanaf 1800 definitief in Virginia of in Maryland gevestigd zou worden.

Sterke overheid

Hamilton wierp zich niet alleen op voor een nationale bank, hij verwezenlijkte ook een beleid van invoerrechten waarmee de ondernemingen in het kwetsbare land beschermd konden – beide onderwerpen zouden tot ver in de negentiende en zelfs in de twintigste eeuw de Amerikaanse politieke bepalen. Hij verkreeg zo de steun mee van ondernemingen die profiteerden van de tarieven, terwijl de nationale bank de invloedrijke groepen van geldmannen die behoefte hadden aan gemak en zekerheid bij financiële transacties. Zo realiseerde Hamilton een solide band tussen bezitters en de regering, waardoor de overheid een gezag verwierf dat in 1787 niet voor mogelijk was gehouden. Vooral de in het noorden sterke groepen van bankiers, industriëlen en handelslieden – die bovendien traditioneel op Engeland gericht waren – schaarden zich achter de federale regering. Zij gaven de jonge natie de noodzakelijke financiële impuls voor de verdere ontwikkeling. De visie die Hamilton bij dit alles dreef, was dat Amerika als industriële macht ongekende kansen had, op voorwaarde dat het zich als een eensgezind land zou ontwikkelen.

Een belangrijke bron van inkomsten voor de federale overheid waren accijnzen, iets wat collega minister Jefferson verafschuwde. Hij schreef Washington dat hij bang was dat het ‘onverstandig was omdat zij het gezag der Regering wilde gebruiken in streken, waar tegenstand waarschijnlijk en dwang moeilijk uitvoerbaar was’. Jefferson leek gelijk te krijgen bij de Whiskey Rebellion, toen boeren voor wie whiskey een belangrijk product was (al was het alleen maar als liquide vorm van graanopslag en -vervoer), belastingambtenaren die de accijns kwamen innen van hun erf joegen. Aangespoord door Hamilton besloot president Washington dat deze uitdaging aan het federale gezag tegemoet getreden moest worden.

Dat liet Hamilton zich ging twee keer zeggen. In plaats van de duizend soldaten die deze kleine revolte gemakkelijk hadden kunnen bedwingen, stuurde hij een leger van vijftienduizend man. Hamilton was er zelf bij en liet achttien mannen naar Philadelphia brengen voor berechting. Het optreden tegen de whiskey-rebellie had het effect dat Hamilton beoogde: de jonge natie had een sterke regering die er niet voor terugdeinsde wetsovertreders te berechten.

Klassieke tegenstelling

Binnen de regering bleef Jefferson zich als de tegenstander van Hamilton opstellen. Beiden hadden een tegenovergestelde visie over hoe Amerika zich moest ontwikkelen. Jefferson was de romanticus, die beklemtoonde dat Amerika’s oorsprong en toekomt in de agrarische gemeenschap lag, met regeringsmacht op lokaal niveau. Hij zag de voorstellen van Hamilton als een ongewenste ontwikkeling naar centralisatie. Zo ontwikkelde zich de klassieke tegenstelling die de Amerikaanse geschiedenis zou beheersen tussen industriële en agrarische belangen, de voorstanders van een sterk centraal gezag en degenen die de ‘state rights’ benadrukten. Jeffersons had zijn aanhang vooral in het zuiden en westen, Hamilton in het noorden. De aanhangers van Hamilton gingen zich de Federalisten noemen, om de nadruk te leggen op hun voorkeur voor een sterke eenheid, maar niet alle oude Federalisten die in 1787 de grondwet hadden verdedigd, maakten nog deel uit van hun gelederen. Zo was James Madison steun en toeverlaat geworden voor Thomas Jefferson, wiens aanhangers zich Republikeinen gingen noemen. President Washington zag deze verbreking van de eenheid in eerste instantie als een bedreiging, maar geleidelijk aan kwam het inzicht dat deze tegenstelling juist de ziel kon zijn van een oprechte democratie.

Na een zwakke regering van John Adams kwam Jefferson in 1801 aan het bewind en werd het geloof in het primaat van de landbouw door de overheid actief uitgedragen. Benadrukt moet worden dat de regering natuurlijk weinig kon doen tégen de industriële en economische ontwikkeling die de natie sinds 1787 had doorgemaakt, zij het dat Jefferson een aantal door Hamilton ingestelde accijnzen schrapte. Jefferson was een uitstekend staatsman, die de hevigheid van de tegenstelling tussen federalisten en anti-federalisten wist af te zwakken. Bovendien gold zijn financiële beleid in de praktijk als een voortzetting van dat van Hamilton. Toch bleef een klein groep zich tegen Jefferson verzetten en zij benaderden met succes de Republikein Aaron Burr, nota bene Jeffersons vice-president, om de strijd tegen hem op te nemen.

Politieke tegenstanders

Burr was een gefrustreerd politicus die niet kon verkroppen dat hij in 1800 de presidentsverkiezing had verloren (nadat hij door een foutje in de kieswet gelijk geëindigd was in kiesmannen met Jefferson, waarbij Hamilton in het Huis uiteindelijk de doorslag gaf ten nadele van Burr). In 1804 had Burr de strijd om het gouverneurschap van New York verloren had. Ook daar zag Burr in Hamilton de kwade genius. Hamilton had tegen de Federalisten van New York gezegd dat zij Burr beter niet konden steunen. Volgens hem was Burr ‘een onbetrouwbare man met een ontembare ambitie….die we onze goede en onbedorven overheid niet moeten toevertrouwen’. Tot woede van Burr (en zonder dat Hamilton het wilde) kwam deze negatieve karakterisering in de openbaarheid en het gevolg was dat Burr uitdaagde voor een duel. Op 11 juli 1804 vond in Weehawken, New Jersey, aan de andere kant van de Hudson, een treffen tussen beiden plaats en werd Hamilton getroffen door een kogel waar hij de volgende dag aan zou overlijden.

De vraag is natuurlijk waarom Hamilton zich tot een duel liet verleiden. De redenaar, literator en polemist was een groot tegenstander van een banaliteit als een pistolengevecht. Dat in de Amerikaanse historiografie Hamiltons grondige afkeer van het duel weinig benadrukt wordt, is wel verklaarbaar. Vanuit het historische perspectief van de Republiek was het te begrijpen dat men meer aandacht had voor de politieke tegenstelling tussen beiden, omdat het opgevat werd als een symbool van de ontstaansgeschiedenis van Democraten en Republikeinen. Bovendien illustreerde het duel ook hoe de natie in haar prille begin door emotionele gebeurtenissen als deze bedreigd werd. Behalve deze politieke verklaring, moet ook benadrukt worden dat Hamilton en Burr een grondige hekel aan elkaar hadden. Hun achtergrond was geheel verschillend en vanaf het eerste moment dat zij elkaar ontmoetten, lagen ze elkaar niet. Burr was van goede komaf terwijl Hamilton zich omhoog had gewerkt. Hamilton was geboren op Nevis, een klein suikerproducerend eiland van de Kleine Antillen, uit een arme Schotse vader en een Franse moeder. Hij werd de favoriet van George Washington en kwam in het leger voor het eerst met Burr in aanraking toen hij kritiek had op generaal Lee, waarvoor Burr werkte. Na de oorlog opende Hamilton een advocatenpraktijk en toevallig had Burr een paar blokken verder eenzelfde soort praktijk. Het enige verschil was dat Hamilton zijn cliënten beduidend minder vroeg dan Burr. Beide tegenstanders troffen elkaar voor de rechtbank en kenmerkend voor beiden was dat zij een juridische nederlaag niet konden verkroppen.

Toen Burr in 1791 besloot de politiek in te gaan en vervolgens generaal Philip Schuyler voor de Senaat versloeg, was Hamilton in alle staten. Schuyler gold als een partijgenoot van Hamilton, maar belangrijker, was ook zijn geliefde schoonvader die er voor had gezorgd dat hij zich als arme immigrant had kunnen opwerken. Vanaf dat moment was Burr een persoonlijke obsessie voor Hamilton en in deze context is het verklaarbaar dat hij in 1804 tot ieders verbazing zo snel instemde met een duel. Achter de façade van politieke tegenstellingen gaan vaak diepe persoonlijke ervaringen schuil.