De verkiezingen van 1948 en de Dixiecrats

Het duurde in 2002 ongeveer een week voordat Amerika zich begon op te winden over de opmerkingen die senator Trent Lott maakte bij de honderdste verjaardag van zijn collega Strom Thurmond. Meerderheidsleider Lott, na Bush de belangrijkste Republikein, stelde dat het land er een stuk beter uit had gezien als het in 1948 Thurmond tot president had gekozen. Het leek een kleinigheidje en de meeste Amerikanen wisten niet precies waar hij op doelde. Maar toen dat duidelijk werd, kon Lott alsnog vertrekken. Aan de geschiedenis van Amerikaans racisme werd zo een verlaat hoofdstuk toegevoegd: dat over de campagne van 1948.

Door Frans Verhagen

De presidentsverkiezingen van 1948 staan vooral in de geschiedenisboeken vanwege de verrassende overwinning van de kleine man uit Independence, president Harry Truman. Geheel tegen de voorspellingen in versloeg ‘Give them hell, Harry!’ zijn Republikeinse uitdager, gouverneur Dewey van New York. Iedereen kent het beeld: Truman op het achterbordes van zijn verkiezingstrein met in zijn handen de voorpagina van The Chicago Tribune die wat al te vroeg gekopt had ‘ Dewey beats Truman’.  De herkozen Truman kon er wel om lachen.

Niet alle Democraten waren echter blij met Trumans overwinning. Zo moest Strom Thurmond, destijds Democratisch gouverneur van South Carolina, er niets van weten. Sterker, hij had actief campagne gevoerd om Truman onderuit te halen, met zijn eigen presidentiële kandidatuur, namens de Dixiecrats . Thurmond vertegenwoordigde de segregationisten in het Diepe Zuiden, de racistische Democraten voor wie Harry Truman gevaarlijk liberaal dacht over de rechten van zwarte zuiderlingen.

Gele hond

Anno 2003 zijn veel mensen het vergeten, maar in die jaren waren de Democraten de partij van het racisme. Zij hadden de Burgeroorlog verloren, zij hadden eerst slavernij en later segregatie met hand en tand verdedigd. Het waren Democraten die van zwarten tweede rangs en rechteloze burgers maakten en de absolute macht hadden in het de zuidelijke staten. Zij zorgden ervoor dat hun staten zo ingericht waren dat zwarten geen kiesrecht kregen, dat lynchings en machtsmisbruik niet werden vervolgd. Hun machtspositie was onbetwistbaar: ze domineerden overal de staatspolitiek, op die manier in de praktijk de nederlaag compenserend die het Zuiden had geleden in de Burgeroorlog. Blanken in het Diepe Zuiden waren zogenoemde Yellow Dog Democrats : ze zouden zelfs op een Democraat stemmen als de kandidaat een gele hond was.

Segregatie, hun ‘manier van leven’ zoals zuidelijke racisten het noemden, moest behouden worden (zie Dakota 2003/1 over Jim Crow). Tot elke prijs. Nergens gold dit meer dan in de staat van Strom Thurmond, South Carolina, die in 1860 de eerste was om zich af te scheiden van de Unie en de Burgeroorlog in gang te zetten. De vlag waaronder het Zuiden nu de segregatie verdedigde was niet zoveel anders dan die waaronder het de Burgeroorlog in was gegaan: het ging om states rights , het recht om als staat zelfstandig beslissingen te nemen, wat de federale overheid daarvan ook mocht vinden. In 1860 was dit het recht om slaven te houden, in 1948 het recht om zwarten te discrimineren. Zonder het uit te spreken, wist iedereen dat.

Reactionair verzet

Deze blanke Democraten waren in 1948 niet erg gelukkig met hun president. Harry Truman had, anders dan zijn voorganger Roosevelt, flink geschud aan de boom van de rassendiscriminatie. Hij beval het leger te integreren en probeerde een verbod in te voeren op lynchen , de zuidelijke folklore om zo nu en dan een zwarte rechteloze burger op te knopen. Het leger integreerde en werd – tot blijvende eer van Truman – het beste vehikel voor zwarten om zich een maatschappelijke carrière te verwerven. De anti- lynch wetgeving faalde keer op keer. Trumans oprechte pogen leidde tot flinke weerstand in het zuiden. Toen het President’s Committee on Civil Rights in 1947 aanbeval om de burgerrechten van minderheden te beschermen, inclusief die van negers, was de beer los.

Hoewel de Democratische Partij in zijn geheel niet erg warm liep voor Truman (dat gold ook voor noorderlingen) liet zij hem niet vallen, al werd algemeen verwacht dat de president in 1948 roemloos ten onder zou gaan tegen de Republikeinen. Die stonden na zestien jaar te trappelen om de macht te verkrijgen. Maar dat weerhield de racistische vleugel van de Democraten er niet van om een stap verder te gaan.

Overigens zat er ook anti-New Deal element bij het ongenoegen onder zuidelijke Democraten over hun partij. Volgens politicoloog V.O. Key, in zijn standaardwerk Southern Politics uit 1949, ging het niet alleen om ras maar ook om verzet tegen het progressieve denken uit Washington. Tegelijkertijd stelt Key vast dat de reactionaire machthebbers in het zuiden, die hun macht bedreigd zagen door de New Deal en de mogelijkheden van patronage door Washington, racisme graag gebruikten om hun doel te bereiken.

In elk geval was het klimaat rijp voor een opstand. Nu kregen de Zuiderlingen meestal wel hun zin: binnen de Democratische Partij hadden ze recht bedongen om een veto uit te spreken over de presidentskandidaat en in de senaat zorgden ze door middel van filibusters (Congresleden wiens enige doel was de zaak te traineren) ervoor dat ongewenste wetgeving de nek om werd gedraaid. In de woorden van Key: ‘hun strategie van obstructie biedt een instructieve illustratie van de macht – althans de negatieve macht – van coherente en vastbesloten minderheden.’

Mocht de partij niet aan de wensen van de Zuidelijke Democraten voldoen dan konden ze dreigen met een afsplitsing. De dreiging bestond uit de Dixiecrats die een programma opstelden van states’ rights en anti-rassengelijkheid. Dixie is een verwijzing naar de Confederate staten, de staten die zich afscheidden in 1860. De naam komt van een populair liedje dat als marslied werd gebruikt door Zuidelijke soldaten, vaak beschouwd als het alternatieve volkslied. Het werd dan ook gespeeld bij de inauguratie van Confederate president Jefferson Davis, in 1861. De boodschap was duidelijk.

Het idee achter de dreiging met een eigen partij was dat deze opstandige Democraten, vanwege hun totale macht over hun staten, de reguliere Democratische kiesmannen zouden kunnen dwingen voor de Dixiecrats te stemmen (in het Amerikaanse systeem moet je de kiesmannen winnen om te staat te winnen). De kiesmannen werd gemaand te stemmen op ‘een echte Democraat van het states’ rights type ‘ en ze moesten een verklaring ondertekenen dat ze niet op Truman of enige andere reguliere Democraat zouden stemmen, tenzij de conventie de burgerrechtenparagraaf van Truman verwierp. Toen de partij hen niet volgde waren ze er klaar voor.

De macht van de staats partijbonzen lag in de mogelijkheid tot manipulatie met de opstelling van de stembiljetten, met name de manier waarop kandidaten daarop terecht kwamen. Als de Dixiecrats erin slaagden de Democratische kiesmannen aan zich te committeren, dan zou Truman om kiesmannen te halen moeten komen met als onafhankelijk gelabelde kiesmannen. En iedereen wist maar al te goed dat daar geen blanke zuiderling op zou stemmen. Zo slaagden de Dixiecrats onder leiding van de jonge Thurmond erin om in Louisiana, Mississippi, South Carolina en Alabama hun eigen kiesmannen als de reguliere Democraten op het kiesbiljet te krijgen. In Alabama stonden zelfs helemaal geen Truman-kiesmannen op de kieslijst.

Zuiderlingen hadden een traditie hoog te houden wat betreft hun vaardigheid in procedures, machinaties en stemmen tellen. Zoals Key schrijft: ‘Zuiderlingen waren terecht trots op de technische virtuositeit van hun politici. Het Zuiden verloor de cruciale veldslagen maar haar politici wonnen de Burgeroorlog.’ Ook nu was het niet de bedoeling om Thurmond president te maken; zelfs de meest optimistische zuiderling zag in dat dit niet zou lukken. Nee, ze wilden op zijn minst Truman laten verliezen en op zijn best de verkiezingen in gijzeling nemen. Zou immers geen van de kandidaten de helft plus één halen van de kiesmannen, dan ging de verkiezing naar het Huis van Afgevaardigden en daar hadden de zuiderlingen zoals altijd het heft in handen. Ze zouden dan iemand naar voren kunnen schuiven die hen meer welgevallig was.

Deze truc was al eerder uitgehaald, met wisselend succes. In 1824 hadden de tegenstanders van Andrew Jackson de populaire generaal (tijdelijk) kunnen tegenhouden en werd John Quincy Adams president – om vervolgens in 1828 smadelijk te verliezen. In 1912 zorgde de campagne van Theodore Roosevelt ervoor dat de Republikeinse president Taft het aflegde tegen Woodrow Wilson. En ook veel later, in 1968, probeerde George Wallace, de racistische gouverneur uit Alabama, iets gelijksoortigs om Nixon en Humphrey te laten ontsporen. Ook Ross Perot had dit scenario in gedachten toen hij in 1992 meedeed, maar het Amerikaanse systeem is wat dit betreft niet gemakkelijk voor derde partijkandidaten: Perot haalde met zijn twintig procent van de stemmen geen enkele kiesman, al maakte hij het Bill Clinton gemakkelijk te winnen van George Bush.

Geen gesloten boek

In 1948 liep het op niets uit. Thurmond behaalde uiteindelijk de kiesmannen van vier staten: Louisiana, Mississippi, Alabama en zijn eigen South Carolina, plus één kiesman uit Tennessee die voor Truman was gekozen maar tegen de president stemde. Het was niet genoeg om Truman uit het Witte Huis te houden.

Toch maakten de campagne en de verkiezingsuitslag een aantal dingen duidelijk. Allereerst bleek dat in het Diepe Zuiden het verzet tegen de opheffing van segregatie behoorlijk sterk was en dat de racisten nog flink wat amok konden maken, zoals in de jaren vijftig ook ruimschoots zou blijken. Het goede nieuws was dat Truman liet zien dat hij voor een overwinning niet per se afhankelijk was van deze racisten en dat het spelen van de rassenkaart beperkte kracht had. Die zuidelijke staten konden namelijk wel hard roepen maar ze bleken niet nodig te zijn voor een Democratische overwinning. Het leukste is nog wel dat het heel goed mogelijk is dat Thurmond president Truman in het zadel heeft geholpen. Tegen het einde van de campagne wist Truman namelijk de minderheden in het industriële noorden te mobiliseren – staten die hij wel absoluut nodig had – en mede dank zij de Dixiecrats had de president geen enkele moeite om de zwarten daar, die wel mochten stemmen, van zijn goede wil te overtuigen. Zij konden wel eens het verschil gemaakt hebben – precies het omgekeerde van wat de Dixiecrats wilden.

Strom Thurmond werd er niet slechter van. Na zijn jaren als gouverneur slaagde hij er op kracht van zijn naamsbekendheid in om in 1954 tot senator van South Carolina te worden gekozen, met een write-in kandidatuur waarbij de kiezers hem verkozen boven de officiële kandidaten (allen Democraten). In de campagne had Thurmond beloofd om dan in 1956 ontslag te zullen nemen om de voorverkiezingen van de Democraten te bevechten en dat deed hij. Hij won natuurlijk en bleef zo senator. Tot 2002 om precies te zijn, zij het dat Thurmond in 1964 overstapte naar de Republikeinse Partij. Ook daarmee gaf hij toentertijd een trend aan: het zuiden is nu net zo solide Republikeins als het al die tijd voorspelbaar Democratisch was en al is racisme geen beleid meer, de geschiedenis speelt nog een stevige rol in het Diepe Zuiden. Daar wist iedereen wat Lott bedoelde.

Het was juist in die context dat opmerkingen van senator Lott in 2002 hem zwaar werden aangerekend. Het was niet voor het eerst dat deze blanke, wat ouderwetse zuidelijke politicus uit wat indertijd één van meest racistische staten van de VS was, zijn hart op zijn tong droeg en dan een geluid voortbracht dat luidruchtig schuurde met wat anno 2002 gevoeglijk was. Wie zei dat Thurmond eigenlijk maar beter had kunnen winnen in 1948, zei in feite dat de opheffing van de segregatie het land alleen maar ellende had gebracht. Niet direct de officiële lijn van de Republikeinse Partij.

Maar het was een geluid dat presidentskandidaat Thurmond wel zou kunnen waarderen. Als hij het goed gehoord heeft tenminste, want de honderd jarige ex- Dixiecrat was er al niet zo goed meer bij. De rest van het land luisterde des te beter en dat bewees maar weer eens dat de rassenrelaties in de Verenigde Staten nog steeds geen gesloten boek zijn. Dát had Strom Thurmond in 1948 al gezien.