De moord op Kennedy

Nog steeds is de moord op president John F. Kennedy in raadselen gehuld. Een reden is de overdreven geheimhouding door de Amerikaanse regering tijdens de Koude Oorlog, waardoor samenzweringstheorieën meer kracht kregen dan ze verdienden. Sinds de film JFK onrust zaaide over de betrouwbaarheid van de overheidsinformatie, is een commissie bezig geweest zich een weg te banen door alle archieven. Een lid van deze commissie vertelt over haar activiteiten.

Kermit L. Hall

Geen gebeurtenis in de Amerikaanse geschiedenis heeft zoveel samenzweringsverhalen opgeleverd als de moord op president John F. Kennedy in 1963. Meer dan vierhonderd boeken zijn er over gepubliceerd, een nieuwsbrief zorgt voor een gestage aanvoer van nieuwe theorieën en een nationale organisatie, de Commission on Political Assassinations, komt jaarlijks bijeen om over de moord te debatteren. Regisseur Oliver Stone blies in zijn film JFK het idee van een samenzwering op tot epische proporties. Volgens de film opereerde Lee Harvey Oswald niet alleen, maar maakte hij deel uit van een samenzwering gesmeed door de georganiseerde misdaad, de CIA, de FBI en andere elementen binnen de Amerikaanse overheid.

Rond de moord op Kennedy blijft ook de vraag hangen hoe we in een democratie de vereiste openheid kunnen hanteren en tegelijkertijd het nodige geheim kunnen houden. Als historicus geloof ik dat de toegang tot geheime documenten van vitaal belang is; als burger ben ik bang dat er van dat vertrouwen misbruik gemaakt zal worden. Zoals een rechter van het Supreme Court ooit zei: ‘de grondwet is geen afspraak tot zelfmoord'.

Miljoenen pagina's

Het geheim houden van informatie is een enorme industrie geworden in Washington. Volgens officiële schattingen classificeerde de regering in 1994 6,3 miljoen documenten als geheim, wat betekent dat slechts een geselecteerd groepje overheidsfunctionarissen die negentien miljoen pagina's informatie kan inzien. Meer dan 32.000 ambtenaren doen niets anders dan bepalen welke informatie geheim moet blijven en op welk niveau. Niemand weet precies hoeveel honderden miljoenen pagina's informatie worden achtergehouden, zelfs de regering niet.

In april 1995 probeerde president Clinton orde te scheppen in de chaos van geheime en half geheime documenten. Hij bepaalde dat de oudste spullen van de overheid openbaar gemaakt moesten worden, al was het alleen maar om het aantal documenten te verminderen en de duur van de geheimhouding te bekorten. Maar geheime diensten maken geen haast. Ze stellen, niet onterecht, dat declassificatie een kostbaar en tijdrovend proces is, vooral onder de huidige bezuinigingen. Maar bij de moord op Kennedy en de onderzoeken die er op volgden, gaat het om meer. Hier komen ook zaken als aansprakelijkheid, openheid en de noodzaak om de nationale veiligheid te beschermen aan de orde.

Warren Commission

Het middelpunt van alle samenzweringstheorieën én van het debat over wat Amerikanen wel en niet mogen weten, is de Warren Commission en haar rapport. Een jaar na de moord op president Kennedy deden zeven Amerikanen onder leiding van de voorzitter van het Supreme Court, Earl Warren, verslag van hun bevindingen. Het onderzoeksrapport werd in eerste instantie enthousiast ontvangen. Volgens opiniepeilingen geloofde 29 procent van de Amerikaanse bevolking vóór het onderzoek van de Warren Commission dat Oswald op eigen houtje had gehandeld. In 1964 was dat percentage gestegen tot 87 procent. Maar twee jaar later, in 1966, geloofde nog slechts 36 procent van alle Amerikanen dat Oswald alleen verantwoordelijk was voor de moord.

Toen Oliver Stone's JFK op de markt kwam, was het vertrouwen van het publiek in het Warren rapport nog verder gedaald. Zeventig procent meende dat Oswald de moord niet alleen gepleegd had. Anders dan wel werd gesuggereerd, speelde de film dus in op een diepgeworteld wantrouwen en had hij dat niet zelf veroorzaakt.

De ontwikkelingen tussen 1964 en 1992 hebben sterk bijgedragen aan de ondermijning van het Warren Commission Report. Een hele groep moord-onderzoekers dook op en stelde lastige vragen over het onderzoek. Dat versterkte de samenzweringstheorieën. Er verschenen boeken met namen als White Wash, Contract on America, Conspiracy en Rush to Judgment. En de politieke moorden op Robert F. Kennedy, Martin Luther King Jr. en Malcolm X, later in de jaren zestig, maakten nog meer mensen wantrouwend. Onder die omstandigheden zou het rapport sowieso zijn heroverwogen, zelfs als het onderzoek perfect was uitgevoerd. En dat was het natuurlijk niet.

Paranoia

De Warren Commission werkte op het hoogtepunt van de Koude Oorlog en de leden gingen uit van een impliciet publiek vertrouwen. Op vijf verschillende manieren sijpelde dat vertrouwen uiteindelijk weg. Ten eerste had de Warren Commission toegang tot een enorme hoeveelheid informatie waar de Amerikaanse pers en het publiek niet bij kon. Het ging om uiterst geheim en zelfs cryptologisch materiaal van de inlichtingendiensten over Cuba, de Sovjet Unie en andere landen zoals de Volksrepubliek China.

Vanwege de paranoia van de Koude Oorlog en de eis van strikte geheimhouding over bronnen en methodes van informatievergaring, kon de Warren Commission niet met de sterkst mogelijke argumentatie naar buiten komen. Het gevolg was dat de bewijzen die de commissie had gebruikt om te weerleggen dat de Amerikaanse overheid bij de moord was betrokken, alleen door diezelfde overheid gezien kon worden en niet door degenen die de beschuldigingen uitten. De theorieën over de moord wonnen aan legitimiteit juist ómdat er geen bewijsmateriaal was. Het Amerikaanse publiek was cynisch genoeg geworden om alles te geloven wat niet keihard ontkend kon worden.

Ten tweede kreeg de commissie zelf ook niet alles. De CIA, de FBI en de Minister van Justitie Robert F. Kennedy weigerden informatie vrij te geven over mogelijke motieven voor een samenzwering. Drie leden van de Warren Commission, namelijk Richard Russell (een senator), Allen Dulles (ex-hoofd van de CIA) en John J. McCloy (diplomaat), waren uitstekend op de hoogte van nationale veiligheidszaken en van de bronnen en methoden van de inlichtingendiensten. Het slagen van de commissie hing mede af van de capaciteit van de leden om de juiste vragen te stellen. Dat lijkt hen niet gelukt te zijn.

Zo kwam de commissie nooit achter het bestaan van ‘Operatie Mongoose'. Dit was een geheime operatie beraamd door JFK, zijn broer Robert en de CIA om met behulp van de georganiseerde criminaliteit de Cubaanse leider Fidel Castro te vermoorden. Toen dit plan enige jaren later bekend werd, stond de commissie in haar hemd. Van de conclusie dat geen enkele buitenlandse regering voldoende reden had om de president te vermoorden, bleef niets over. De commissie zag er niet alleen stupide uit maar ook verdacht, omdat ze, zo stelden critici, best had kunnen raden dat iets dergelijks aan de hand was.

Derde Wereldoorlog

Een derde reden was dat president Lyndon Johnson slechts één doel voor ogen had met de Warren Commission: de geruchten te controleren dat het zou gaan om een communistische samenzwering. Johnson was bang dat de moord op Kennedy een Derde Wereldoorlog zou veroorzaken. De tijd die Oswald in de Sovjet Unie had doorgebracht en zijn reis naar Mexico City om de Russische ambassade te bezoeken, slechts een paar weken voor de moord, wezen op een dergelijke samenzwering. Bovendien had Oswald connecties met het ‘Fair Play for Cuba Committee', een organisatie die Castro steunde en scherpe kritiek had op Kennedy's Cuba-beleid. Daardoor stond de commissie onder geweldige druk om een antwoord te produceren dat buitenlandse invloed op de moord zou uitsluiten.

Ten vierde was het onvermijdelijk, gezien de ontwikkeling van de forensische analyse in de laatste drie decennia, dat er vragen rezen over de bevindingen van de Warren Commission voor wat betreft het lichaam van de president, het wapen van Oswald, het aantal en de volgorde van de afgevuurde schoten en de bizarre conditie van de zogenoemde _magische kogel' die zich een weg baande door de president en gouverneur Connaly zonder beschadigd te raken. We weten dat de autopsie die op Kennedy werd uitgevoerd technisch en organisatorisch niet deugde. Maar de commissie vertrouwde er op.

Op andere terreinen steunden ook nieuwe methodes de bevindingen van de Warren Commission, al lijkt bijvoorbeeld de volgorde van de schoten die op Dealey Plaza werden afgevuurd, anders te zijn dan die beschreven in het rapport. Maar zelfs in die gevallen was het wantrouwen zo groot dat critici telkens weer fouten ontdekten in plaats van zich te verbazen dat de commissie het bijna goed had.

Een laatste reden voor het verlies aan geloofwaardigheid is dat de 888 bladzijden van het Warren Commission rapport geschreven zijn door juristen. Het werk leest als een pleitnota voor de stelling dat Oswald de moord gepleegd heeft, in plaats van een objectieve analyse van alles wat bij de moord een rol kon spelen. Het rapport leverde een berg feiten op die niets vertelden over Oswalds motivatie en die hem portretteerden als een sullige, disfunctionele ‘loner'. Daarmee zette de commissie de deur open voor de kritiek dat een slappeling als Oswald dit nooit alleen had kunnen doen.

Direct na de publikatie begon het rapport aan geloofwaardigheid te verliezen. Juist de enorme hoeveelheid details die de commissie vrijgaf, leidde tot aanvallen op haar vooronderstellingen en bevindingen. De geheimhouding die verlangd werd over de bronnen verhinderde dat de commissie haar aanvallers van repliek diende. Daardoor werd ze haast vanzelfsprekend aan de inlichtingendiensten gekoppeld en toen die een paar jaar later onder vuur kwamen, smolt ook de geloofwaardigheid weg van de commissie-leden.

Spectaculaire onthullingen

Bij de vier grote onderzoeken die tussen 1964 en 1979 zijn verricht naar de inlichtingendiensten kwam ook de moord op Kennedy weer aan de orde. De meest spectaculaire onthulling was die van plannen om Fidel Castro en andere te vermoorden. De belangrijkste post-Warren onderzoekscommissie was het House Select Committee on Assassinations (HSCA) dat in 1976 concludeerde dat het bestaan van een samenzwering om president Kennedy te vermoorden niet uitgesloten kon worden. Deze bevindingen stonden haaks op die van de Warren Commission, maar de HSCA kon haar werk niet afmaken bij gebrek aan financiële middelen, en ook haar conclusies liggen nu onder vuur. Ze liet een berg informatie achter, bijvoorbeeld over contacten met de georganiseerde misdaad, waar nooit iets mee werd gedaan.

Compleet beeld

Al deze onderzoeken inspireerden Oliver Stone tot het maken van zijn film. Veel Congresleden meenden na het uitkomen van JFK dat de weigering van Washington om geclassificeerd materiaal over de moord openbaar te maken, het wantrouwen in de overheid alleen maar vergrootten. Het Congres nam daarom in 1992 een wet aan, de President John F. Kennedy Assassination Records Collection Act en creëerde een ‘John F. Kennedy Records Review Board'. Dit college heeft uitgebreide bevoegdheden en haar enige taak is om alle gegevens omtrent de Kennedy-moord boven water te halen om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen.

De wet bepaalt dat alle federale instellingen moeten nagaan of ze materiaal bezitten dat betrekking heeft op de moord en deze informatie openbaar moeten maken. Gevoelig geachte informatie wordt geëvalueerd door de Review Board, die zijn afwegingen balanceert tussen openheid voor het publiek en het belang van geheimhouding van de inlichtingendiensten. In 2017 moet alle materiaal openbaar gemaakt zijn, tenzij de president om nauw omschreven redenen dat niet toestaat. Hij moet daarvan dan wel de Board overtuigen.

Het Congres wilde nadrukkelijk dat de Board zoveel mogelijk materiaal en informatie boven water haalt en openbaar maakt. In die zin is het een orgaan dat uniek is in de Amerikaanse geschiedenis, met grotere bevoegdheden dan zelfs onder de Freedom of Information Act zijn gegeven. En alleen bescherming van nog actieve agenten, privé-personen, methoden van inlichtingenvergaring, nationale veiligheid en nauw omschreven andere redenen kunnen de Board weerhouden van publikatie.

Geen smoking guns

Zo'n anderhalf jaar geleden publiceerde de JFK Board de eerste lading documenten. Voor het eerst in de Amerikaanse geschiedenis zei een groep van vijf burgers tegen de federale overheid dat geheim materiaal openbaar gemaakt moest worden. Sindsdien zijn honderdduizenden pagina's ondergebracht in de Kennedy Assassination Collection en de National Archives.

Hoewel de tot op heden gepubliceerde documenten geen ‘smoking guns' bevatten, bieden ze belangrijke nieuwe informatie over de gebeurtenissen voorafgaand aan, en na afloop van die fatale novemberdag in Dallas. Zo bestaat er een top secret FBI document uit 1964 waarin directeur J. Edgar Hoover de topjurist van de Warren Commission vertelt over Fidel Castro's pogingen de gebeurtenissen in Dallas te dupliceren om zich ervan te overtuigen of Lee Harvey Oswald de dader had kunnen zijn. Castro concludeerde dat het niet mogelijk was. Hieruit blijkt hoe goed de Amerikaanse regering op de hoogte was van wat in Cuba gebeurde.

Een ander FBI-document uit 1964 toont hoe diep de Amerikaanse inlichtingendiensten de in de VS werkende KGB hadden gepenetreerd. Volgens de analyse van die KGB was president Lyndon Johnson het brein achter de moord. Ook kwam er een telegram aan het licht van de directeur van de CIA, gedateerd 23 november 1963, met de vraag of er opnames waren van gesprekken in Mexico City tussen Oswald en Russische en Cubaanse functionarissen. Oftewel: ze hadden afluisterapparatuur in de Russische ambassade. Een gerelateerd document roept de vraag op of die banden nu naar Washington zijn opgestuurd of niet.

Op enkele gegevens na is het Lopez-rapport uit 1978, verzameld door een onderzoeker van de HSCA, vrijgegeven. Het geeft uitgebreide informatie over geheime operaties die aan de gang waren ten tijde van de moord op Kennedy.

De Board is ook zo goed als klaar met het doorwerken van het Oswald 201 File van de CIA. Deze documenten vormen het hart van de verzameling van de CIA verzameling die als moord-documentatie was geoormerkt. Ze heeft woord voor woord elk van de verzoeken om uitstel van openbaring bekeken en dat maar in een enkel geval toegestaan. Een gelijksoortig onderzoek deed de Board in de archieven van de FBI. Maar daar heeft men meer de neiging om in beroep te gaan en tot december 1996 had de FBI 43 procedures bij de president liggen.

De Board heeft zich nu gestort op enkele andere terreinen. Zo is er de uitdaging om al het materiaal door te ploegen dat de HSCA heeft achtergelaten. Het belangrijkste hiervan zijn de documenten over de rol de georganiseerde misdaad, een zaak die al die tijd als een schaduw boven de moord op Kennedy is blijven hangen. Daarnaast kijkt de Board naar de zogenaamde Sequestered Collection van de CIA. De collectie heeft deze naam gekregen, omdat de topjurist van de HSCA, G. Robert Blakey, die de ruim 300.000 pagina's voor de Congres commissie had opgevraagd, een deal had gesloten met de CIA. Deze afspraak hield in dat de betreffende documenten in een speciale collectie dertig jaar lang zouden worden bewaard. De verzameling documenten kan bijdragen aan ons begrip van de moord omdat zij informatie bevat over figuren uit de wereld van de misdaad, activiteiten van Cubaanse ballingen, het onderzoek van federale aanklager van New Orleans Jim Garrison en diverse andere zaken.

Van deze laatste documenten hebben sommige betrekking op de moord, sommige duidelijk niet. Maar omdat ze allemaal door de HSCA zijn opgevraagd, behoren ze tot de archieven. Het zal tijd kosten om hier doorheen te gaan. Het zijn ook deze documenten, meer nog dan het Oswald 201 File, waarvan de CIA zo zenuwachtig wordt. Als in oktober 1997 haar opdracht afloopt, moet de Board hier eigenlijk mee klaar zijn.

KGB-hoofdkwartier

De JFK-wet geeft de Board verder de macht archieven te onderzoeken die in handen zijn van buitenlandse overheden. Zo bezocht in november 1996 een delegatie het KGB-hoofdkwartier in Minsk, Wit-Rusland, met het doel documenten te bemachtigen uit de tijd die Oswald daar had doorgebracht. Het KGB surveillance materiaal diende als basis voor Norman Mailer's boek Oswald's Tale waarin de schrijver het karakter en gedrag van Oswald analyseert. De KGB toonde interesse in samenwerking met de Board om de documenten openbaar te maken en de authenticiteit ervan te testen. Samenwerking wordt ook gezocht met vertegenwoordigers van de Cubaanse regering.

De Board is ook nog steeds verwikkeld in een juridisch steekspel met Harry Conink Sr., de openbaar aanklager van New Orleans. Inmiddels heeft ze een aantal documenten ontvangen die betrekking hebben op de zaak die Jim Garrison onderhanden had tegen Clay Slaw – dat was de achtergrond voor de film van Oliver Stone. Andere documenten worden nu bekeken door de federale gerechtshoven van Louisiana.

Tenslotte heeft de Board nieuw fotografisch bewijs en medische getuigenissen toegevoegd aan het archief, en heeft ze, samen met CBS News, niet eerder vertoonde fragmenten van een cameraman op de dag van de moord openbaar gemaakt. Bovendien is de film vrijgegeven die een Kennedy-vertrouweling, Dave Powers, op de reis naar Dallas maakte. Helaas was zijn film op, een paar minuten voor de karavaan Dealey Plaza bereikte.

De nieuwe getuigenissen die de Board onder ede heeft afgenomen van het medische personeel, inclusief een aantal van de doktoren die bij de autopsie van Kennedy aanwezig waren, zullen beschikbaar zijn voor nader onderzoek als het materiaal verwerkt is.

Publiek vertrouwen

De journalist H.L. Mencken grapte eens over Amerika's enorme trek in nietszeggende bogus-onthullingen. Daarin is weinig veranderd. Maar de Review Board is uniek in de Amerikaanse geschiedenis. Nooit tevoren heeft een groep gewone burgers de mogelijkheid gekregen om orde te brengen in de data rondom een grote historische gebeurtenis. De Board heeft niet de opdracht om de moord op Kennedy op te lossen. Zij doet geen moordonderzoek, maar heeft tot taak openheid te garanderen in een tijd waarin dat essentieel is voor het publiek vertrouwen in de overheid. De inlichtingendiensten beroepen zich vaak routinematig op geheimhouding, maar in een democratie kan dat niet zomaar een doel op zich zijn. Uiteindelijk kan zo'n benadering alleen maar schadelijk zijn, zowel voor de diensten als voor de regering die ze moeten dienen.

Amerikanen willen hun overheid kunnen vertrouwen bij het bewaren van geheimen die echt belangrijk zijn. Het probleem is vaak dat de overheid niet in staat is onderscheid te maken tussen vitale en marginale informatie. En dat onvermogen heeft alles te maken met onze behoefte aan een historisch oordeel over de Kennedy-moord en de gerelateerde vraag naar de legitieme rol van inlichtingendiensten in wereld vol gevaren.

 

 

Nog steeds is de moord op president John F. Kennedy in raadselen gehuld. Een reden is de overdreven geheimhouding door de Amerikaanse regering tijdens de Koude Oorlog, waardoor samenzweringstheorieën meer kracht kregen dan ze verdienden. Sinds de film JFK onrust zaaide over de betrouwbaarheid van de overheidsinformatie, is een commissie bezig geweest zich een weg te banen door alle archieven. Een lid van deze commissie vertelt over haar activiteiten.

Kermit L. Hall

Geen gebeurtenis in de Amerikaanse geschiedenis heeft zoveel samenzweringsverhalen opgeleverd als de moord op president John F. Kennedy in 1963. Meer dan vierhonderd boeken zijn er over gepubliceerd, een nieuwsbrief zorgt voor een gestage aanvoer van nieuwe theorieën en een nationale organisatie, de Commission on Political Assassinations, komt jaarlijks bijeen om over de moord te debatteren. Regisseur Oliver Stone blies in zijn film JFK het idee van een samenzwering op tot epische proporties. Volgens de film opereerde Lee Harvey Oswald niet alleen, maar maakte hij deel uit van een samenzwering gesmeed door de georganiseerde misdaad, de CIA, de FBI en andere elementen binnen de Amerikaanse overheid.

Rond de moord op Kennedy blijft ook de vraag hangen hoe we in een democratie de vereiste openheid kunnen hanteren en tegelijkertijd het nodige geheim kunnen houden. Als historicus geloof ik dat de toegang tot geheime documenten van vitaal belang is; als burger ben ik bang dat er van dat vertrouwen misbruik gemaakt zal worden. Zoals een rechter van het Supreme Court ooit zei: ‘de grondwet is geen afspraak tot zelfmoord'.

Miljoenen pagina's

Het geheim houden van informatie is een enorme industrie geworden in Washington. Volgens officiële schattingen classificeerde de regering in 1994 6,3 miljoen documenten als geheim, wat betekent dat slechts een geselecteerd groepje overheidsfunctionarissen die negentien miljoen pagina's informatie kan inzien. Meer dan 32.000 ambtenaren doen niets anders dan bepalen welke informatie geheim moet blijven en op welk niveau. Niemand weet precies hoeveel honderden miljoenen pagina's informatie worden achtergehouden, zelfs de regering niet.

In april 1995 probeerde president Clinton orde te scheppen in de chaos van geheime en half geheime documenten. Hij bepaalde dat de oudste spullen van de overheid openbaar gemaakt moesten worden, al was het alleen maar om het aantal documenten te verminderen en de duur van de geheimhouding te bekorten. Maar geheime diensten maken geen haast. Ze stellen, niet onterecht, dat declassificatie een kostbaar en tijdrovend proces is, vooral onder de huidige bezuinigingen. Maar bij de moord op Kennedy en de onderzoeken die er op volgden, gaat het om meer. Hier komen ook zaken als aansprakelijkheid, openheid en de noodzaak om de nationale veiligheid te beschermen aan de orde.

Warren Commission

Het middelpunt van alle samenzweringstheorieën én van het debat over wat Amerikanen wel en niet mogen weten, is de Warren Commission en haar rapport. Een jaar na de moord op president Kennedy deden zeven Amerikanen onder leiding van de voorzitter van het Supreme Court, Earl Warren, verslag van hun bevindingen. Het onderzoeksrapport werd in eerste instantie enthousiast ontvangen. Volgens opiniepeilingen geloofde 29 procent van de Amerikaanse bevolking vóór het onderzoek van de Warren Commission dat Oswald op eigen houtje had gehandeld. In 1964 was dat percentage gestegen tot 87 procent. Maar twee jaar later, in 1966, geloofde nog slechts 36 procent van alle Amerikanen dat Oswald alleen verantwoordelijk was voor de moord.

Toen Oliver Stone's JFK op de markt kwam, was het vertrouwen van het publiek in het Warren rapport nog verder gedaald. Zeventig procent meende dat Oswald de moord niet alleen gepleegd had. Anders dan wel werd gesuggereerd, speelde de film dus in op een diepgeworteld wantrouwen en had hij dat niet zelf veroorzaakt.

De ontwikkelingen tussen 1964 en 1992 hebben sterk bijgedragen aan de ondermijning van het Warren Commission Report. Een hele groep moord-onderzoekers dook op en stelde lastige vragen over het onderzoek. Dat versterkte de samenzweringstheorieën. Er verschenen boeken met namen als White Wash, Contract on America, Conspiracy en Rush to Judgment. En de politieke moorden op Robert F. Kennedy, Martin Luther King Jr. en Malcolm X, later in de jaren zestig, maakten nog meer mensen wantrouwend. Onder die omstandigheden zou het rapport sowieso zijn heroverwogen, zelfs als het onderzoek perfect was uitgevoerd. En dat was het natuurlijk niet.

Paranoia

De Warren Commission werkte op het hoogtepunt van de Koude Oorlog en de leden gingen uit van een impliciet publiek vertrouwen. Op vijf verschillende manieren sijpelde dat vertrouwen uiteindelijk weg. Ten eerste had de Warren Commission toegang tot een enorme hoeveelheid informatie waar de Amerikaanse pers en het publiek niet bij kon. Het ging om uiterst geheim en zelfs cryptologisch materiaal van de inlichtingendiensten over Cuba, de Sovjet Unie en andere landen zoals de Volksrepubliek China.

Vanwege de paranoia van de Koude Oorlog en de eis van strikte geheimhouding over bronnen en methodes van informatievergaring, kon de Warren Commission niet met de sterkst mogelijke argumentatie naar buiten komen. Het gevolg was dat de bewijzen die de commissie had gebruikt om te weerleggen dat de Amerikaanse overheid bij de moord was betrokken, alleen door diezelfde overheid gezien kon worden en niet door degenen die de beschuldigingen uitten. De theorieën over de moord wonnen aan legitimiteit juist ómdat er geen bewijsmateriaal was. Het Amerikaanse publiek was cynisch genoeg geworden om alles te geloven wat niet keihard ontkend kon worden.

Ten tweede kreeg de commissie zelf ook niet alles. De CIA, de FBI en de Minister van Justitie Robert F. Kennedy weigerden informatie vrij te geven over mogelijke motieven voor een samenzwering. Drie leden van de Warren Commission, namelijk Richard Russell (een senator), Allen Dulles (ex-hoofd van de CIA) en John J. McCloy (diplomaat), waren uitstekend op de hoogte van nationale veiligheidszaken en van de bronnen en methoden van de inlichtingendiensten. Het slagen van de commissie hing mede af van de capaciteit van de leden om de juiste vragen te stellen. Dat lijkt hen niet gelukt te zijn.

Zo kwam de commissie nooit achter het bestaan van ‘Operatie Mongoose'. Dit was een geheime operatie beraamd door JFK, zijn broer Robert en de CIA om met behulp van de georganiseerde criminaliteit de Cubaanse leider Fidel Castro te vermoorden. Toen dit plan enige jaren later bekend werd, stond de commissie in haar hemd. Van de conclusie dat geen enkele buitenlandse regering voldoende reden had om de president te vermoorden, bleef niets over. De commissie zag er niet alleen stupide uit maar ook verdacht, omdat ze, zo stelden critici, best had kunnen raden dat iets dergelijks aan de hand was.

Derde Wereldoorlog

Een derde reden was dat president Lyndon Johnson slechts één doel voor ogen had met de Warren Commission: de geruchten te controleren dat het zou gaan om een communistische samenzwering. Johnson was bang dat de moord op Kennedy een Derde Wereldoorlog zou veroorzaken. De tijd die Oswald in de Sovjet Unie had doorgebracht en zijn reis naar Mexico City om de Russische ambassade te bezoeken, slechts een paar weken voor de moord, wezen op een dergelijke samenzwering. Bovendien had Oswald connecties met het ‘Fair Play for Cuba Committee', een organisatie die Castro steunde en scherpe kritiek had op Kennedy's Cuba-beleid. Daardoor stond de commissie onder geweldige druk om een antwoord te produceren dat buitenlandse invloed op de moord zou uitsluiten.

Ten vierde was het onvermijdelijk, gezien de ontwikkeling van de forensische analyse in de laatste drie decennia, dat er vragen rezen over de bevindingen van de Warren Commission voor wat betreft het lichaam van de president, het wapen van Oswald, het aantal en de volgorde van de afgevuurde schoten en de bizarre conditie van de zogenoemde _magische kogel' die zich een weg baande door de president en gouverneur Connaly zonder beschadigd te raken. We weten dat de autopsie die op Kennedy werd uitgevoerd technisch en organisatorisch niet deugde. Maar de commissie vertrouwde er op.

Op andere terreinen steunden ook nieuwe methodes de bevindingen van de Warren Commission, al lijkt bijvoorbeeld de volgorde van de schoten die op Dealey Plaza werden afgevuurd, anders te zijn dan die beschreven in het rapport. Maar zelfs in die gevallen was het wantrouwen zo groot dat critici telkens weer fouten ontdekten in plaats van zich te verbazen dat de commissie het bijna goed had.

Een laatste reden voor het verlies aan geloofwaardigheid is dat de 888 bladzijden van het Warren Commission rapport geschreven zijn door juristen. Het werk leest als een pleitnota voor de stelling dat Oswald de moord gepleegd heeft, in plaats van een objectieve analyse van alles wat bij de moord een rol kon spelen. Het rapport leverde een berg feiten op die niets vertelden over Oswalds motivatie en die hem portretteerden als een sullige, disfunctionele ‘loner'. Daarmee zette de commissie de deur open voor de kritiek dat een slappeling als Oswald dit nooit alleen had kunnen doen.

Direct na de publikatie begon het rapport aan geloofwaardigheid te verliezen. Juist de enorme hoeveelheid details die de commissie vrijgaf, leidde tot aanvallen op haar vooronderstellingen en bevindingen. De geheimhouding die verlangd werd over de bronnen verhinderde dat de commissie haar aanvallers van repliek diende. Daardoor werd ze haast vanzelfsprekend aan de inlichtingendiensten gekoppeld en toen die een paar jaar later onder vuur kwamen, smolt ook de geloofwaardigheid weg van de commissie-leden.

Spectaculaire onthullingen

Bij de vier grote onderzoeken die tussen 1964 en 1979 zijn verricht naar de inlichtingendiensten kwam ook de moord op Kennedy weer aan de orde. De meest spectaculaire onthulling was die van plannen om Fidel Castro en andere te vermoorden. De belangrijkste post-Warren onderzoekscommissie was het House Select Committee on Assassinations (HSCA) dat in 1976 concludeerde dat het bestaan van een samenzwering om president Kennedy te vermoorden niet uitgesloten kon worden. Deze bevindingen stonden haaks op die van de Warren Commission, maar de HSCA kon haar werk niet afmaken bij gebrek aan financiële middelen, en ook haar conclusies liggen nu onder vuur. Ze liet een berg informatie achter, bijvoorbeeld over contacten met de georganiseerde misdaad, waar nooit iets mee werd gedaan.

Compleet beeld

Al deze onderzoeken inspireerden Oliver Stone tot het maken van zijn film. Veel Congresleden meenden na het uitkomen van JFK dat de weigering van Washington om geclassificeerd materiaal over de moord openbaar te maken, het wantrouwen in de overheid alleen maar vergrootten. Het Congres nam daarom in 1992 een wet aan, de President John F. Kennedy Assassination Records Collection Act en creëerde een ‘John F. Kennedy Records Review Board'. Dit college heeft uitgebreide bevoegdheden en haar enige taak is om alle gegevens omtrent de Kennedy-moord boven water te halen om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen.

De wet bepaalt dat alle federale instellingen moeten nagaan of ze materiaal bezitten dat betrekking heeft op de moord en deze informatie openbaar moeten maken. Gevoelig geachte informatie wordt geëvalueerd door de Review Board, die zijn afwegingen balanceert tussen openheid voor het publiek en het belang van geheimhouding van de inlichtingendiensten. In 2017 moet alle materiaal openbaar gemaakt zijn, tenzij de president om nauw omschreven redenen dat niet toestaat. Hij moet daarvan dan wel de Board overtuigen.

Het Congres wilde nadrukkelijk dat de Board zoveel mogelijk materiaal en informatie boven water haalt en openbaar maakt. In die zin is het een orgaan dat uniek is in de Amerikaanse geschiedenis, met grotere bevoegdheden dan zelfs onder de Freedom of Information Act zijn gegeven. En alleen bescherming van nog actieve agenten, privé-personen, methoden van inlichtingenvergaring, nationale veiligheid en nauw omschreven andere redenen kunnen de Board weerhouden van publikatie.

Geen smoking guns

Zo'n anderhalf jaar geleden publiceerde de JFK Board de eerste lading documenten. Voor het eerst in de Amerikaanse geschiedenis zei een groep van vijf burgers tegen de federale overheid dat geheim materiaal openbaar gemaakt moest worden. Sindsdien zijn honderdduizenden pagina's ondergebracht in de Kennedy Assassination Collection en de National Archives.

Hoewel de tot op heden gepubliceerde documenten geen ‘smoking guns' bevatten, bieden ze belangrijke nieuwe informatie over de gebeurtenissen voorafgaand aan, en na afloop van die fatale novemberdag in Dallas. Zo bestaat er een top secret FBI document uit 1964 waarin directeur J. Edgar Hoover de topjurist van de Warren Commission vertelt over Fidel Castro's pogingen de gebeurtenissen in Dallas te dupliceren om zich ervan te overtuigen of Lee Harvey Oswald de dader had kunnen zijn. Castro concludeerde dat het niet mogelijk was. Hieruit blijkt hoe goed de Amerikaanse regering op de hoogte was van wat in Cuba gebeurde.

Een ander FBI-document uit 1964 toont hoe diep de Amerikaanse inlichtingendiensten de in de VS werkende KGB hadden gepenetreerd. Volgens de analyse van die KGB was president Lyndon Johnson het brein achter de moord. Ook kwam er een telegram aan het licht van de directeur van de CIA, gedateerd 23 november 1963, met de vraag of er opnames waren van gesprekken in Mexico City tussen Oswald en Russische en Cubaanse functionarissen. Oftewel: ze hadden afluisterapparatuur in de Russische ambassade. Een gerelateerd document roept de vraag op of die banden nu naar Washington zijn opgestuurd of niet.

Op enkele gegevens na is het Lopez-rapport uit 1978, verzameld door een onderzoeker van de HSCA, vrijgegeven. Het geeft uitgebreide informatie over geheime operaties die aan de gang waren ten tijde van de moord op Kennedy.

De Board is ook zo goed als klaar met het doorwerken van het Oswald 201 File van de CIA. Deze documenten vormen het hart van de verzameling van de CIA verzameling die als moord-documentatie was geoormerkt. Ze heeft woord voor woord elk van de verzoeken om uitstel van openbaring bekeken en dat maar in een enkel geval toegestaan. Een gelijksoortig onderzoek deed de Board in de archieven van de FBI. Maar daar heeft men meer de neiging om in beroep te gaan en tot december 1996 had de FBI 43 procedures bij de president liggen.

De Board heeft zich nu gestort op enkele andere terreinen. Zo is er de uitdaging om al het materiaal door te ploegen dat de HSCA heeft achtergelaten. Het belangrijkste hiervan zijn de documenten over de rol de georganiseerde misdaad, een zaak die al die tijd als een schaduw boven de moord op Kennedy is blijven hangen. Daarnaast kijkt de Board naar de zogenaamde Sequestered Collection van de CIA. De collectie heeft deze naam gekregen, omdat de topjurist van de HSCA, G. Robert Blakey, die de ruim 300.000 pagina's voor de Congres commissie had opgevraagd, een deal had gesloten met de CIA. Deze afspraak hield in dat de betreffende documenten in een speciale collectie dertig jaar lang zouden worden bewaard. De verzameling documenten kan bijdragen aan ons begrip van de moord omdat zij informatie bevat over figuren uit de wereld van de misdaad, activiteiten van Cubaanse ballingen, het onderzoek van federale aanklager van New Orleans Jim Garrison en diverse andere zaken.

Van deze laatste documenten hebben sommige betrekking op de moord, sommige duidelijk niet. Maar omdat ze allemaal door de HSCA zijn opgevraagd, behoren ze tot de archieven. Het zal tijd kosten om hier doorheen te gaan. Het zijn ook deze documenten, meer nog dan het Oswald 201 File, waarvan de CIA zo zenuwachtig wordt. Als in oktober 1997 haar opdracht afloopt, moet de Board hier eigenlijk mee klaar zijn.

KGB-hoofdkwartier

De JFK-wet geeft de Board verder de macht archieven te onderzoeken die in handen zijn van buitenlandse overheden. Zo bezocht in november 1996 een delegatie het KGB-hoofdkwartier in Minsk, Wit-Rusland, met het doel documenten te bemachtigen uit de tijd die Oswald daar had doorgebracht. Het KGB surveillance materiaal diende als basis voor Norman Mailer's boek Oswald's Tale waarin de schrijver het karakter en gedrag van Oswald analyseert. De KGB toonde interesse in samenwerking met de Board om de documenten openbaar te maken en de authenticiteit ervan te testen. Samenwerking wordt ook gezocht met vertegenwoordigers van de Cubaanse regering.

De Board is ook nog steeds verwikkeld in een juridisch steekspel met Harry Conink Sr., de openbaar aanklager van New Orleans. Inmiddels heeft ze een aantal documenten ontvangen die betrekking hebben op de zaak die Jim Garrison onderhanden had tegen Clay Slaw – dat was de achtergrond voor de film van Oliver Stone. Andere documenten worden nu bekeken door de federale gerechtshoven van Louisiana.

Tenslotte heeft de Board nieuw fotografisch bewijs en medische getuigenissen toegevoegd aan het archief, en heeft ze, samen met CBS News, niet eerder vertoonde fragmenten van een cameraman op de dag van de moord openbaar gemaakt. Bovendien is de film vrijgegeven die een Kennedy-vertrouweling, Dave Powers, op de reis naar Dallas maakte. Helaas was zijn film op, een paar minuten voor de karavaan Dealey Plaza bereikte.

De nieuwe getuigenissen die de Board onder ede heeft afgenomen van het medische personeel, inclusief een aantal van de doktoren die bij de autopsie van Kennedy aanwezig waren, zullen beschikbaar zijn voor nader onderzoek als het materiaal verwerkt is.

Publiek vertrouwen

De journalist H.L. Mencken grapte eens over Amerika's enorme trek in nietszeggende bogus-onthullingen. Daarin is weinig veranderd. Maar de Review Board is uniek in de Amerikaanse geschiedenis. Nooit tevoren heeft een groep gewone burgers de mogelijkheid gekregen om orde te brengen in de data rondom een grote historische gebeurtenis. De Board heeft niet de opdracht om de moord op Kennedy op te lossen. Zij doet geen moordonderzoek, maar heeft tot taak openheid te garanderen in een tijd waarin dat essentieel is voor het publiek vertrouwen in de overheid. De inlichtingendiensten beroepen zich vaak routinematig op geheimhouding, maar in een democratie kan dat niet zomaar een doel op zich zijn. Uiteindelijk kan zo'n benadering alleen maar schadelijk zijn, zowel voor de diensten als voor de regering die ze moeten dienen.

Amerikanen willen hun overheid kunnen vertrouwen bij het bewaren van geheimen die echt belangrijk zijn. Het probleem is vaak dat de overheid niet in staat is onderscheid te maken tussen vitale en marginale informatie. En dat onvermogen heeft alles te maken met onze behoefte aan een historisch oordeel over de Kennedy-moord en de gerelateerde vraag naar de legitieme rol van inlichtingendiensten in wereld vol gevaren.