Robert Kennedy

Robert Kennedy 1925-1968

Robert Kennedy werd op 20 november 1925 in Brookline, Massachusetts als het zevende kind van de negen kinderen tellende familie Kennedy geboren. De familie Kennedy was katholiek en kwam oorspronkelijk uit Ierland. De familie Kennedy was politiek actief. De grootvaders van Robert Kennedy waren belangrijke politieke figuren in Boston. De vader van Robert was een succesvolle zakenman, die later ambassadeur voor de Verenigde Staten in Ierland werd.

Kennedy studeerde aan de prestigieuze universiteit Harvard. Hij stopte met zijn studie om mee te gaan vechten in de tweede wereldoorlog, maar deze was al afgelopen voordat hij de kans kreeg om daaraan actief deel te nemen. Robert keerde weer terug naar de collegebanken om zijn studie te vervolgen. Na zij rechtenstudie werd hij de campagneleider de senaatsverkiezing van zijn oudere broer John F. Kennedy.

Zijn broer werd tot senator gekozen en Robert ging werken voor de senaatcommissie onder leiding van Joseph McCharty. Dit was van korte duur, omdat Kennedy zich steeds minder kon vinden in de werkwijze van McCharty. McCharty was ervan overtuigd dat de communisten bezig waren om Amerika over te nemen en begon daarom een heksenjacht tegen alles en iedereen waarvan hij dacht dat ze communisten waren. Hij ging voor de senaatscommissie werken, die zich bezighield met corruptie in het bedrijfsleven en de vakbonden.
Toen zijn broer in 1960 tot president werd gekozen, werd hij door zijn broer gevraagd om onder hem minister van justitie te worden. Hij hoefde hier niet lang over na te denken en accepteerde deze baan. Door de vertrouwensband met zijn broer, was hij nauw betrokken bij de beslissingen van president Kennedy.. Het ministerschap van Robert Kennedy werd gedomineerd door de Cuba crisis en de strijd om de burgerrechten.

De Cuba crisis ontstond nadat de Amerikanen door middel van luchtfoto´s ontdekten dat de Russen hadden op Cuba kernraketten geplaatst hadden. Dit gebeurde in 1962. In 1962 was de Koude Oorlog tussen Amerika en de Sovjet Unie in volle gang. Het communistische Cuba van Fidel Castro lag slechts enkele honderden kilometers van Florida vandaan en dat gaf de Russen een goede uitvalbasis om Amerika aan te vallen. De Amerikanen schrokken hier erg van en eisten van de Sovjets dat zij de raketten weg zouden halen. Zij weigerde echter en de crisis die daarop volgde had bijna een atoomoorlog tot gevolg. Gelukkig gebeurde dit niet, maar het scheelde niet veel.

Ook in Amerika zelf was het onrustig. In Amerika zelf werd er een grimmige strijd om burgerrechten uitgevochten. In de zuidelijke staten was er een vergelijkbare situatie met Zuid Afrika ten tijde van het apartheidsregime. Hoewel African Americans voor de wet gelijk zouden moeten zijn, was dit vooral in de zuidelijke staten niet het geval. Ze werden duidelijk als tweederangsburgers behandeld en daar tegen kwam de zwarte bevolking eind jaren vijftig van de vorige eeuw tegen in opstand. Een belangrijke mijlpaal was de Supreme court beslissing in Brown versus the board of education in 1954. De Supreme Court was van mening dat een groep zwarte schoolkinderen toegelaten moest worden op een highschool in Little Rock. Dit gebeurde ook, maar the national guard moest er aan te pas komen om de scholieren toegang tot de school te verschaffen. De blanke bevolking van het stadje verzette zich hier immers heftig tegen. Dit was het begin van de civil rights beweging en aangezien Robert Kennedy ten tijde van deze beweging minister van justitie was, kreeg hij hier veelvuldig mee te maken. Het liep een aantal keren behoorlijk uit de hand. . In mei1961 reisde een groep blanke en zwarte demonstranten naar het zuiden, de zogenaamde freedom riders, om daar de rassendiscriminatie aan de kaak te stellen. Een van deze twee bussen werd in brand gestoken en vervolgens braken er geweldadigheden uit. Robert Kennedy moest honderden federalen agenten naar plaatsen zoals Birmingham en Montgomery sturen om daar de rust weer enigszins te herstellen. Het bleef onrustig en in 1962 moest Robert Kennedy nogmaals troepen naar het zuiden sturen om aan de eerste zwarte student van de University of Mississippi bescherming te bieden.

Na de moord op zijn broer trad hij af als minister van justitie en werd hij senator voor de staat New York. Kennedy verzette zich hevig tegen het Vietnam beleid van president Johnson, de opvolger van zijn broer. Hij zette zich verder in voor de bescherming van mensenrechten en voor de arme bevolking van de Verenigde Staten.
In 1968 besloot hij om in de voetsporen van zijn broer te treden en probeerde om gekozen te worden als de democratische kandidaat voor het presidentschap. Het leek erop alsof dit ging lukken, maar op 4 juni 1968 werd hij tijdens een verkiezingsbijeenkomst neergeschoten door een geestelijk gestoorde man en overleed de volgende morgen aan de gevolgen hiervan.